Karlijn, wat is jouw achtergrond en waarom houd je je bezig met de verdediging van bahá’ís in Iran?
“Mijn achtergrond ligt in het internationaal strafrecht. Als advocaat heb ik mij jarenlang ingezet voor verdachten voor internationale tribunalen, van Sierra Leone en Cambodja tot het Internationale Strafhof hier in Den Haag. Rechtvaardigheid is een heel belangrijk concept, rechtvaardigheid vormt een essentieel element om vrede te kunnen vormen. In die zin zijn voor mij de internationale tribunalen een enorm belangrijke ontwikkeling waarmee stappen worden gezet om in de toekomst een rechtvaardiger samenleving te kunnen vormen.

In datzelfde licht, en voor mij nog veel dichter bij huis, zet ik mij nu volledig in voor de verdediging van de bahá’ís in Iran. Als bahá’í trek ik mij het lot van mijn geloofsgenoten in Iran erg aan, waar zij sinds de Islamitische Revolutie in alle hevigheid worden vervolgd. Tegenwoordig is er geen enkele bahá’í meer in Iran die niet geraakt wordt door deze vervolgingen. Er is geen twijfel dat het doel van de Iraanse overheid is om de bahá’í-gemeenschap als een levensvatbare entiteit in Iran te vernietigen. Zo worden de bahá’ís uit de publieke sfeer geweerd en wordt voorkomen dat zij hun overtuigingen uiten; ze worden economisch verarmd; hun intellectuele vooruitgang wordt geblokkeerd; sporen van hun geschiedenis en cultuur worden uitgewist; en er wordt desinformatie over hen verspreid en het publiek wordt aangezet om een omgeving van haat tegen hen te creëren.”
Björn, waar komt jouw interesse in het onteigeningsrecht vandaan?
“Deze interesse ontwikkelde zich uit mijn belangstelling voor landrechten en sociale rechten in Zuid-Afrika. Toen ik 19 jaar was, ging ik als vrijwilliger in Kaapstad werken in een thuis voor niet-blanke scholieren die in de townships rond Kaapstad opgegroeid en door rampzalige armoede benadeeld zijn. De ongelijke verdeling van rechten op grond en andere goederen is één van de redenen voor de onrechtvaardigheid waaronder de niet-blanke meerderheid in Zuid-Afrika lijdt. Deze ongelijke verdeling wordt in stand gehouden door het recht – dit is voor een jurist een erg pijnlijke constatering. Daarom ging ik gedurende mijn studie rechten onderzoek doen in Stellenbosch naar de landrechten van traditionele gemeenschappen in Zuid-Afrika en hoe deze rechten veiliggesteld kunnen worden.
Vanaf dat punt was het nog maar een kleine stap naar het onteigeningsrecht, waarover in Zuid-Afrika controversieel gediscussieerd wordt. Het fascinerende is dat het tegelijk zegen en vloek is: het kan worden gebruikt om infrastructuur aan te leggen en grond te geven aan benadeelde mensen, maar het gevolg van onteigening is ook dat je mensen hun eigendom afpakt en zij genoegen moeten nemen met compensatie in geld. Als deze mensen een klein huis of bedrijf met veel moeite hebben opgebouwd, dan voelt dit niet altijd even rechtvaardig. De uitdaging is, en daar gaat mijn onderzoek over, om tussen deze belangen een rechtvaardige balans te vinden.”
Bij onteigening denken veel mensen aan grond die een overheid nodig heeft voor bijvoorbeeld een snelweg en daar de eigenaar goed voor compenseert. Maar kan het ook om het onteigenen van roerende goederen gaan? En zitten er verschillen in het recht bij het onteigenen van goederen en gronden, Björn?
“De nadruk ligt in de meeste landen inderdaad op grond. Dit komt doordat grond schaars is. Grond kan in de regel niet geproduceerd worden; Nederland is met de inpolderingen maar een kleine uitzondering op de regel. Andere goederen kun je meestal gewoon produceren en dan is er geen noodzaak om te onteigenen. Is deze noodzaak er wél, dan wordt in de meeste landen een nieuwe wet gemaakt of een bestaande wet gebruikt en is een onteigening van andere goederen gewoon mogelijk. In Nederland kun je op grond van de Onteigeningswet bijvoorbeeld ook een octrooirecht onteigenen. Je ziet dan ook weinig verschillen tussen de voorwaarden voor een onteigening van verschillende goederen: er moet sprake zijn van een algemeen belang dat de onteigening noodzakelijk maakt, er moet een procedure worden gevolgd waarin de eigenaar zijn mening moet kunnen uiten en er moet ‘schadeloosstelling’, compensatie, worden betaald.”

