“Ik wil iets zeggen over ‘nieuwe durf’ om het over geloof te hebben. En om mensen te helpen het te ervaren. Want dat is wat ik in ieder geval hoop te doen, de komende jaren: mensen helpen om niet alleen over geloof na te denken, maar om geloof te beleven, erin en ermee te leven, er stem en body aan te geven. Het te belichamen en te beoefenen.

Ik geloof vast, ik weet bijna zeker dat dat heel erg nodig is. Wat niet betekent dat ik precies weet hoe dat moet. Wel weet ik dat gelovig leven betekent: bereid zijn om geraakt te worden, te veranderen, bekeerd te worden, juist op plaatsen en momenten dat je het niet zo verwacht.

Eigenlijk geloof ik niets… is een historisch gezien unieke zin. Het verdwijnen van geloof in ons deel van de wereld is ongehoord. Toch is de ontkerkelijking ook logisch: een reactie op een periode met rigide en alomtegenwoordige kerkelijke systemen. Er was vernieuwing en bevrijding nodig, want het oude was niet houdbaar. De Dominicus komt daaruit voort – en ik vind het een godswonder dat het nog steeds bestaat en vitaliteit uitstraalt.

Eigenlijk zou de kerk altijd aan het hervormen moeten zijn. Ecclesia semper reformanda, leerde ik ooit. Als het goed is wordt wat er is gekoesterd en bekritiseerd en vernieuwd, zo ontstaat traditie. Er is een constructie, er volgt deconstructie, en dan komt er reconstructie. En zo gaat dat dan door.

Dit gaat meestal met weerstand gepaard. Met de beste bedoelingen zijn sommige mensen enorm gehecht aan de constructie. Het is alsof hun identiteit ervan afhangt. Ze focussen zich op het behoud van de constructie, zelfs al dient die haar doel niet meer in deze sterk veranderde wereld. De constructie wordt dan doel op zich.

Anderen zijn juist helemaal van de deconstructie. Met de beste bedoelingen zijn en blijven zij kritisch tot ze erbij neervallen. Alsof hun leven ervan afhangt. Al hun aandacht gaat naar wat er fout is, naar het fileren van wat er – als je op deze manier kijkt – altijd uitziet als een probleem dat er niet zou moeten zijn.

Allebei deze posities bestaan ook buiten de kerken. Veel polarisatie komt hierop neer: een ongezond vermeend debat tussen mensen die hun identiteiten staan te verdedigen. Zo groeit er niets nieuws, of alleen met heel veel pijn en moeite. Als u nu aan politiek Den Haag moet denken, dan kan ik daar wel in komen.

Maar wie werkt er aan reconstructie? Wie bouwt er op? Wie zegt er ja in plaats van nee? Alleen maar behouden of alleen maar kritisch zijn: daarmee red je het niet. Als individu niet, als gemeenschap niet, als samenleving niet. Toegespitst: wij redden het niet als we alleen onze erfenis koesteren óf als we alleen invoelend luisteren naar mensen die zeggen dat ze eigenlijk niets geloven, alsof dat normaal is.

‘Maar geloof jij dan ook?’, dat vragen mensen me nogal eens, als ik vertel wat ik doe. Vaak zeg ik dan: ‘Ja. Heel erg. Echt heel erg. Het wordt ook steeds erger.’ Als ze happen, dan vraag ik welke vooroordelen er zijn aangeraakt.

Als je in Nederland zegt dat je gelooft, gaat het gesprek altijd meteen over wat je dan gelooft, over je opvattingen. Over dogma’s en moraal. Je zou bijna denken dat geloven hetzelfde is als het hebben van overtuigingen. Soms komen mensen dan tot obligate uitspraken als dat ze ‘wel geloven dat er iets is’. Maar wat doet dat ertoe? Wat heeft dat te maken met hoe je liefhebt, contact maakt, luistert, deelt, werkt, opvoedt, bijdraagt aan het geheel?

Volgens mij gaat geloof allereerst over hoe je naar het leven kijkt. Of je in een betekenisloos universum rondloopt waar jij zin aan moet geven, of dat je gelooft dat er ergens al iets goeds aan de gang is, waar je aan mee kunt doen. Daarna pas komt het zoeken naar woorden, het delen van verhalen, het stellen van gebaren, het formuleren van opvattingen.

