Maika Eggink uit Amsterdam-Oost is enthousiast over de VoorleesExpress. Zij vertelt: ‘Vlak voor kerst leerde ik de familie Arun kennen en startte ik het voorleestraject met Ameya, toen 4 jaar oud’. In de maanden die volgden leerden ze elkaar steeds beter kennen. Maika ontdekt snel welke boeken Ameya leuk vindt. Ze ontwikkelden vaste rituelen. Vaak lazen ze twee boeken per keer. Tussendoor deden ze een spelletje, dronken thee en kletsten wat. Ameya was enthousiast en leergierig en ook haar moeder was erg betrokken. Dan breekt wereldwijd de coronacrisis uit. Bij elkaar langsgaan wordt ineens ingewikkeld. Ameya gaat niet meer naar school. Binnen korte tijd holt haar Nederlands achteruit. Samen met haar moeder besloot Maika om twee keer in de week online te gaan voorlezen.
De VoorleesExpress wil kinderen aan het lezen krijgen. Daarvoor is ruime toegang tot boeken de eerste vereiste. Of een gemeente of buurt een bibliotheekvestiging heeft, dat bepaalt het gemeentebestuur. Zo kan het zijn dat de ene gemeente ervoor kiest om in elke buurt een bibliotheekfiliaal te hebben, terwijl de volgende gemeente de cultuurpot liever gebruikt voor een theater.
Het aantal bibliotheken loopt in Nederland al jaren terug. In 2000 waren er 542 openbare bibliotheekorganisaties, in 2020 waren er nog 140. Deels komt dat door samenwerking van eerdere zelfstandige vestigingen. Maar er verdwenen ook echt bibliotheken. In 2012 waren er nog 1674 vestigingen, in 2020 waren er nog 1209 over. Grotere vestigingen maakten bovendien plaats voor een halte van de bibliotheekbus of een servicepunt. Ook werden meer bibliotheken geopend in scholen, maar die hebben als nadeel dat ze in de weekenden en vakanties vaak dicht zijn. Voor basisscholen betekent het runnen van een bibliotheek veel extra werk, werk dat vroeger gedaan werd door professionele bibliothecarissen moet nu gedaan worden door de meesters en juffen van een basisschool.
In Amsterdam stond in de plannen voor 2021 te lezen dat de bibliotheken als gevolg van het coronaherstelplan 1,5 miljoen euro moest inleveren. In de praktijk betekende dit de sluiting van vier kleine filialen, in stadsdelen als Noord, Oost en West. Deze vier kleine bibliotheken staan uitgerekend in de wijken waar de VoorleesExpress actief is en waar een goedgevulde boekenkast meestal niet tot inrichting van het huis behoort. Uiteindelijk zwichtte het College voor de kritiek: met een begrotingstruc werd de bezuiniging op de bibliotheken een paar jaar vooruit geschoven. Op de Zuidas gaat de bouw van een grote nieuwe bibliotheek wel door, uitgerekend in een buurt waar z’n openbare voorziening minder noodzakelijk lijkt.
Als kinderen het geluk hebben in een huis vol boeken te wonen en ouders en grootouders hebben die boeken voor hen kopen dan is een bibliotheek en de VoorleesExpress minder noodzakelijk. Maar of een kind toegang heeft tot veel boeken, is niet iets dat je van geluk moet laten afhangen. De bibliotheek zou gratis en onder handbereik moeten zijn. Dit moet gewoon centraal geregeld en gefinancierd worden. De openbare bibliotheek zou een openbare voorziening moeten zijn – net zo vanzelfsprekend als de basisschool, de straatverlichting of de politie. Volksverheffing, heette dat ooit. Wat is daar eigenlijk mis mee?