Het Al Aqsa-complex is een van ’s werelds heiligste en meest bevochten plekken voor de drie grote monotheïstische religies. Hoewel Ahmeds omgeving op het eerste gezicht vredig lijkt, is niets minder waar. Op vrijdag komen normaal gesproken zo’n veertigduizend mensen naar de Al Aqsa-moskee voor het vrijdaggebed, maar vandaag is het er leeg. Alle bezoekers jonger dan zeventig jaar worden door het Israëlische leger van het heiligdom geweerd.

“Het is stil hier. Kijk maar, op dit moment loopt er maar één persoon. Dit is de situatie sinds de oorlog op 7 oktober begon.’ Al Aqsa bevindt zich op de Haram al-Shariff, ook wel bekend als de Tempelberg in Oost-Jeruzalem, en beslaat verschillende islamitische religieuze gebouwen, waaronder de Al Aqsa-moskee en de Rotskoepel. ‘Het is een heilige plek in een gezegend land. Miljoenen mensen komen hier op bezoek voor een enkel gebed. Voor moslims is het de derde meest heilige plek in de islam, na Mekka en Medina, omdat de profeet Mohammed vanaf hier ten hemel steeg tijdens zijn ‘nachtreis’.”

Voor Ahmed is deze heilige plek vooral zijn thuis: “Ik ben hier geboren. Al mijn herinneringen bevinden zich binnen de muren van Al Aqsa, van toen ik een kind was en hier voetbalde of rondfietste, tot nu, nu ik hier werk als bewaker. Voor mij is deze plek niet alleen de moskee, het is mijn leven… Ik heb hier mijn vrienden, mijn familie. Nooit zou ik deze plek kunnen verlaten.”

Al generaties lang, sinds 1952, woont de familie van Ahmed in een van de noordelijke toegangspoorten richting Al Aqsa. Slechts zeven families wonen op het complex. “Mijn grootouders komen oorspronkelijk uit Baq’a, een wijk in West-Jeruzalem, maar bij het ontstaan van de staat Israël moesten zij huis en haard ontvluchten.’ Ahmed heeft dan ook officieel de vluchtelingenstatus van de UNRWA.[1] ‘Dit identiteitsdocument betekent tegenwoordig helemaal niets meer, maar door het te bewaren herinner ik mijzelf aan het recht op terugkeer dat het Palestijnse volk is beloofd. Naar onze huizen die ons in 1948, en anderen in 1967, werden ontnomen.”

Ahmed wordt dagelijks aan het bijzondere van zijn woonplek herinnerd. “Als ik zie hoe mensen reageren wanneer ze de Rotskoepel zien, als ze bijvoorbeeld huilen, dan word ik zelf ook emotioneel. Alhamdulillah, herinner ik mijzelf dan –  ‘de Heer zij geprezen’ – dat ik hier mag wonen. Door hen besef ik hoe speciaal deze plek is.”

Ahmed 1 (Sophia Mons)
Beeld door: Sophia Mons

Maar het wonen op Al Aqsa gaat samen met veel obstakels. “Als Palestijn moet ik eens in de tien jaar de Israëlische autoriteiten bewijzen dat ik in Jeruzalem woon, dat ik belasting betaal, dat ik werk – en waar dan precies – en dat ik ben verzekerd. Alles moet ik bewijzen, anders wordt mijn identiteitskaart niet verlengd.” Ook Ahmeds bewegingsvrijheid is niet gegarandeerd. “De toegangspoorten naar Al Aqsa gaan open voor het eerste ochtendgebed en dicht na het laatste gebed. Datzelfde geldt voor mijn huis: buiten die openingstijden kan ik niet zomaar van het complex af zonder toestemming van het Israëlische leger.”

Hoewel Al Aqsa officieel onder gezag van de Jordaanse overheid valt, heeft vooral de Israëlische overheid er de controle over. Dat heeft ook invloed op het werk van Ahmed, die als een van de honderdvijftig Palestijnse bewakers verantwoordelijk is voor de rust en veiligheid binnen de muren van het complex. “Sinds 2000[2] wordt ons werk bemoeilijkt: vroeger konden wij niet zomaar opgepakt worden, nu wordt alles wat wij doen gecontroleerd door het Israëlische leger. Stel, ik zie een toerist die met weinig respect voor de heilige plaatsen foto’s maakt en ik zeg er wat van, dan kan dat voor mij leiden tot arrestatie en ondervraging door het Israëlische leger. Als Palestijnse bewakers dragen wij geen wapens. Ons enige wapen is onze walkietalkie.

Al vóór 7 oktober voelde de situatie niet aan als vrede. Al vóór die tijd leefden wij in oorlog. Misschien geen oorlog met alleen wapens, maar ook een demografische oorlog, hier bij Al Aqsa. Die stille oorlog is nu tot uitbarsting gekomen.”