Ik verzin dit niet zelf. In de evangelies gebeurt het een aantal keren dat Jezus iemand geneest en zegt: ‘Ga, je geloof heeft je gered’. Hij heeft dan nooit eerst een leerstellig onderzoek gehouden. Vaak zegt hij het juist tegen niet-joden of tegen mensen met een bedenkelijke levenswandel. ‘Je geloof heeft je gered’ slaat nooit op braafheid en altijd op een houding van durf, waarbij iemand zich openstelt, zich toevertrouwt, zich laat aanraken. Dan is genezing en redding mogelijk.

Zelf ging ik ooit theologie studeren als een gelovige jongen, want kerk en geloof hadden iets waardoor ik in vuur en vlam kwam te staan. Maar tijdens de studie theologie in Nijmegen, dat pretendeerde een wetenschappelijke opleiding te zijn, leerde ik dat af. Althans, het werd niet ontwikkeld. Ik leerde van alles over leer en moraal en ik leerde kritisch denken, maar ik leerde niet geloven.

En dus leerde ik ook niet reconstrueren. Terwijl onze tijd, waarin zo verschrikkelijk veel verandert en op het spel staat, zo ongelofelijk veel behoefte heeft aan mensen die niet alleen nadenken en kritisch zijn, maar die ook mee gaan werken aan Gods rijk, om het klassiek te zeggen.

Ik herinner me dat ik, jaren geleden, met mijn oudste zoon op de arm naar de klokken van de kerk stond te luisteren. Ik voelde in mijzelf het verlangen om daarheen te gaan. Die ruimte in. En ik realiseerde me: ik kan de rest van mijn leven voor de deur blijven staan twijfelen, me afvragen of ik wel geloof, of ik kan naar binnen gaan en zien wat er gebeurt.

Ik besloot naar binnen te gaan, de ruimte van geloof in. Een paar jaar later ging ik voor het eerst voor en preekte ik. Ik ervoer daar bestemming in. Weer een aantal jaren later mocht ik voor het eerst hier in de Dominicus spreken. Het was alsof ik als speler van een kleine club opeens mocht invallen in het eerste van Ajax. En nu mag ik in de basis spelen. En ik ga nog ondervinden of een pastor hier aanvoerder is, of spits, of laatste man… Of alles tegelijk. En ook of ik als geboren Rotterdammer wel in Ajax kan…

In mijn ontwikkeling is het van betekenis geweest dat ik ging studeren op andere manieren dan die van het intellect alleen: via groepswerk, lichaamswerk, opstellingen, therapie, meditatie. Zo leerde ik een dieper weten kennen dan ik op de universiteit leerde. Nee, ik kende dat weten natuurlijk al, jullie kennen dat ook. Ik leerde dat diepere weten verkennen en vertrouwen. Stapje voor stapje.

Geloof heeft te maken met dit diepere weten, dat ook altijd te maken heeft met vertrouwen en toevertrouwen. Geloven heeft daarbij altijd iets onzekers. Met zelf de eerste stap zetten: ongeveer die kant op. Zoals Jezus zelf eerst het water van de Jordaan instapte, voordat de stem van God klonk.

Dat toevertrouwen – daar zit voor mij het genie in van het christelijk geloof – dat toevertrouwen doe je niet alleen aan wat mooi en goed en licht is, maar ook aan wat schuurt en pijn doet en niet te begrijpen is.

Geloof gaat over een vreugde die zo groot is, dat ze het verdriet insluit. Over vrede die zo diep is, dat ze strijd relativeert. Over het leven zo vertrouwen dat je zelfs durft dood te gaan, zoals Jezus deed. En we gaan in ons leven vaak dood: als we vastlopen, wanhopen, iemand verliezen, een relatie verbreken, ziek worden, oud worden.

Waar heeft dan reconstructie mee te maken? Volgens mij met het proeven en delen en beoefenen van deze eindeloze liefde voor het leven. In metaforen en gebaren, in poëzie en muziek, in onze omgang met onszelf, elkaar en de wereld om ons heen.

Wij gooien als cultuur, zo is mijn stellige overtuiging, met het badwater van de kerk het kind van de wijsheid weg. We verzuimen werk te maken van dat diepere weten, misschien wel omdat we gefascineerd waren door de ongelofelijke rijkdom van het wetenschappelijke en technologische weten. Maar daardoor hebben we de verhalen en gebaren van de wijsheidstraditie in onze cultuur niet leren verstaan als een manier om ons het mysterie van dit bestaan te helpen beleven en doorleven en doorgeven.

