Psychotherapeut Joy Oonk en klinisch psycholoog Joke van Bokkem van ARQ Centrum’45 begeleiden al jaren de naoorlogse generatie groepsbehandelingen, waarin uiteenlopende slachtoffergroepen samenkomen. In 2019 hebben zij een pilot gestart voor een groepsbehandeling die specifiek gericht was op kinderen van ‘foute’ ouders. De term ‘pilot’ getuigde nog van enige voorzichtigheid. Een compleet nieuwe groep werd gevormd, die vier maanden lang bij elkaar kwam. De patiënten van de naoorlogse generatiebehandeling gaven aan dat zij open zouden staan voor opname van deze groep binnen de bestaande behandeling. Deze ontwikkelingen leidden ARQ Centrum’45 ertoe de naoorlogse generatie dagbehandeling ook expliciet open te stellen voor de groep kinderen van ‘foute’ ouders, in de hoop dat deze groep integreert in de andere groepen van de naoorlogse generatie.
Op welke manieren zie je de impact van de oorlog bij kinderen van ‘foute’ ouders? Zien jullie verschillen of overeenkomsten met andere naoorlogse generaties?
“Bij deze groep speelt heel veel schuldgevoel en schaamte,” zegt Oonk. “Het zijn kinderen van daders, zo zien ze zichtzelf. Die schaamte speelt veel meer dan bij de kinderen die hier komen als slachtoffers. Dat vind ik echt kenmerkend van deze groep. Die schaamte maakt ook dat ze het moeilijk vinden om zich aan te melden voor behandeling. Men spreekt er niet over, men heeft angst dat het verhaal uitkomt en dat hun naam in verband wordt gebracht met de collaboratie tijdens de oorlog. Ze zijn bang dat zij daar vervolgens zelf op worden aangekeken en daardoor worden uitgesloten en gestigmatiseerd. Dat vind ik echt een andere dynamiek dan bij de kinderen van slachtoffers.”
Een andere uitdaging voor kinderen van collaborateurs, is dat ze zich op latere leeftijd opnieuw moeten verhouden tot hun ouders. Van Bokkem: “Mensen binden zich in hun kindertijd aan hun ouders en voelen liefde voor hen. Als zij later beseffen wat de ideeën van hun ouders of familie echt waren, zorgt dat bij deze kinderen vaak voor intrapsychisch conflict. Hoe kan je zo veel liefde hebben voor een vader die dat soort gedachten en ideeën had?”
“Voor deze kinderen is het lastiger om trots te zijn op hun ouders’, aldus Oonk. ‘Ik krijg het idee dat de groep kinderen van collaborateurs misschien wel meer bezig is met de oorlog dan de anderen van de tweede generatie. Deze groep lijkt het bewustzijn, dat zij de kinderen van hun ouders zijn, de hele tijd met zich mee te dragen. Het lijkt erop dat hun identiteit meer gekleurd is door wat hun ouders hebben gedaan.”
“Je ziet ook dat het mensen zijn die juist open willen zijn naar anderen, en zich dienstbaar willen opstellen’, zegt Van Bokkem. ‘Dat zie je sowieso vaak bij de naoorlogse generaties, dat men ruimte geeft aan anderen, maar niet aan jezelf. Maar bij de groep kinderen van “foute” ouders zie je een angst om diezelfde ideeën als de ouders te krijgen, wat eigenlijk een enorme angst is om zelf ook dader te worden.”
Maakt het een verschil als het verhaal van de ouders heel geheimzinnig is, of als het hele verhaal van de ouders juist wel bekend is?
“Bij de tweede generatie oorlogsslachtoffers zie je daarin grote verschillen, sommige mensen weten alles, sommige mensen weten niets en anderen weten wel iets maar niet alles. Dat geldt eigenlijk voor alle groepen’, zegt Oonk. ‘Sommige mensen willen het niet weten, en vragen er dus niet naar’, vult Van Bokkem aan. Oonk: ‘Vaak vragen kinderen niet naar het oorlogsverleden omdat dat te beladen is, en omdat ze moeder of vader niet willen ontregelen. Hoewel het niet vragen naar het oorlogsverleden bij veel naoorlogse generaties voorkomt, is de lading van het niet weten heel anders bij kinderen van collaborateurs. Ik denk dat de geheimen rondom het NSB- of collaboratieverleden veel meer en veel sterker bewaakt worden.”
Wat zou behandeling bij ARQ Centrum’45 deze groep kunnen brengen?
