In een eerder artikel in deze serie legde ik uit hoe we het algemeen belang kunnen vinden met behulp van idealen. Onder de idealen neemt vrijheid een prominente plaats in. Betekent dit dat de vrije markt in het algemeen belang is? Over die vraag gaat dit artikel. Het is gebaseerd op het onderscheid tussen vrijheid als doel en vrijheid als middel.

Vrijheid als middel

In de vrije markt-ideologie is vrijheid een middel. Je laat mensen vrij in hun economische activiteiten. Dan wordt de een rijker dan de ander. Wie rijkdom heeft ver­worven, zal dit omzetten in bezit dat economische en politieke macht oplevert. Vermogenden worden ‘slapend’ rijker zon­der te werken, via huur, pacht, rente en dividend. Zij rege­len een voor hen gunstige belasting. Zo werkte het bij het lais­sez faire-kapitalisme dat hoogtij vierde in de negentiende eeuw in Europa en na de dekolonisatie in ontwikkelingslanden. Ande­ren echter moeten dan steeds harder werken. Met alleen je salaris kun je nooit de vermogenden ‘inhalen’, zoals Piketty bewees.

Vrijheid als middel schept dus ongelijk­heid. Ongelijkheid echter schept onvrijheid: wie opgroeit in krottenwijken, met ondervoeding, in milieuvervuiling, met schulden, zonder geërfd inkomen of opleiding, krijgt minder ruimte om zich te ontplooien. Terwijl een vrij mens een ontplooid mens is, niet gedreven door angst of honger; een mens die niet wordt geëxploiteerd. Vrijheid als middel leidt tot ongelijkheid en daarmee tot onvrijheid voor velen.

Ongelijkheid is bovendien slecht voor de democratie want het ondermijnt de persoonlijke ontwikkeling van velen. Ongelijk­heid ondermijnt een samenleving. Neem de statistieken van Wilkinson en Pickett, verplichte kost voor elke bestuurder. Zij tonen aan dat inkomens­ongelijkheid evenredig is met sociale pro­blemen als tienerzwangerschappen, obesitas, zelfdoding, crimi­na­liteit en drugsgebruik: verlies van humane potentie. Kortom: vrijheid als middel is vrijheid als privilege – enkelen hebben er steeds meer van en daarom anderen steeds minder.

Historicus Bas van Bavel heeft aangetoond dat de vrije markt in de geschiedenis ontstond dankzij politieke vrijheid en niet omgekeerd. In verstede­lijkte gebie­den met toenemende politieke vrijhe­den, zoals middeleeuws Italië en de vroegmoderne Nederlanden, ontstond een vrije markt. Maar die welwil­lendheid wordt niet beantwoord. In zijn historische voorbeelden draaien de economische elites die ontstonden door de vrije markt, telkens de politieke vrij­heden de nek om waaraan zij hun opkomst dankten. Dat ziet hij in onze tijd trouwens ook gebeuren.

Maar is het niet aan de mensen zelf om hun kansen te pakken en zichzelf vrij te maken? Nou, zo eenvoudig is het niet. Wie onvrij is, hééft dat niet zelf verkozen. Dat wisten de negentiende-eeuwse libe­ralen nog. In de Verlichtingstraditie was niet voor niets volks­verheffing een ideaal. Breng mensen in aanraking met cultuur, leer hun de kennis en vaardigheden waar zij om vragen, opdat zij mondige, vrije burgers worden. Ik geloof dat niemand in vrijheid voor onvrijheid kiest. Vrijheid smaakt naar meer. Tienerzwangerschappen, criminaliteit, obesitas, suïcide, ver­slaving, gedwon­gen prostitutie: alleen mensen die geen uit­weg zien, ‘kiezen’ tegen hun langetermijnbelang en beperken hun eigen vrijheid – uit onvrijheid.

Is marktwerking dan tenminste goed voor de armen in de Derde Wereld? Er zijn genoeg cijfers die erop wijzen dat de wereldwijde diepste armoede afneemt ten opzichte van tien en twintig jaar geleden. Maar:

  • Die cijfers laten niet zien in welke sociaal-economische disruptie de vrije markt veroorzaakt wanneer hij (ironisch genoeg: door overheden) wordt geïntensiveerd.
  • Evenmin laten die cijfers zien wat er met ongelijkheid en armoede gebeurd zou zijn als de vrije markt minder vrij was geweest. Zonder dat vergelijkingsmateriaal weet je niet zoveel over de zegeningen van de vrije markt.
  • Nog altijd verdienen rijke landen nog altijd aan arme.
  • De vrije markt stimuleert een consumen­tisme dat haaks staat op de beperktheid van de aarde. Elk jaar schuift de datum naar voren waarop we het jaarlijkse ‘rantsoen’ aan grond­stoffen e.d. hebben opgebruikt. In 2022 was het 28 juli wereldwijd maar Nederland bereikte dat punt al begin mei. De gevolgen van deze roofbouw komen het eerst bij de armen terecht, ook als hun inkomen iets stijgt.

Kortom: vrijheid als middel leidt niet tot vrijheid voor allen. In zoverre kunnen de aanhangers van de vrije markt zich niet beroepen op het ideaal vrijheid.

Vrijheid als doel

plaatje deel 4

Vrijheid als doel betekent het ideaal van vrijheid, dus voor allen. Daarvan is sprake wanneer niemand macht over een ander heeft, of dat nu economische, politieke of psycho­logische macht is. Dit vergt regels op drie gebieden, regels die voor­komen dat sterkeren zwakkeren in hun greep kunnen krijgen. Daarmee zijn de maatschappelijke voorwaarden voor vrijheid vervuld. Zie de vrijheidsdriehoek.