Is het onteigeningsrecht wereldwijd vergelijkbaar of zijn er grote verschillen tussen landen en/of delen van de wereld?
Björn: “De meeste landen beschermen eigendom voor onteigening in hun grondwet. De grondwet bepaalt dan meestal dat eigendom slechts in het algemeen belang mag worden onteigend en dat de marktwaarde als compensatie moet worden betaald. In sommige landen moet een uitgebreide procedure worden gevolgd met impact assessments, informatievoorzieningen en inspraakrechten en toetst de rechter dan ook nog streng op noodzakelijkheid en evenredigheid. Als de onteigening aan deze voorwaarden voldoet, dan worden de mensen in deze landen daadwerkelijk in staat gesteld om met de compensatie ergens anders een nieuw leven te beginnen.
De wetten van de meeste landen in zowel de Global North als de Global South bevatten deze extra eisen echter niet. Dit hebben wij in Groningen aangetoond door onder andere de studie van Nicholas Tagliarino over onteigening in vijftig landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. De praktijk blijkt dan overigens nog weerbarstiger dan de wet in de boeken – vaak worden procedures waargenomen als te omslachtig en worden de rechten van de eigenaars gedeeltelijk of helemaal genegeerd om een overheidsproject te kunnen uitvoeren.”
Karlijn, waarom is er op 26 februari een webinar over de onteigeningen door de Iraanse overheid van bahá’ís in Ivel in Iran?
“In Iran worden de bahá’ís al vervolgd sinds het ontstaan van het Bahá’í-geloof een kleine tweehonderd jaar geleden; volgens een recent EU-rapport is het de meest vervolgde religieuze minderheid in Iran. Ivel is een dorpje in het noorden van het land, waar de autoriteiten en de geestelijken de bevolking hebben opgezet tegen de bahá’ís die er al generaties lang woonden. Al snel na het ontstaan van het Bahá’í-geloof was de helft van de bevolking van Ivel bahá’í en hebben zij zich ingezet voor de sociale, economische en culturele ontwikkeling van Ivel. Ze hebben ook een school opgericht waar kinderen van alle religies welkom waren. Net als in de rest van het land werden de vervolgingen na de Islamitische Revolutie ook in Ivel geïntensiveerd en in 1983 werden de bahá’ís uit het dorp weggejaagd. In 2010 werden zo’n vijftig huizen van bahá’ís in het dorp met de grond gelijkgemaakt. Het merendeel van het land van de bahá’ís is inmiddels onteigend door de autoriteiten.
Al sinds 1983 hebben de bahá’ís in Ivel geprobeerd zich op hun rechten te beroepen bij alle overheidsinstanties, de leider van het parlement, het juridische systeem, etc. Soms krijgen ze gelijk, maar ondanks dat wordt aan deze positieve uitspraken nooit gevolg gegeven omdat de lokale autoriteiten dit weigeren uit te voeren.

Op 1 augustus 2020 heeft de hoogste rechtbank uitspraak gedaan waarbij de uitspraak van de provinciale rechtbank werd geaccordeerd en de eigendom van de bahá’ís van de stukken land in Ivel illegaal is. De rechters baseren zich hierbij op artikel 49 van de Iraanse Grondwet, dat de regering in staat stelt om in dit geval ‘onwettige rijkdom’ te confisqueren, en de reden is dat de eigenaren bahá’ís waren. De advocaten hebben in deze procedure niet de kans gekregen om de dossiers in te zien om zo zelf stukken in te kunnen brengen. De uitspraak gaf voorts aan dat de stukken land verkocht mogen worden. De zaak is nu gesloten, inclusief de klacht van de bahá’ís die over de reeds eerder vernielde huizen ging.
