In zijn toespraak van 1 juli 2023 zei de koning Willem Alexander: “Dit is een belangrijke dag voor iedereen die een binding heeft met Suriname, ook voor degenen van wie de voorouders als contractarbeiders naar de kolonie kwamen. Ik hoop dat de nakomelingen van tot slaaf gemaakten en van hen die gedwongen arbeid verrichtten in andere delen van de wereld zich vandaag opgenomen voelen in dit samenzijn. Dat zij zich evenzeer gehoord voelen.”
De Nederlandse overheid heeft, ondanks de excuses voor de slavernij, weinig voortgang geboekt in het erkennen van de impact van contractarbeid. Binnen verschillende Surinaamse gemeenschappen ontstond er daarnaast ophef toen de regering-Santokhi aangaf dat ook de contractarbeiders in aanmerking zouden moeten komen voor herstelbetalingen. Dit leidde tot nieuwe spanningen met de Nationale Reparatie Commissie, die zich al jaren inzet voor herstelbetalingen aan de nazaten van tot slaaf gemaakten van Afrikaanse afkomst en aan de Inheemse bevolking.
Uit verschillende hoeken kwam het argument: slavernij en contractarbeid zijn nauw met elkaar verbonden, omdat beide systemen voortkwamen uit de koloniale behoefte aan goedkope arbeid. Na de afschaffing van de slavernij werd contractarbeid ingevoerd als zogenaamd ‘vrij’ systeem, maar in de praktijk stonden de Aziatische contractarbeiders uit Chinese, Javaanse en Hindostaanse onder zware druk. Ze werden vaak misleid, slecht behandeld en hun bewegingsvrijheid was beperkt, wat parallellen vertoont met slavernij. Maar, is dat wel zo?
De specialisten pleiten voor meer erkenning van contractarbeid in onderwijs en beleid. Hun visies verschillen, maar delen een kern: er is behoefte aan nuance, ruimte voor diverse stemmen en structurele aandacht voor deze vaak vergeten geschiedenis.

Matthijs Kraijo, buitenpromovendus contractarbeid stelt: “De afgelopen jaren zijn er echter meer historici die, ondanks de overeenkomsten, benadrukken dat contractarbeid en slavernij andere vormen van gebonden arbeid waren. Het is niet verstandig om te zeggen dat contractarbeid een direct gevolg van slavernij is, maar wel voortkomend uit het koloniaal kapitalistische erfgoed. Dat doet ook geen recht aan de ervaringen en de geschiedenis van zowel mensen die onder slavernij als degenen die onder contractarbeid in Suriname, Guyana en de Caribische eilanden hebben gewerkt en geleefd.”
Laurie Wissink, archiefspecialist bij Collectie Overijssel, benadrukt de gelaagdheid van vrijheid onder contractarbeid: “Tot slaaf gemaakten hadden geen keuze en werden als bezit behandeld. Contractarbeiders tekenden een overeenkomst, al was dat vaak onder dwang of misleiding. In theorie konden ze terugkeren, hun religie behouden en bij hun gezin blijven. Maar in de praktijk was het anders: extreem lage lonen, beperkte bewegingsvrijheid en voortdurende controle bepaalden hun dagelijks leven.” Dat beaamt Ria Chin Kon Sung, redacteur van Wi Rutu het blad van de Stichting voor Surinaamse Genealogie en lid van Snesie Roots: “Terugkeer na afloop was mogelijk, maar vaak niet haalbaar. Veel arbeiders bleven noodgedwongen in Suriname.” Hoewel mensen formeel vrij waren, bleef het koloniale machtssysteem grotendeels intact.

Slavernij en contractarbeid zijn volgens Chin Kon Sung onlosmakelijk verbonden met kapitalisme en kolonialisme. De eerste contractarbeiders, de Chinezen, kwamen in 1806 aan in Trinidad als kleinschalig experiment. De grotere en systematische instroom vond plaats vanaf 1853 in Guyana en Suriname, en zo naar de rest van het Caribische gebied. Hoewel het systeem onder Brits toezicht stond en goede werkomstandigheden beloofde, hielden plantagehouders zich zelden aan de afspraken. “De overtochten waren zwaar en gevaarlijk, en ook straffen waren vaak streng en gebaseerd op raciale ongelijkheid. Daardoor werd het systeem in 1858 gepauzeerd.”
Verzet kwam regelmatig voor, vooral bij verlaging van lonen of het aanpassen van contracten. Kraijo: “We moeten blijven onthouden dat het systeem van contractarbeid zorgde voor hiërarchische arbeidsverhoudingen en dat er zeker gevallen van uitbuiting of misleiding zijn geweest. Dit is echter niet uniek voor de contractarbeid in kolonies als Suriname, maar dit zien we ook terug in arbeidsmigratie vanuit Europa naar Amerika in dezelfde tijd, en in de fabrieken in industrialiserend Europa. We kunnen dit patroon ook doortrekken naar de huidige situatie van arbeidsmigranten in Europa en ook in de rest van de wereld.”
Hoewel de specialisten hierin van inzicht verschillen, blijft het een hardnekkige misvatting dat contractarbeid vrijwillig was, terwijl veel arbeiders door armoede of valse beloftes werden geronseld. Hoewel het minder gewelddadig leek dan slavernij, kende het systeem vergelijkbare vormen van onderdrukking en uitbuiting.
Bewustwording en Onderwijs

