Mijn telefoon laat zien dat ik vier ongelezen berichten heb. Ik kijk en zie dat het een oude bekende is die mij een foto stuurt van haar nachtkastje in het ziekenhuis waar een grote fles gevuld met urine op staat. Ik klik het snel weg. Enige uren later verschijnen er weer berichten die ik met enige tegenzin open. Wil je komen, lees ik, het is dringend, luidt de boodschap.
Ik ken Marlies nog vanuit Rotterdam. Ik was onder de indruk van haar postuur, lang en slank met pientere ogen achter ronde brillenglazen. Zij vertelde mij dat zij tijdelijk dakloos was door domme pech. Jarenlang had zij in het buitenland gewoond en daar haar kinderen opgevoed.
Gelukkig kreeg zij naar enige tijd een woning waar ik haar bezocht.
Ik veranderde van baan, bij mijn afscheid kreeg ik een gedichtenbundel van Marlies. Het ontroerde mij omdat ik toen al wist dat haar geschiedenis heel anders was dan zij haar omgeving liet geloven. Zij had verschillende versies van zichzelf bedacht, bij elke versie hoorde ook een eigen netwerk.
Haar imago als linkse intellectueel die slachtoffer zou zijn van haar eigen onschuldige naïviteit viel definitief bij mij in duigen toen zij na enige tijd weer op de stoep stond. Zij was haar huis weer kwijtgeraakt, en stond weer op straat. Ik sprak met haar, maar toen zij merkte dat ik haar verhalen niet meer geloofde, ontweek zij mij. Zij zocht een andere kring mensen die haar wel geloofden en haar zouden bijstaan.
Deze keer logen haar berichten er niet om, het was menens. Zij was doodziek en zou niet lang meer te leven hebben. Ik maakte een afspraak met Marlies. Zij was sterk vermagerd, maar sprak nog net zo zelfverzekerd als altijd.
Prachtige boeken met levenswijsheden lagen ongelezen naast haar bed, gekregen van mensen die op haar gesteld waren.
Het gesprek verliep warrig, en elke keer als ik een persoonlijke vraag stelde, liep zij naar het toilet.
Onlangs was ik er weer, zij was in enkele weken hard achteruit gegaan. Marlies kon niet meer voor zichzelf zorgen en de hulp die zij dacht te krijgen verscheen niet.
Ik keek haar bemoedigend aan. ‘Vertel maar’, zei ik. Alsjeblieft vertrouw mij nou, dacht ik. Ik weet dat je vele levens hebt gehad in je verbeelding, maar dat de werkelijkheid heel anders was. Zij knikte, en begon schoorvoetend te vertellen. Zo kwetsbaar maar heel eerlijk, ik hield mijn adem in. ‘Ik ben zo eenzaam geweest’, fluisterde zij.
De mensen om haar heen weten niet wie zij werkelijk is.
Zij geloven nog steeds in de vrouw die zij pretendeerde te zijn. Ik laat het zo.
Zwanine Siedenburg over haar berichten uit de parallelle wereld
Elke keer kost het weer doorzettingsvermogen om mijn eigen veilige wereld te verlaten en af te stappen op de mensen die niet om mijn hulp gevraagd hebben. Met enige schroom klop ik op deuren waarvan ik niet weet wat zich daarachter bevindt. Elke keer ontroert het mij om de blijdschap, de wijsheid en de berusting te zien bij de mensen die in kleine kamertjes wonen en afhankelijk zijn van drugs en hun begeleiders. Ik praat met ze zoals je maar zelden met mensen kan praten. Ik zweef mee op hun wanen, ik corrigeer als het mij te ver gaat en ik loop weg als ik geen contact kan maken. Maar elke keer zit ik neuriënd op mijn fiets naar huis omdat ik het zo goed met ze heb gehad.