Al Aqsa was ook al in het verleden veelal de plek waar spanningen tussen Israëli en Palestijnen tot geweld leidden. Zo vertelt Ahmed over het jaar 2017, waarin twee Israëlische politiemannen werden vermoord. Daarna werd het complex werd gesloten en kon Ahmed – na intensief te zijn ondervraagd – achttien dagen zijn familie niet zien.

Ook vertelt hij over de geweldsuitbarstingen tijdens Ramadan, toen Israëlische kolonisten illegaal op het terrein kwamen bidden. “De media brengen dergelijke verhalen te weinig. Voor Palestijnen is het bijna onmogelijk om dit soort gebeurtenissen te filmen. Want als ik dít doe”, zegt Ahmed terwijl hij zijn camera omhoog houdt en de Rotskoepel filmt, “dan kan ik gearresteerd worden. Vaak zijn toeristen en bezoekers hier maar twee uur. Zij zien dan niet wat hier structureel gebeurt: het geweld, de stille oorlog…”

Dat wij elkaar mensen blijven zien (Ash Hayes)

Het afgelopen jaar zijn de spanningen rondom Al Aqsa verder opgelopen. “Kijk naar de Israëlische minister Ben-Gvir. Hij heeft hardop gezegd dat de Rotskoepel verwoest zal worden. Maar ook komen elke dag zo’n honderddertig kolonisten onder bewaking van het Israëlische leger het Al Aqsa-terrein op. De Palestijnse bewaker die op afstand met hen meeloopt, moet zonder in te kunnen grijpen toekijken hoe zij illegaal bidden, TikTok-video’s maken, en doen wat ze maar willen. Het is belangrijk te beseffen dat dergelijke acties meer politiek dan religieus van aard zijn. Er zijn ook Israëlische joden die deze acties afkeuren.”

Sinds de geweldsuitbarstingen van 7 oktober is het dagelijks leven van Ahmed er niet gemakkelijker op geworden. “Na tweeënhalve maand wachten kreeg ik van de Israëlische autoriteiten eindelijk toestemming om mijn huis te laten renoveren. De Palestijnse bouwvakkers, die zelf uit Hebron komen, waren nog geen week bezig met de bovenste verdieping of de oorlog barstte los. Sindsdien hebben zij geen toestemming meer om naar Jeruzalem af te reizen en zit ik met een onafgewerkte bovenverdieping. De winter nadert en ik probeer de kou en regen tegen te houden met plastic… Elke Palestijn uit de Westelijke Jordaanoever die op het land van ‘48 [3] of in Jeruzalem wordt gezien, wordt opgepakt.”

Ook Ahmeds kinderen hebben last van deze extra maatregelen. “Mijn dochters, acht en tien jaar, zitten op een christelijke school in de Oude Stad. Veel van hun docenten komen uit Bethlehem, maar worden deze weken vaak tegengehouden bij de checkpoints van het Israëlische leger. Steeds vaker hebben mijn kinderen daarom les via Zoom. Zij snappen niet wat er aan de hand is.”

Ondanks deze structurele uitdagingen heeft Ahmed op sommige momenten toch hoop. “Steeds meer mensen in de wereld praten over de Palestijnse kwestie. Soms zou ik willen dat ik in Londen, de Verenigde Staten of Europa was om mee te kunnen demonstreren, want hier is dat verboden.” Over waar hij op hoopt, hoeft hij niet na te denken: “Ik hoop op vrede. Dat Palestijnen kunnen reizen, vrijheid hebben, zonder bemoeienis door wie dan ook.”

Maar die toekomst ziet hij somber in, zeker als hij denkt aan zijn kinderen. “Ik ben geboren en getogen in Al Aqsa, heb twee Intifada’s meegemaakt en meerdere geweldsuitbarstingen. Nooit heeft de situatie als vrede aangevoeld. Toch vrees ik dat de toekomst van mijn kinderen nog slechter zal zijn dan wat ik heb ervaren.”

Gelukkig zijn er momenten dat hij troost vindt, al is het in het kleine dingen. “Als ik met mijn kinderen speel, of als ik mijn dochter piano hoor spelen. Dat zijn momenten van ontspanning.”

Noten

[1] United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East – de VN-organisatie die zich inzet voor Palestijnse vluchtelingen in de regio.
[2] Het jaar dat de Tweede Intifada begon, nadat Israëlisch politicus Ariël Sharon het Al Aqsa-complex bezocht, hetgeen resulteerde in demonstraties en protesten.
[3] Het gebied dat nu wordt gezien als Israël, waar in 1948 veel Palestijnen vandaan moesten vluchten.

Dit artikel is afkomstig uit Mondig, magazine van de Doopsgezinden. Voor zijn veiligheid is Ahmeds werkelijke naam alleen bekend bij de redactie.

Nog geen reactie — begin het gesprek.