Nu de oorlog dichter bij komt, rijst de vraag: welk effect heeft het zien van de beelden uit Oekraïne op onze kinderen. En hoe moeten wij daar als opvoeders, ouders en grootouders mee omgaan?
Janusz Korczak maakte diverse oorlogen in zijn leven van dichtbij mee. Tot drie keer toe werd hij als jonge arts opgeroepen om dienst te doen als militair arts. In 1905 in de Russisch-Japanse oorlog, in 1914 in de Eerste Wereldoorlog en in 1919 in de Pools-Russische grensoorlog. Hij schrijft: “Pas in het hospitaal begrijp je wat oorlog is.” En verder: “…zoveel levens worden vernietigd en zoveel harten worden tot stilstand gebracht en het kind wordt met onmenselijk geweld uit de lente van zijn leven verdreven.”
Hij neemt zich voor zijn leven in dienst te stellen van kinderen en richt een weeshuis op voor kinderen die aan hun lot zijn overgelaten. Niet alleen in oorlogssituaties, maar ook door andere misstanden. Hij schrijft: “Ik heb gewonden gezien met de handen aan flarden, opengereten buiken… Maar ik verzeker jullie: het ergste wat men kan zien is een dronkaard die zijn hulpeloze kind slaat, of een kind dat zijn beschonken vader smeekt…”
In zijn weeshuis geeft hij kinderen naast verzorging ook rechten. Hij wordt grondlegger van de rechten van het kind. Kinderen zijn volwaardige mensen, subjecten en geen objecten in de wereld van volwassenen.
Veel kinderen die in het weeshuis komen, hebben al een hard leven achter de rug. Als wees zijn zij geconfronteerd met de dood. Sommigen hadden daarna niemand meer om op terug te vallen en werden gedwongen om als straatkind overleven.
Wat deze kinderen in de eerste plaats nodig hebben is iemand op wie zij kunnen vertrouwen, iemand waar zij terecht kunnen met hun vragen, hun angsten en hun twijfels. Iemand die hen met respect behandelt, die onvoorwaardelijk van hen houdt.
Ook kinderen lijden
Als onze kinderen bij het zien van oorlogsbeelden uit Oekraïne of Ethiopië al angstig worden en allemaal vragen hebben, stel je dan eens voor hoe het moet zijn voor kinderen die het niet alleen op televisie hebben gezien, maar met hun eigen ogen en die ook nog eens verschrikkelijke vluchtervaringen kennen.
Het is naïef om te denken dat voor kinderen de wereld alleen maar mooi is. Ook zij ervaren in allerlei situaties de gebrokenheid van ons bestaan, ook zij kennen angst, ook zij lijden.
Korczak schrijft daarover: “Een kind kan verschrikkelijk eenzaam zijn in zijn lijden. Een kind wil ernstig genomen worden, verlangt vertrouwen, aanwijzingen en raadgevingen.”
En verder: “Het verlangt slechts dat de last niet te zwaar weegt, dat zijn schouders die last kunnen dragen, dat het begrip zal vinden wanneer het in onzekerheid verkeert, wanneer het uitglijdt of wanneer het vermoeid blijft staan om naar adem te happen.”
Vanaf 1939 kwam de oorlog in alle hevigheid op Korczak en de kinderen af. Toen het (Joodse) weeshuis naar het ghetto van Warschau moest, werd de situatie steeds moeilijker. Korczak en zijn medewerkers probeerden het dagelijks leven zo normaal mogelijk te laten zijn. De vaste regels voor opstaan, school, maaltijden, corvee, gezondheidsinspecties, kinderraad… alles ging door.
Korczak deed er alles aan om de kinderen perspectief te bieden en niet bij de pakken neer te zitten. Hoop doet leven, dus moet je de kinderen altijd die hoop bieden, ook al ben je dat zelf zo nu en dan kwijt.
Daarom ging het onderwijs gewoon door en stimuleerde hij kinderen in hun ontwikkeling. Altijd zocht hij wegen om kinderen niet alleen hoop te bieden, maar ook ‘handelingsperspectief’. Dit deed hij door in het weeshuis voorstellingen te geven, door en voor de kinderen zelf: muziekvoorstellingen, poppenkast, toneel, sport. Regelmatig organiseerde hij ‘openbare voorstellingen’ waarbij andere bewoners van het ghetto welkom waren.
Wees niet bang
Maar hij ontkende de realiteit niet. Toen hij besefte dat er geen ontkomen meer aan was en ook de kinderen van het weeshuis zouden worden weggevoerd, maakte hij met de kinderen een voorstelling over een jongetje van elf jaar dat ernstig ziek was en wist dat hij ging sterven. Zo bereidde hij zijn kinderen voor op het onontkoombare…
Op 4 augustus 1942, de avond voor de dag dat zij weggevoerd zouden worden, kwam er een Duitse officier die Korczak het bevel gaf dat de kinderen de volgende morgen klaar moesten staan. Korczak zei tegen de kinderen:
‘Morgen gaan wij op reis, met een trein. Doe je beste kleren aan en neem het liefste en mooiste mee wat je wil, een pop of je dagboekje… We weten niet waar we naar toe gaan, waar zij ons zullen brengen. We gaan naar het beloofde land. Wees niet bang, wij gaan met jullie mee, vertrouw op ons.’
Hij kon het niet over zijn lippen krijgen om hen te vertellen dat ze de volgende dag vergast zouden worden, hoewel hij zeker wist dat dat ging gebeuren.
Wanneer onze kinderen geconfronteerd worden met de oorlogsbeelden uit Oekraïne is het antwoord van Korczak: “Een kind wil ernstig genomen worden, verlangt respect en vertrouwen!”
Dit artikel is afkomstig uit Vredesspiraal, ledenblad van vereniging Kerk en Vrede. Het artikel maakt deel uit van de rubriek ‘Pacifisme in Praktijk’ waarbij een portret van een pacifist wordt gecombineerd met een voorbeeld van pacifisme in de praktijk.
Meer lezen over Janusz Korczak
– Website Janusz Korczak Stichting: http://korczak.nl/stichting/
– Görtzen, R. Janusz Korczak – arts en kinderboekenschrijver. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2017.
– Janusz Korczak Stichting, Het recht van het kind op leven en dood. Uitgeverij Narratio, Gorinchem, 2015.
– Korczak, J. Hoe houd je van een kind. Uitgeverij Bijleveld, Utrecht, 1985.
– Korczak, J., Dagboek, in het ghetto van Warschau. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2001.