Sømandshjemmet is Deens voor ‘zeemanshuis’. In dit hotel, strategisch gelegen midden in de haven van Nuuk, verzamelen werklui van omliggende bedrijven zich voor een warme maaltijd. Terwijl sommigen hun pauze gebruiken om een sigaret op te steken, genieten anderen van een kop koffie in de warmte die de vroege zomerzon biedt.

‘Ik ben geen visser meer’, zegt een van de mannen in gebroken Engels met een kop koffie in de hand. ‘Het is slecht voor m’n rug.’ Nadat hij, en de vrouw naast hem, met handgebaren duidelijk maakt dat ze op de foto willen, valt onze korte conversatie stil. Het duo praat onderling in het Groenlands verder.

De vrouw verdwijnt naar binnen om haar lege kop koffie terug te brengen en de man richt zich opnieuw tot mij. ‘Ik maak figuurtjes uit speksteen.’ Terwijl het voor de gepensioneerde visser moeilijk is zich in het Engels uit te drukken, is er langs mijn kant gebrek aan kennis van het Deens, laat staan Groenlands. Opnieuw valt ons gesprek stil. We staren in stilte voor ons uit, naar de bedrijvigheid van de haven.

Visvangst in Groenland

Visvangst blijft een van de belangrijkste pilaren van de Groenlandse economie, ook al vormt overbevissing een wereldwijd probleem. Er wordt voornamelijk heilbot, garnaal en kabeljauw uit de Arctische wateren gevist, maar ook krab en makreel komen in de netten terecht. Volgens Statistics Greenland waren er in 2020 welgeteld 4136 mensen tewerkgesteld in de visindustrie, wat zo’n 7% van het totale aantal inwoners van Groenland is.

Terwijl grote schepen aanmeren in de haven van Nuuk brengen zelfstandige vissers hun vangst binnen in een soort van markthal in de “koloniale” haven. De verse vis, die regelrecht uit de zee komt, ligt verspreid over de tafels tentoongesteld.

Het is duidelijk dat de vangst van de vissers ruim voldoende is. Na gesprekken met enkele inwoners van Nuuk krijg ik dan ook de indruk dat waarschuwingen over overbevissing hier met een korreltje zout worden genomen.

Alarmerende signalen over overbevissing wekken scepsis op bij een deel van de bevolking. Maar reuzen zoals Royal Greenland en Polar Seafood pronken toch met veelbelovende duurzaamheidsinitiatieven. Ook binnen de economie van Groenland vindt er een verschuiving plaats, richting een maatschappij waarin toerisme een grotere rol toebedeeld krijgt.

MO_Groenland-tekst1
Beeld door: Renske Van Hoof

Overgang naar toerisme

In de oude, koloniale haven verzamelt zich een handjevol toeristen naast de pier. Die drijft op het heldere water van de fjorden rondom Nuuk, de hoofdstad van Groenland. Boten van verschillende rederijen meren hier aan om richting het noorden te varen. Ze varen naar plaatsen waar alleen de ademgeluiden van walvissen te horen zijn. De natuur neemt het er over, alsof je je midden in een documentaire van David Attenborough bevindt.

Jakobine Tellesen werkt als gids en kapitein bij een van die rederijen, Nuuk Water Taxi. Ze begeleidt excursies naar nabijgelegen fjorden, waarbij ze geregeld verschillende zeezoogdieren tegenkomt. Het bedrijf waar Jakobine voor werkt hecht waarde aan het respecteren van de natuur. ‘We weten dat we op een zekere afstand van de walvissen moeten blijven’, zegt ze.

‘Wanneer we er eentje spotten, zorgen we ervoor dat we ons niet vóór het dier bevinden. Dat mag niet. We blijven altijd naast of achter de walvissen en gaan niet achter ze aan. We manoeuvreren het vaartuig voorzichtig doorheen de fjord en onze motor leggen we stil. Dan kunnen we de dieren horen ademen

MO_Groenland-tekst2
Beeld door: Renske Van Hoof

Inuitidentiteit

Wanneer de term ‘duurzaam toerisme’ valt, denken we snel aan natuurbehoud. Maar volgens Jakobine wordt daarbij het sociale aspect soms over het hoofd gezien.

Ze merkt dat toeristen vaak een oordeel klaar hebben over Groenlandse tradities. ‘Niet iedereen respecteert de lokale cultuur’, zegt ze. ‘Toeristen zijn niet vertrouwd met wat we eten, zoals het vlees van zeehond of walvis. Ze maken zich zorgen over de bescherming van de dieren, maar snappen onze eetgewoontes niet.’ Het eten, en dus ook de jacht en visvangst, maken deel uit van de Inuitcultuur.

Daarvan zijn ook andere elementen terug te vinden in het hedendaagse Groenland. Jakobine laat me vol trots een foto van haar oorbellen zien. De juwelen zijn vervaardigd van de vacht van een poolhaas en van de beenderen van een walvis. ‘Het komt rechtstreeks uit de natuur’, zegt Jakobine.

In het naaiatelier Systyen Kittat (foto hieronder) hangen zeehondenhuiden opgespannen tegen de muur. Op de tafels slingeren haakwerkjes en donzige handschoenen rond. Johanne, kleermaakster in het atelier, stelt traditionele Groenlandse klederdracht samen.