Wissink pleit ervoor dat contractarbeid een vaste plaats krijgt in het onderwijs, zodat toekomstige generaties de nuances van dit systeem begrijpen. Wissink: “Het verbinden van persoonlijke verhalen aan bredere historische lijnen, zoals gedaan wordt door initiatieven zoals Our HERitage, maakt deze vergeten geschiedenis zichtbaar en helpt de sociale ongelijkheid die voortkomt uit koloniale structuren beter te begrijpen.” De archiefspecialist benadrukt het belang van bewustwording, onder andere via onderwijs, musea, herdenkingsmonumenten en culturele initiatieven. “Zeker met als uitgangspunt het perspectief van de vrouw wat weer een heel andere dimensie met zich meebrengt,” sluit Wissink af.
“Ik spreek regelmatig met mensen uit de gemeenschappen voor mijn onderzoek,” voegt Kraijo toe, “en dan merk ik telkens weer: velen weten niet precies wat contractarbeid inhoudt of wat de impact ervan is geweest op zowel Suriname als Nederland.” Hoewel de koloniale geschiedenis in Nederland inmiddels meer aandacht krijgt, blijft volgens hem de rol van Chinese, Indiase en Indonesische contractarbeiders onderbelicht. “Ook in mijn directe omgeving kennen maar weinig mensen de verhalen achter contractarbeid of de dagelijkse realiteit van de arbeiders zelf. Als die verhalen beter toegankelijk en vindbaar worden, ontstaat er vanzelf meer begrip voor dit deel van de Surinaams-Nederlandse geschiedenis.” Chin Kon Sung ondersteunt dit: “Niet Afro-Surinaamse nazaten hoeven dan hopelijk ook minder ongeloof te ervaren, gevolgd door de vraag ’Waar kom je echt vandaan? als ze aangeven Surinamer te zijn.”
Digitale platforms en samenwerking met Surinaamse/Caribische gemeenschappen kunnen hierbij helpen. Door persoonlijke verhalen centraal te stellen, ontstaat een vollediger beeld van vrijheid en onvrijheid in de koloniale tijd, maar ook hoe deze systemen tot vandaag doorwerken in sociale ongelijkheid.
De geschiedenis van contractarbeid laat zien dat vrijheid complex is en meerdere lagen kent: van economische afhankelijkheid tot ongelijkheid op basis van afkomst, gender of klasse. Het herontdekken van deze verhalen helpt ons beter begrijpen wat vrijheid echt inhoudt.
Het delen van familieverhalen maakt deze geschiedenis tastbaar en menselijk. Het laat zien dat de geschiedenis meer is dan zwart-wit, en dat verschillende perspectieven ertoe doen. Door open gesprekken kunnen gemeenschappen elkaar beter begrijpen.
Als zoon van een contractarbeider uit Java past dit artikel heel goed bij aan mijn proces naar een hogere bewustwording t.a.v. mijn roots.
Op zoek naar mijn roots in Indonesia en met name in midden-Java vond ik na decennialang zoektocht mijn roots in het bergdorpje Tegalgot,district Wonosobo.
Vorig jaar november 2024 had ik de begraafplaats van mijn grootvader “gefatsoeneerd” en tegelijkertijd om vergeving gevraagd voor het feit dat mijn vader in 1927 zonder zijn toestemming wegging naar een ver en vreemd land,wellicht met de bedoeling terug te keren als een “rijke” man.
Helaas kwam zijn droom niet in vervulling en bleef hij tot zijn dood in zijn nieuwe “vaderland”
Als een jongen van nauwelijks 16 jaar werd hij tewerk gesteld op de suikerplantage Zorgvliet in het district Commewijne.
Na zijn contracttijd van 5 jaar kon hij terugkeren naar Java,maar dat was voor hem onmogelijk vanwege de hongerloon die hij kreeg .
De premie die hij kreeg gebruikte hij om schulden af te lossen die hij maakte gedurende zijn contracttijd.
De “struggle” om te overleven was zwaar in een vreemd land zonder familie,maar gelukkig maakte hij kennis met oudere lotgenoten,die hem begeleidde.
Zijn lotgenoten waren zijn “djadjies”,die hij tijdens de overtocht in de boot(Kangean) ontmoette.
Na een zwerftocht in Suriname van het bauxietdorpje Moengo belandde hij met veel geloofsgenoten op een verlaten plantage aan de boven Surinamerivier.
La-Simplicité, zo heette de plantage bleek heel vruchtbaar te zijn en groeide uit tot een welvarend dorpje.
De bewoners waren zelfvoorzienend en de mannen vonden werk bij firma Brijnzeel voor houtkap.
Brijnzeel had het hout nodig om oa triplex te fabriceren.
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak verhuisden velen richting Paranam en omgeving om een betere boterham te verdienen vanwege de bauxietindustrie.
Van de negen kinderen die mijn ouders hadden was ik één van de negen,die op Paranam werd geboren.
Mijn vader vond emplooi als tuinman en mijn twee broers in de bauxietfabriek.
Gedurende zijn leven in Suriname drukte hij mij op mijn hart om eens naar Java af te reizen om familie op te zoeken.
Aan zijn “opdracht” had ik gelukkig kunnen voldoen en mijn eerste reis was in het jaar 1982.
Ik nam uit Suriname een oud Indo paspoort van mijn vader mee en gegevens uit het archief van de Javaanse immigratie.
Het was letterlijk zoeken naar een naald in een hooiberg.Ik persisteerde door het zoeken te verfijnen door de zoektocht te concentreren op basis het archiefmateriaal toe te passen.
Na vijftal keren richting Indonesia af te reizen had ik uiteindelijk het bergdorpje van mijn vader gelokaliseerd.
De bekroning was vorig jaar 2024 met een nieuwe grafsteen te laten plaatsen voor mijn grootvader en een “slametan” te houden ten huize van een naaste familielid van vader.
Na een decennia lange zoektocht naar mijn roots voldeed ik aan de wens van mijn vader en ga in de toekomst met voldoening naar Java terug.