Het begint rond 2009, als het Apostolisch Genootschap de luiken openzet en een dominee, een katholiek en ikzelf in Delft een platform oprichten voor levensbeschouwing en religie. Ons doel is verbinding met elkaar en met andere mensen en meer cohesie in de samenleving. In het gebouw in Delft komen kort daarop mensen bij elkaar van verschillende christelijke kerken, van twee moskeeën, het Humanistisch Verbond, het Bahá’í-geloof, het Soefisme en de Vrijmetselarij.
We praten over elkaars levensbeschouwing en over thema’s zoals een buurt waarin je je thuis voelt of ritueel slachten. Die dialoog gaat niet altijd vanzelf. Een humanist vindt uitspraken van de christenen nogal ‘overgeestelijk’. Als voorzitter van de bijeenkomst voel ik de spanning oplopen. Maar als ik doorvraag, blijkt iedereen eigenlijk hetzelfde te willen, namelijk iets betekenen voor anderen. Daarin vinden we elkaar, de spanning ebt weg.
De grote jihad
Om de deelnemers beter te leren kennen, ga ik bij hen op bezoek. Zo neem ik deel aan een open avond van de vrijmetselaars, stap ik voor het eerst de drempel van een moskee over en spreek ik met de Bahá’í over hun idealen en de vervolgingen van hun geloofsgenoten elders ter wereld. De verbindingen die in de eerste jaren na de oprichting van ons platform ontstaan, blijken van grote waarde, zeker als op woensdag 7 januari 2015 de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs plaatsvindt.
De zondag na de aanslag komen we met onze groep samen in de moskee. Ik zie angst in de ogen van de moslims: op straat en in de bus worden zij ter verantwoording geroepen voor daden die ze afschuwelijk vinden. Met elkaar laten we voelen dat niet iedereen zo denkt. We brengen een Verklaring van Vrede en Verbinding uit en organiseren gesprekken tussen burgers om elkaar niet kwijt te raken. In een van die ontmoetingen vertelt een vertegenwoordiger van de moskee over de ‘grote jihad’: de strijd in jezelf om een goed mens te zijn. Ik heb daar nog nooit van gehoord. Als je elkaar leert kennen, verandert je perspectief.
Wanneer je mensen met een andere achtergrond spreekt of hoort praten, kan dat behoorlijk confronterend zijn. Aan een dialoogtafel vertelt een jongen van Turkse afkomst dat hij soms met zijn vrienden op straat staat en dat voorbijgangers dan liever oversteken dan dat zij hen passeren. Uit zijn woorden spreekt dat het hem pijn doet. Ik moet bekennen dat ik dat ook weleens doe en me nooit heb gerealiseerd hoe dat overkomt.
Als in 2014 de acties tegen Zwarte Piet beginnen, vind ik het maar overdreven. Het duurt een paar jaar voordat echt tot me doordringt dat er kinderen zijn die intens worden gepest en uitgescholden met ‘Zwarte Piet’ in de sinterklaastijd. Als ik Jerry Afriyie, de voorman van Kick Out Zwarte Piet, hoor spreken, zie ik een sympathieke man die zoekt naar verbinding en ook worstelt met vooroordelen die hij heeft meegekregen in zijn opvoeding. Mijn Zwarte Piet verkleurt …
Soms zoek ik het ongemak ook op, zoals vorig jaar bij de Keti Koti-herdenking in Delft. Een theatervoorstelling laat zien wat ons slavernijverleden heeft teweeggebracht en hoe het tot op de dag van vandaag doorwerkt. Ik voel me wat ‘apart’ als een van de weinige witte mensen tussen een heleboel gekleurde mensen. Dan bedenk ik me hoe anderen zich soms elke dag voelen. En hoe goed het ook voor witte Nederlanders is om te gedenken dat de slavernij is afgeschaft.
Onschatbare waarde
Gelukkig zijn er veel mensen die drempels over gaan. In een buitenwijk van Delft staat het Buurtkippenhok. Er werken twee jongens met het syndroom van Down. De een veegt het hok aan, de ander verkoopt eieren aan een opa uit de buurt die langskomt met zijn kleindochter. Coördinator Gé benoemt waarom hij zich hier vrijwillig voor inzet. “Ik ben ervan overtuigd dat het van onschatbare waarde is om iets voor elkaar te betekenen. Dit vertegenwoordigt veel meer dan het op zoek blijven naar bezit en middelen, want het echte leven gaat daar helemaal niet over.”
Vrijwilligers inspireren me. Zo ontmoet ik Elly en Franny, die al jaren twee keer per week koffie schenken in een buurthuis, waar mensen welkom zijn die anders eenzaam thuis zitten. Hans heeft een fietsenwerkplaats opgezet en helpt jongeren die soms fors ontspoord zijn door hen te leren fietsen repareren. “Want”, zegt hij, “als je beschadigd bent in je jeugd, ben je niet per definitie een klootzak.” En vluchteling Nushaba richtte een multiculturele vrouwengroep op, nadat zij als gepromoveerd microbioloog met 24 jaar onderzoekservaring geen vast werk kon vinden in Nederland.
Het kost altijd weer moeite om op die onbekende ander af te stappen. Maar wat is het bijzonder om voorbij die drempel in een wereld te komen van boeiende mensen met allemaal hun eigen ervaringen en levensvisies. De kunst is dan om niet alleen de ander eerlijk aan te kijken, maar om ook je eigen opvattingen en gedrag met een open blik te bekijken en misschien zelfs te veranderen.