Het is vrijdagochtend en de dagbestedingsgroep van Margo Warring bestaat vandaag uit zo’n vijftien ouderen met een Surinaamse, Kaapverdische of Chinese migratieachtergrond. Warring is 65 jaar en geboren in Suriname. Ze werkt al achttien jaar als activiteitenbegeleider met ouderen in Rotterdam. Samen met de stagiaire en de vrijwilliger deelt ze een rood mapje uit voor het ochtendgebed. De tafels zijn vierkant opgesteld in een klassieke carré-opstelling, net zoals bij een vergadering.
“De meeste ouderen komen hier terecht omdat ze eenzaam zijn. Vanuit onze cultuur is het eigenlijk normaal dat ouderen opgevangen worden door hun kinderen. Maar dat is nu we in Nederland wonen veel minder geworden, want ze nemen de gebruiken van hier over”, vertelt Warring. Het valt haar op dat veel migratieouderen zich schamen en dat ze daardoor niet altijd open zijn over hun thuissituatie. “Er zijn veel Surinamers die eenzaam zijn, maar ze zijn te trots om dat aan de gemeente te vertellen. Ze liegen over dat ze hulp krijgen van familie, maar hierdoor krijgen ze wel minder vaak een zorgindicatie dan andere bevolkingsgroepen”, licht ze toe.
Onder gevoelsgenoten
Eenzaamheid onder ouderen met een migratieachtergrond is een complex onderwerp waar meer onderzoek naar gedaan moet worden, vindt Tineke Fokkema. Zij is bijzonder hoogleraar Ageing, Families and Migration aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. “We weten uit eigen onderzoek, maar ook uit dat van anderen, dat mensen met een migratieachtergrond het prettiger vinden om met gelijkgestemden samen te zitten. Dat ze naar de dagopvang gaan als ze weten dat ze bij hun eigen groep zitten. Veel ouderen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond vinden het bijvoorbeeld fijn als de vrouwen en mannen gescheiden zitten. Ze voelen zich daar prettiger bij. En zo zijn er ook roze vleugels voor de LHBTQ+-gemeenschap. Mensen willen graag onder gevoelsgenoten zijn en door hen verzorgd worden. Dat ze weten dat ze op een juiste manier bejegend worden en dat verzorgers hun achtergrond beter begrijpen.”
Een ondernemende tweede generatie
De hoogleraar ziet dat steeds meer jongeren van de tweede en derde generatie zich inzetten voor ouderenzorg. Een groep die de komende jaren ook zal blijven groeien. Een goed voorbeeld hiervan is Ismale Meral (42), algemeen directeur van het Maatschappelijk Ondersteuningsbureau (MOB). Hij startte het ondersteuningsbureau om zorg te bieden aan de zes grootste groepen migrantenouderen in Rotterdam. De directeur ziet diversiteit als een kracht en spreekt liever niet over cultuurspecifieke zorg, maar over cultuurbewuste zorg.
“Mijn cliënten met een Chinese migratieachtergrond willen bijvoorbeeld helemaal niet aangeraakt worden. In tegenstelling tot de Nederlandse-Surinamers die alleen maar willen knuffelen”, licht Meral toe. Momenteel is hij bezig met twee nieuwe woonzorgcentra: een islamitische en eentje voor de Afro-Caribische gemeenschap. Over hoe de laatste groep zorg ervaart is wellicht het minst bekend. Volgens Tineke Fokkema komt dit omdat de focus vaak ligt op groepen waarbij de culturele afstand het grootst is. Maar dat neemt niet weg dat er ook naar deze groep gekeken moet worden.
Wilbert Jahoen, beter bekend als Willy, zet zich al bijna dertig jaar in voor ouderen van de Nederlandse Antillen. Elke vrijdag organiseert hij in Rotterdam een bijeenkomst voor zijn dames, zoals hij ze zelf noemt. “Ik hoorde dat veel Antillianen eenzaam waren en daarom ben ik deze groep begonnen. Want ik heb op alle zes de eilanden gewoond en begrijp hoe zij zich voelen.” De 71-jarige Nederlandse-Curaçaoënaar ontvangt geen subsidie van de gemeente en doet veel uit eigen zak. Er is wel een bijdrage van €7,50, maar die is niet verplicht. “Ik houd niets zelf, alles gaat naar mijn dames. Dit zijn mijn moeders en mijn zusters”, vertelt hij trots.
Hoewel er verschillende activiteiten worden georganiseerd, is de vrijdaggroep vooral een plek om met elkaar te praten als middel tegen eenzaamheid. “Ik bied ze een luisterend oor, maar ik moedig ze ook aan om te blijven leren.” Jahoen legt uit dat ze soms onzeker zijn om bepaalde stappen te nemen, omdat ze bijvoorbeeld niet goed kunnen schrijven en/of lezen. Vaak weten ze bijvoorbeeld niet waar ze recht op hebben, dit blijkt ook uit onderzoek van de gemeente Rotterdam. De 71-jarige denkt dan ook dat het belangrijk is om meer cultuurspecifieke zorg aan te bieden zodat deze groep goed begeleid kan worden.
Cultuurspecifieke zorg
De meningen over cultuurspecifieke zorg zijn echter verdeeld, omdat het migratieouderen nog meer zou isoleren van de Nederlandse samenleving. Is er dan wel een geschikte oplossing? “Ik heb hier de laatste tijd veel discussie over, maar voor deze mensen is integreren eigenlijk al te laat. Ze hebben hun hele leven de normen, waarden en gebruiken van hun eigen cultuur behouden”, vertelt Fokkema. “En om dan nu te zeggen, bij het laatste stapje, wanneer ze bijvoorbeeld dementerend worden, ‘en nu gaat u gezellig integreren’. Dat kan je ze niet aandoen. Deze eerste generatie moet je zo veel mogelijk een goede oude dag geven.”
Margo Warring zet zich met veel liefde in voor die goede oude dag. Al helemaal omdat het haar opgevallen is dat de eenzaamheid is toegenomen sinds het afschaffen van bejaardentehuizen. De dagopvang is er alleen maar voor mensen met een zorgindicatie en deze klopt bij veel migratieouderen niet, denkt de dagbestedingsbegeleider. Rond een uur of één serveert ze masoesa, een Surinaams rijstgerecht met kip, aan de groep. “We zijn niet verplicht om een warme maaltijd aan te bieden, maar we doen het wel, omdat we bang zijn dat ze thuis geen warme maaltijd krijgen”, legt Warring uit. Over een paar jaar gaat ze zelf ook met pensioen en soms vraagt ze zich af in welke situatie zij terecht komt. “Ik heb zelf drie dochters, maar ik weet niet of zij mij zullen opvangen. Ik hoop het wel.”