De bahá’ís uit Ivel zijn alleen vanwege hun religieuze overtuiging ontheemd. Tot de recentelijk geconfisqueerde eigendommen behoren huizen en landbouwgrond, waardoor deze gezinnen geen plek hebben om te wonen en in hun levensonderhoud te voorzien. De uitspraak heeft dus niet alleen tot gevolg dat de eigendommen worden ontnomen, maar ook dat zij niet meer in hun dorp kunnen wonen.”

Björn, hoe analyseer jij de onteigeningspraktijken van de Iraanse overheid ten aanzien van de (bahá’í-) bevolking in het dorp Ivel in Iran?
“De Iraanse rechter presenteert deze onteigeningspraktijken niet als onteigening, maar als een soort verbeuring. De bahá’í’s in Ivel hebben volgens de rechter geen legitieme eigendom en verdienen om die reden niet de bescherming van eigendom die ook de Iraanse grondwet biedt. Daarom konden hun de grond en de andere gronden formeel rechtmatig worden afgepakt. Verbeuring is op zich niets wat raar is – je verbeurt bijvoorbeeld de eigendom van gevaarlijke goederen als je anders een gevaar zou zijn voor de samenleving. Maar in Iran is de reden voor de verbeuring uitsluitend de religie van de bahá’ís – hier is verbeuring helemaal niet voor bedoeld. Zo’n verbeuring is in ieder geval in strijd met de internationale mensenrechten. Kijk naar de artikelen 2 en 17 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens: je eigendom mag je niet willekeurig worden ontnomen en een onderscheid op grond van religie is hierbij verboden.”
“Als je de onteigeningspraktijken in Ivel als onteigening ziet en naar de internationale standaards voor onteigeningen kijkt, bijvoorbeeld de Voluntary Guidelines for the Responsible Governance of Tenure, dan wordt nog duidelijker dat Iran belangrijke, globaal gedeelde normen schendt. De onteigening moet in het algemeen belang gebeuren – hoe kan de vervolging van een religieuze minderheid in het algemeen belang zijn? Procedurele standaards zijn niet in acht genomen: de bahá’ís zijn niet geïnformeerd en konden zich niet uitlaten over de onteigeningen. En een niet minder groot vergrijp is dat geen compensatie is betaald.”
Waarom is het zo belangrijk Karlijn, om deze onteigeningen onder de aandacht te brengen?
Karlijn: “De onteigeningen in Ivel zijn helaas slechts één van de voorbeelden van wat de bahá’ís in Iran aan vervolgingen ondergaan. Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap zich het lot van de bahá’ís in Iran aantrekt, en druk uitoefent op de Iraanse autoriteiten om te erkennen dat de rechten van de bahá’ís gerespecteerd dienen te worden, net als die van hun landgenoten.
Dit webinar vormt deel van een campagne om aandacht te genereren voor deze situatie om zodoende ervoor te zorgen dat druk wordt uitgeoefend op de Iraanse autoriteiten en uiteindelijk dat de eigendommen teruggegeven worden.”
Björn, tot slot, hoe kunnen NGO’s en overheden een rol spelen bij onteigeningen van gronden en goederen van de bahá’ís in dit geval in het plaatsje Ivel in Iran?
“Iran is een soevereine staat. Het is voor het internationale recht – dat hier zonder meer geschonden is – erg moeilijk om ervoor te zorgen dat een soevereine staat ter verantwoording wordt geroepen. In de regel kunnen alleen de andere staten dit bewerkstelligen. Het is daarom aan NGO’s om de aandacht te vestigen op deze schendingen van mensenrechten en meer informatie hierover te verspreiden. Zo kunnen zij druk uitoefenen op de regeringen in hun landen. Als alles meezit, dan wordt dit onderwerp door de nationale politiek en wellicht de VN opgepakt. Zij kunnen Iran vervolgens onder druk zetten.”
Het webinar over mensenrechten in Iran is op 26 februari van 15.00-16.00 uur. Naast Karlijn van der Voort en Björn Hoops maken ook Jos Douma (speciaal gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging) en CDA Tweede Kamerlid Martijn van Helvert deel uit van het panel. Voor de uitnodiging en inschrijving klik hier.