– Bovenaan de politieke vrijheden die de overheid begrenzen: vrijheid van meningsuiting, vergadering, vereniging en pers. In Nederland nam de liberaal Thorbecke deze vrijheden in 1848 in zijn grondwetsvoorstel op.
– Onder rechts de rechtsstaat, dus onafhankelijkheid van rechtspraak en media; transparantie van financiering van politici en openbaarheid van bestuur.
– Onder links economische bestaanszekerheid voor iedereen. Dat omvat de gelegenheid om met het salaris van een gewone werkweek niet alleen gezonde voeding voor het gezin te kunnen kopen, maar ook woonruimte, gezondheidszorg, onderwijs, mobiliteit en kunst en cultuur, kortom alles wat nodig is om je vrij ontwikkelen.

Wie de vrijheidsdriehoek wil waarborgen, moet de vrije markt beteugelen. Want zoals vrijheid als middel tot ongelijkheid leidt, zo vraagt vrijheid als doel om regels die ongelijkheid beperken. Ik noem de corresponderende politieke positie ‘liberaal socialisme’ omdat het niet kiest tussen vrijheid en gelijkheid, maar beide omvat en elkaar laat stimuleren. Gelijkheid betekent hier niet egalitarisme, in de zin van mensen aan elkaar gelijk maken, maar solidariteit (broederschap) waarbij, in de woorden van filosoof John Rawls, “ongelijkheid alleen is toegestaan als die maximaal ten goede komt aan de armsten”.

Vrijheid en gelijkheid

Als we dan moeten ingrijpen in de vrije markt, dan ligt het voor de hand om inkomens­ en vermogensverschillen te verkleinen. Maar tot hoever? Filosoof Ingrid Robeyns trekt de vermogensgrens bij 2 miljoen. George Orwell, die we niet verdenken van dictatuur­sym­pathie, pleitte voor een verhouding van maximaal 1:10 tussen het laagste en het hoogste inkomen (voor wie mij niet gelooft: het staat in The Lion and the Unicorn.) Nederlanders vinden dat 1:5 eerlijker is, tussen de werknemer en de directeur. Welk getal er ook achter de dubbele punt komt te staan, essentieel is dat wij daar als samenleving over beslis­sen. Laat dat nou onderwerp van een Burgerberaad zijn.

Onze premier zei in 2020 dat Nederland in de kern een “diep socialistisch land” is. Ik hoor daarin het besef dat de uitkomst van parlementsverkiezingen, en daarmee het gevoerde kabinetsbeleid van de laatste decennia, niet per se onze eigenlijke voorkeuren weerspiegelt – wat een argument is voor het instellen van Burgerberaden.

Als Rutte gelijk heeft, zal de uitkomst van een Burgerberaad over inkomensverdeling de geest van solidariteit ademen. Dat zie je al aan de ver­hou­ding van 1:5 want dat is geen egalitaristische gelijk­make­rij, geen 1:1. Na decennia neoliberalisme wordt het tijd om de economie “radicaal te hervormen zodat hij weer voor allen werkt”, in de woorden van de Financial Times van 3 april 2020.

Moet gelijkheid dan het doel zijn? Nee, dat was het in Sovjet-Unie, met onvrijheid als middel: de ‘dictatuur van het proletariaat’. Individualisme werd daar gezien als staatsondermijnend. Daarentegen is gelijkheid een middel in het liberaal socia­lisme, namelijk om menselijke ontwikkeling mogelijk te maken op brede schaal.

Ik vat het voorgaande samen in onderstaan­de tabel. Daarmee teken ik aan dat ongelijkheid niet het expliciete doel van neoliberalisme is, maar wel het impliciete, doordat het streeft naar onbegrensde concurrentie, dus het bestaan van winnaars en verliezers.

plaatje tabel deel 4

Terugkomend op de vraag van dit artikel: dient de vrije markt het algemeen belang? Het antwoord daarop is ja en nee. Ja, in principe wel want het sluiten van vrije economische transacties leidt tot wederzijdse tevredenheid en is efficiënt, zoals we leren op school. Binnen een liberaal socialisme kan de vrije markt goed bestaan. En nee, als de vrije markt in neoliberale zin wordt opgevat, waarbij de overheid een instrument is van machtige marktpartijen, want dan dient de vrije markt privileges en dat staat haaks op het algemeen belang.

De ‘vrijheid’ van de vrije markt is geen ideaal. Niet alleen omdat deze vrijheid niet inclusief is; de vrijheid van iemand zonder kapitaal is gering en de vrijheidsdriehoek staat onder druk. Maar ook omdat het geen coherentie heeft met andere idealen, zoals solidariteit, gelijkheid en rechtvaardigheid. Inclusiviteit en coherentie zijn immers noodzakelijke kenmerken van idealen. Juist het ideaal ‘vrijheid’ laat zich snel misbruiken als slogan om de eigen belangen door te zetten ten koste van anderen.

Dit is het vierde artikel in een serie van vijf die begin 2023 gepubliceerd is en nu wordt herhaald in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen. Volgende en laatste deel: Waarom idealisten geen vooruitgangsoptimisten zijn.

Maurits in tVeld

Maurits in 't Veld

Maurits in ’t Veld is geschiedenisleraar en filosoof. Hij publiceerde in 2022 Idealisme heeft de toekomst. Essay over het algemeen …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.