Tegenwoordig wordt deze handgemaakte uitrusting enkel nog gedragen voor speciale gebeurtenissen zoals trouwerijen, communies of begrafenissen. Vrouwen zijn dan uitgedost in kleurrijke kledij terwijl de mannen een eenvoudig wit bovenstuk combineren met een zwarte broek. Omdat het zo’n twee jaar kan duren om de hele set af te maken, is de traditionele outfit een echte investering en wordt die ook doorgegeven van generatie op generatie.

Volgens Johanne zijn steeds meer jongeren geïnteresseerd in het proces achter het unieke stuk. Zij komen er over de vloer om de kunst van het naaien onder de knie te krijgen.

MO_Groenland_Naaiatelier Systyen Kittat
Beeld door: Renske Van Hoof

Andere Inuitgewoontes, zoals traditionele tattoos, zijn net zo goed in opmars. ‘Steeds meer mensen laten tattoos op hun gezicht zetten om te tonen hoe trots ze zijn op hun Groenlandse identiteit’, zegt Magnus Biilmann Trolle, bestemmingscoördinator bij toeristenorganisatie Colourful Nuuk.

‘Vroeger was dat niet zo. Mensen waren toen bijna beschaamd om van Groenland afkomstig te zijn, mede door racisme vanuit Denemarken waarmee we te maken kregen.’

Traditie en vernieuwing

Boven op een heuvel, met zicht op de koloniale haven van Nuuk, staat het standbeeld van Hans Egede. Die Noors-Deense zeevaarder bereikte Groenland in de 18de eeuw en stichtte de huidige hoofdstad Nuuk. Niet veel later werd het land toegevoegd aan het Deense koninkrijk.

Het beeld van Egede is voor de inwoners van Nuuk een herinnering aan een tijd waarin de Deense overheid het voor het zeggen had in Groenland, een tijd die velen zich nog kunnen herinneren. (Het eiland kreeg pas in 1979 een vorm van autonomie, die het in 2009 kon uitbreiden, red.)

Hoewel het land ondertussen meer zelfstandigheid heeft verworven, blijft Denemarken aan de touwtjes trekken wat betreft het buitenlandse beleid en de veiligheid. Daarbovenop hoor ik tijdens m’n verblijf in Groenland verschillende stemmen die zeggen dat Denemarken en de Europese Unie met een veroordelende vinger blijven wijzen naar ontwikkelingen die zich in de Arctische staat afspelen.

Ik ontmoet Tavik Tróndheim in een cafeetje in de koloniale haven. We besluiten buiten te zitten, waar we zicht hebben op fjorden en besneeuwde bergen aan de horizon. Met temperaturen net boven het vriespunt en geen wolkje aan de lucht is het volgens Tavik tenslotte perfect terrasjesweer.

Tróndheim probeert het evenwicht te zoeken tussen enerzijds de traditionele jacht en visvangstcultuur en anderzijds de mogelijkheden van digitale platformen. Zijn doel is om het beste van beide werelden te combineren.

Met zijn bedrijf, Wildfood, probeert hij een duurzaam model te creëren voor de manier waarop verse vis en vlees worden verkocht. Zodra een jager of visser een vangst of jachtpartij aankondigt op Tróndheims platform, kunnen klanten een bestelling plaatsen. Op deze manier wordt alleen gevangen wat op voorhand wordt besteld, niet meer dan dat.

Toch zijn er enkele uitdagingen voor Tróndheim wanneer het aankomt op het behouden van de cultuur. Zo kwam zijn bedrijf in het Deense nieuws na een incident met een orka. ‘Een van de jagers met wie we samenwerken had een spækhugger gevangen, een orka, en wilde het dier verkopen via onze website. We wisten dat sommige mensen ertegen zouden zijn dat we het vlees zouden verkopen, maar daar was ik het niet mee eens. Onze intentie is dat de jager ook de verkoper is. Wij kunnen dus niet bepalen wat wel of niet verkocht wordt. Natuurlijk zaten we kort daarna in de problemen.’

Ik zou zelf net zo goed m’n neus optrekken voor een stukje walvisvlees. Maar toch laat ik me de laatste avond van mijn reis overtuigen om te proeven van een schotel met een mix van zeedieren.

Ik leerde hier dat wat door onze westerse bril gezien not done lijkt, soms deel uitmaakt van een cultuur die al eeuwen bestaat. Is het dan aan ons om te beslissen hoe anderen hun levensstijl moeten omgooien en zich moeten aanpassen aan dat waar wij in Europa waarde aan hechten?

Stiekem ben ik toch opgelucht wanneer een van de medewerkers van het restaurant verontschuldigend meedeelt dat ze voor vandaag al door hun voorraad walvisvlees heen zijn, en die avond dus geen gerechten waarin het dier verwerkt wordt meer kunnen serveren.

Dit artikel verscheen eerder op de website van MO*magazine, www.mo.be.

Renske van Hoof

Renske van Hoof

Renske Van Hoof studeert Sustainability Science, Policy and Society en heeft een bachelor Internationale Journalistiek. Voor haar …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.