“We waren voorafgaand aan de pilot heel benieuwd welke dynamiek we zouden tegenkomen’, zegt Van Bokkem. ‘Mensen ervaren de eerste keer wel een soort drempel, dan weten ze nog niet precies waar ze zijn. De groep “kinderen van ‘foute’ ouders” was in zichzelf ook al een drempel voor de deelnemers. Maar toen ze eenmaal met elkaar kennis maakten, viel het ons op dat ze zo’n enorme behoefte hadden om hun verhalen met elkaar te delen. Die drang om die sociale erkenning was heel sterk aanwezig. We hoefden niet extra veiligheid te bieden, er was geen weerstand of conflict, waardoor wij als therapeuten direct in onze therapeutische rol die veiligheid alleen nog maar verder konden stimuleren.”
De aanmeldingen voor deze groep bij ARQ Centrum’45 laat helaas nog op zich wachten, en de daadwerkelijke integratie met de andere slachtoffergroepen blijft nog uit: “Bij de enkele aanmeldingen die we kregen, hebben we voorgesteld om hen te integreren in andere naoorlogse generatie groepen, maar dat werd afgeslagen,” aldus Oonk. Zij vermoedt dat de kinderen van ‘foute’ ouders met name op zoek zijn naar lotgenotencontact. De Werkgroep Herkenning vervult daarin al een hele belangrijke rol. Oonk: “Maar lotgenotengroepen hebben niet dezelfde therapeutische inslag zoals wij die hier kunnen bieden. Wij willen als therapeuten toch echt een laag dieper gaan met onze kennis van de behandeling van tweede generatieproblematiek.”
Van Bokkem: “De opname van de groep kinderen van ‘foute’ ouders in de naoorlogse generatie groepsbehandeling kan ook bijdragen aan integratie en maatschappelijke erkenning. Dat je niet meer apart wordt behandeld maar in de context van de hele oorlog. Maar misschien moeten we beginnen met lotgenotencontact en dan rustig toewerken naar een integratie in de dagbehandeling.”
Derde generatie
Als onderdeel van de naoorlogse generatie dagbehandeling worden ook familiedagen georganiseerd. Hoewel de derde generatie niet expliciet behandeld wordt bij ARQ Centrum’45, kunnen zij wel een rol spelen in de behandeling van hun ouders. Van Bokkem: “Het is bij de naoorlogse generaties van belang om aandacht te hebben voor het familiesysteem, en bewust te worden van de patronen die spelen. Zo kan er een dialoog ontstaan over emoties, zoals pijn en verdriet. Onze ervaring is, dat de mensen die hier in behandeling zijn hun eigen kinderen niet willen belasten. Maar op die familiedagen hoor je in de dialoog van de patiënt en hun kinderen dat zij geen belasting ervaren. De kinderen kunnen de stereotiepe denkbeelden die de ouders hebben op die manier ook weer een beetje uitdagen.”
Wat zouden we van de omgang met deze groep kunnen leren voor hedendaagse kinderen van daders?
“Dat je ze niet bij voorbaat al van hulp moet uitsluiten, wat helaas wel gebeurt’, verzucht Oonk. ‘In elke oorlog gaat het over goed en fout en is er een splitsing tussen vriend en vijand’, vult Van Bokkem aan. ‘Het is daarom juist zo belangrijk om de dialoog aan te gaan. Als je mensen vanuit verschillende contexten met elkaar laat praten, krijg je een dialoog over de impact van oorlog.”
Van Bokkem: “Ik vond het heel erg om te zien dat er in Nederland stenen door de ruiten van Russische winkels werden gegooid. Vervolgens zit het nieuws er bovenop, en dan ligt de nadruk op die polarisatie. Maar er zijn ook zo veel mensen die helemaal niet achter dat soort acties staan en ook zelfs schaamte hebben voor het feit dat dit in Nederland gebeurt. Die meerderheid die er iets van vindt, die moet ook aandacht krijgen in de media. Je moet de veerkracht in de samenleving ook aan het woord laten.”
“Misschien omdat we nu de verwoestingen in Oekraïne zien, we ons beter gaan realiseren hoe lang die gevolgen van oorlog duren’, zegt Oonk. ‘Het zou natuurlijk het allermooiste zijn als die dialoog maatschappelijk wordt georganiseerd. Dat het vanzelfsprekend is dat er plekken zijn waar je dialoog kunt voeren met elkaar over wat je hebt meegemaakt tijdens de oorlog. Zodat er niet nog jarenlang een tweedeling van goed en fout blijft, zoals dat in Nederland het geval was. Je moet na een oorlog samen verder, en dat betekent dus ook dat de maatschappij moet helen.”
Wat willen jullie kinderen van ‘foute’ ouders meegeven?
“Schroom niet, wees welkom,” zegt Oonk stellig. “Praat erover. Ook met je huisarts. Ook met je huidige behandelaar. Praat erover. Daar begint het.”
Dit artikel verscheen eerder in Impact Magazine (2022-2), een uitgave van ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld. ARQ Centrum’45 biedt ondersteuning aan WO2 getroffenen en de naoorlogse generatie, waaronder kinderen van ‘foute’ ouders.