WhatsApp Image 2021-10-16 at 09.17.49

Dat maakt onze cultuur ook arm. En het maakt dat onze zielen vaak in het donker zitten. Want dit is echt een gekke tijd. We leven in de rijkste en veiligste en gezondste samenleving ooit. Tegelijk zijn er miljoenen mensen angstig, eenzaam, burn out, verslaafd aan ongezond eten, drugs of antidepressiva. De polarisatie, het vastlopen van democratie, de groeiende kloof tussen rijk en arm, de vernietiging van andere soorten en onze hele leefwereld – al deze gigantische problemen hebben óók existentiële kanten.

In mijn ogen is een kerk en een kerkgemeenschap er om onszelf publiekelijk en uitnodigend te oefenen in anders kijken, met liefde voor het leven en de traditie, kritisch én opbouwend.

De mens die we volgen, Jezus die we Christus noemen, hield van zijn joodse traditie en was er kritisch op. En hij belichaamde een alternatief, door mensen aan te raken en aan te spreken. Niet om ze te corrigeren, maar om ze te helen en aan te moedigen. Niet met complexe theologie, maar met aansprekende beelden: ‘Ga met me mee’, ‘Een man had twee zonen’, ‘Zalig wie kwetsbaar durft te zijn’, ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’, ‘Kijk naar de vogels en de bloemen’, ‘Merk op dat ik jullie voeten was’, ‘Deel jezelf als brood en wijn’. ‘Kijk hoe ik sterf’.

Als ik zeg dat ik geloof, dan zeg ik dat ik in deze traditie sta en mezelf op mijn manier aan het leven wil toevertrouwen. Omdat ik niet zeker weet, maar wel hoop dat er al iets goeds aan het werk is, waar ik aan mee kan doen, en dat me tegemoet komt als ik ga.

Ik denk dat er een enorme behoefte is aan een plek waar wordt uitgedrukt wat mensen al aanvoelen: dat het leven niet van jou is, maar dat jij van het leven bent. Dat je niet alleen op een beheersmatige, plannende en analytische manier je weg kunt zoeken, maar ook vragend, luisterend, ontvangend. En dat we elkaar daarin kunnen uitnodigen en spiegelen en bijstaan. Harder gezegd: ik denk dat het nodig is dat we bevrijd raken van de illusie dat ‘ik’ het centrum van de wereld ben.

Ik denk dat er een enorme behoefte is aan het ontwikkelen van wat ik het ‘diepere weten’ noemde. We leren de wereld kennen niet alleen via ons goed getrainde brein, maar ook via de lagen van ons lijf, onze emoties, onze verbeelding en onze verbinding met anderen. De christelijke traditie is voor velen onverstaanbaar geworden, maar als ik tegen mensen zeg dat zelfs de opgestane Christus nog verwondingen had, zoals ook wij na falen en verlies weer opstaan en onze littekens blijven voelen, dan snappen ze dat. Als je mensen zegt dat ze hun niet-weten bij zich kunnen dragen in hun hart, zoals Maria deed, dan snappen ze dat. Als je mensen zegt dat hun levensvraag geen probleem is om op te lossen, maar heilige grond, waar je je schoenen uit kunt doen om met eerbied en humor te luisteren naar wat het leven met je wil, dan lucht dat op.

Ik denk dat het, met de klimaatcrisis in ontwikkeling, van existentieel belang is dat we niet meer zeggen dat God een God van mensen is. God is schepper van hemel en aarde, hij of zij sloot een verbond met de hele Schepping, dus ook met de planten, de dieren, de insecten, de schimmels en aaltjes die de grond gezond maken, de bacteriën in je darmen die jouw eten omzetten in energie: het is allemaal deel van Gods grote leven, dat wij kunnen dienen.

Ik denk dat we moeten leren om niet alleen over geloof te lezen of denken, maar om zelf ons geloof uit te drukken, in woord en gebaar. Ik droom van manieren om kleine Dominicus-gemeenschappen in den lande te helpen maken: vier of vijf mensen, een paar keer per jaar, elke keer met een nieuwe gast erbij, die samenkomen om te praten, stil te zijn, te bidden, brood en wijn te delen, elkaar te zegenen.”

Arjan-Broers1

Arjan Broers

Theoloog

Arjan Broers (1969) is journalist, schrijver, programmamaker en prediker. Hij studeerde theologie aan de toenmalige Katholieke Universiteit …
Profiel-pagina
Al 3 reacties — praat mee.