In 1968 schreef historicus A.A. de Jonge in het nawoord van een studie van de NSB dat de Boerenpartij – een rechtse partij geleid door de roemruchte boer Koekoek – ‘in haar demagogie vaak herinnerd aan stromingen van vóór de oorlog.’ Voor de lezer die net een verhandeling over de NSB heeft gelezen, was het duidelijk waar De Jonge op doelde. De Jonge kreeg hier van collega-historici meteen op zijn kop: zoiets kon je toch écht niet zeggen, was de tendens.

Hoe anders is het tegenwoordig. De term fascist duikt overal op en GroenLinks nam onlangs nog een ‘fascimemotie’ aan, waarin de partij werd opgeroepen zich altijd uit te blijven spreken tegen fascisme en extreemrechts. Waar komt die neiging om politieke actoren ‘fascist’ te noemen eigenlijk vandaan? Hoe ging men daar vroeger mee om? En is het gerechtvaardigd om hedendaagse politici en/of partijen fascistisch te noemen? Over precies deze vragen heb ik afgelopen winter mijn geschiedenisscriptie geschreven. Ik heb onderzocht hoe historici in Nederland omgaan met de fascisme-analogie en in hoeverre zij de vergelijking rechtvaardig achten. Ik wil jullie hier graag in sneltreinvaart in meenemen.

In Nederland begint het fascismedebat onder historici in 1968, met de bovengenoemde vergelijking van De Jonge. Dit debat heb ik in vier verschillende fasen ingedeeld. In de eerste fase (1968-2001), die loopt van de Boerenpartij, via Hans Janmaat tot de intrede van Pim Fortuyn in de politiek, was er sprake van terughoudendheid en sporadische vergelijkingen onder historici. Tijdens de tweede fase (2001-2007), door de opkomst van en moord op Pim Fortuyn, komt de fascismevergelijking op en wordt deze analogie bediscussieerd door historici. Tijdens de derde fase (2007-2019) groeit de discussie uit tot een beginnend debat over het ‘f-woord’, voornamelijk door de opkomst van Geert Wilders. Vervolgens, vanaf maart 2019, vanaf de beruchte ‘Uil van Minerva speech’ van Thierry Baudet na zijn zege bij de Provinciale Statenverkiezingen, verkeert het nu in een fase van open en fel debat. Het is dus duidelijk te zien dat het fascismedebat steeds meer intensiveert.

Radicalisering van standpunten

Sinds Pim Fortuyn gebruikt elke radicaalrechtse beweging die opkomt – achtereenvolgens LPF, PVV, Forum – steeds hevigere retoriek. Ook binnen partijen, vooral bij Forum, is er sprake van een radicalisering van standpunten. Daarnaast behalen dergelijke partijen dikwijls verkiezingsoverwinningen en begeven ze zich dus niet in de marge van de politiek, zoals bij de partijen van Hans Janmaat (Centrumpartij en Centrumdemocraten) nog het geval was. Een groter extreemrechts leidt ook tot een grotere vraag vanuit de samenleving, bijvoorbeeld vanuit journalisten of maatschappelijke organisaties, aan historici om dit fenomeen te duiden.

Tegelijkertijd zie je dat bij historici zelf hun kijk op het publieke debat verschuift. Geschiedenis werd tot de jaren zeventig nog als een zo wetenschappelijk en apolitiek mogelijke onderneming gezien. Vanaf de jaren zeventig was hier een duidelijke omslag in te zien, waarbij historici zichzelf ook meer zagen als onderdeel van de samenleving en daarmee ook moreel verplicht om hun kennis te gebruiken in het publieke debat. De intensivering van het debat lijkt dus zijn oorsprong te vinden in een combinatie van enerzijds de verruwing van het politieke debat en het groter worden van radicaal-rechts, wat zorgt voor een toenemende duidingsvraag en anderzijds veranderende mores van historici ten aanzien van de rol van de historicus in het publieke debat en veranderende inzichten over de term ‘fascisme’.

Gerechtvaardigd?

Is de vergelijking nu wel of niet gerechtvaardigd? Wat vinden de historici? Een ondubbelzinnig antwoord is hier niet op te geven. Het hangt vooral af van de manier
waarop deze vraag wordt geïnterpreteerd. Er is een maatschappelijk-historische (is de vergelijking zinvol?) en een academisch-historische (klopt de vergelijking?)
manier om over de vergelijking te argumenteren.

Deze maatschappelijk-historische en academisch-historische discussies lopen in praktijk door elkaar. Historici zijn over het algemeen behoedzaam. Op een enkeling na noemt geen enkele historicus een politieke actor regelrecht fascistisch. Een deel van de historici vindt het geen zinvolle exercitie, vanwege de feitelijke onjuistheden en/of omdat het averechts werkt. Een even zo grote groep kiest echter een soort middenweg. Hier weer een deel van vindt de vergelijking gerechtvaardigd omdat een historicus elk fenomeen met elkaar kan vergelijken, zolang het historisch verantwoord is. Sommige historici onderschrijven ten slotte het moreel appèl die van zo’n vergelijking kan uitgaan. De vergelijking kan helpen in de ‘strijd’ tegen radicaal-rechts: door dergelijke terminologie te bezigen en parallellen tussen een donkere periode in de geschiedenis en het heden kan een historicus duidelijk maken dat retoriek en acties van hedendaagse politieke actoren potentieel een gevaar voor de democratie zijn.

Historicus Robin te Slaa, die twee vuistdikke boeken over de NSB heeft geschreven en dus een kenner is van het interbellum, verwoordde het in een interview met Trouw als volgt: “Ik geloof in de beginselen van de democratische rechtsstaat en constateer dat deze stelselmatig worden ondermijnd door Forum. Hier ben ik bezorgd en verontwaardigd over. Als historicus die zich bezighoudt met de bestudering van het fascisme kan ik wijzen op bepaalde overeenkomsten met bewegingen uit de vorige eeuw (…). Dat beschouw ik inderdaad als een taak van mij.”

Onverstandig

Zelf denk ik dat politieke actoren zonder voorbehoud fascistisch noemen buitengewoon onverstandig is. Zoals door veel historici die zich in dit debat hebben gemengd terecht is opgemerkt, is de context van nu en de jaren dertig erg verschillend. Ook wordt in onze maatschappij het woord ‘fascist’ te pas en te onpas gebruikt en dit draagt niet bij aan een beter begrip van fascisme of de bestrijding van extreme ideeën. Tegelijkertijd is er sinds de radicalisering van Forum wel iets veranderd. Ook dit wordt door meerdere historici onderschreven. De partij plaatst zichzelf steeds meer buiten de democratische rechtsorde, gebruikt controversiële tactieken, en heeft ideologisch bedenkelijke ideeën. Historici zijn absoluut gerechtvaardigd dit aan te stippen en te waarschuwen voor hen die zich afzetten tegen de democratie en rechtsstaat. Zolang de gesitueerdheid en inhoudelijke verschillen worden benadrukt, kunnen de overeenkomsten tussen zeer radicale partijen zoals Forum en het fascisme zeker worden benoemd – niet als loze scheldwoorden, maar vanuit een oprechte bezorgdheid vanwege die overeenkomsten.

Het zou goed zijn als wij ons beseffen welke kracht het ‘f-woord’ heeft en bewust zijn met het gebruik hiervan. Woorden en kwalificaties doen ertoe. Voorzichtigheid is dus geboden. Tegelijkertijd betekent dit juist ook dat daadwerkelijke fascistische kenmerken van bijvoorbeeld Forum niet onbesproken moeten blijven en wij ons daar altijd tegen uit moeten blijven spreken.

matthijs_brinkhuis

Matthijs Brinkhuis

Matthijs Brinkhuis studeerde geschiedenis in Utrecht. Zijn masterscriptie ging over hoe historici in Nederland omgaan met de …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.