De regel is ook onevenredig discriminerend, want vaak gaat de discussie slechts over één groep. Het gaat voornamelijk om de aanwezigheid en zichtbaarheid van moslima’s. Daarenboven worden net de mensen die een levensbeschouwelijk symbool dragen vaak niet betrokken bij de publieke discussies hierover. Om daar verandering in de brengen zetten we in dit artikel eens de andere kant in de kijker. We laten vier mensen, van verschillende levensbeschouwingen, aan het woord over het symbool dat ze dragen.

Roger Verdonck, protestants christen, heeft een tattoo waarop ‘In Christ alone’ te lezen is.
“Ik heb de tattoo laten zetten op mijn rechter onderarm met de tekst ‘In Christ Alone’. Dit heb ik doelbewust gedaan omdat ik mijn geloof graag wil laten zien, het is een soort getuigenis. Ik krijg vaak de vraag wat de betekenis van mijn tattoo is, dan leg ik uit dat ik een wedergeboren Christen ben en dat ik door mijn geloof innerlijk veranderd ben. Toen ik vroeger, in mijn vorige job, nog veel op de baan was, werd ik vaak aangesproken over mijn tattoo. De reacties waren overwegend positief, maar ik moet toegeven dat de meesten zeiden: “Ik geloof niet echt in God, maar als jij je daar gelukkig mee voelt, is dat oké voor mij.” Bij mezelf dacht ik dan: “Ok, ik heb toch alweer een zaadje mogen planten en dat zaadje kan beginnen te groeien, ik heb mijn getuigenis gegeven.”
“Ik vind het belangrijk om met anderen over geloof te praten, ik luister ook met goesting naar wat anderen te vertellen hebben over hun geloofsovertuiging. Het is niet aan mij om te oordelen hoe iemand zijn of haar geloof ervaart. Ik vind het belangrijk dat iedereen zijn of haar geloof kan uiten. De discussie die er momenteel heerst over het dragen van hoofddoeken in publieke plaatsen vind ik totaal onnodig. Ik vind dat mensen hun geloof mogen uiten naar iedereen.”

Ravinder Kaur, sikh, draagt een tulband (rechts op de foto)
“Ik ben Ravinder en draag een tulband omdat ik sikh ben. Ik mocht in mijn lagere en middelbare school mijn hoofd niet bedekken en dat vond ik zeer jammer. Na mijn zesde middelbaar heb ik daar gelukkig geen problemen meer mee gehad. Op de universiteit mocht ik mijn hoofd wel bedekken. Ik draag mijn tulband om mijn ‘kes’ te bedekken. Dit zijn ongeknipte haren en vormen één van de vijf K’s of symbolen van het sikhisme. Ik word soms aangesproken over mijn tulband. Dan vragen mensen wat het is en waarom dat ik het draag. Er wordt veel gediscussieerd over het hoofddoekenverbod in de politiek. Door een hoofddoek te dragen of een ander levensbeschouwelijk teken te dragen doet niemand iets verkeerd. Ik vind dat het verbod overal opgeheven moet worden en dat iedereen de mogelijkheid moet krijgen om zijn of haar geloof op een eigen unieke manier te uiten.”
Zeynep Akcaoglu, moslima, draagt een hijab
Ik ben een hoofddoek beginnen te dragen als onderdeel van mijn religieuze belevenis. De hijab werd ten tijde van de profeet Mohammed gedragen door moslimvrouwen om hun religieuze identiteit te verkondigen, als een soort groepsindicator. Voor mij is dat de reden om ervoor te kiezen. Daarnaast ben ik een hoofddoek beginnen te dragen, omdat ik voelde dat het me bewust maakte over hoe ik met mijn lichaam omging en over hoe ik wilde dat anderen me zagen. Dit betrof zowel de hoofddoek, een herkenbaar teken van religiositeit, als hoe ik me kleedde. Ik vond het fijn om de keuze te hebben over wie mijn lichaam op een meer intieme wijze kan zien.
De traditie van haar bedekken bestond al langer in verschillende delen van de wereld, en binnen de Arabische wereld zowel voor mannen als vrouwen. De Koran beschrijft in een paar verzen dat moslimvrouwen worden aangemoedigd om bepaalde delen van hun lichaam te bedekken, zonder exacte specificatie. Er zijn verschillende interpretaties van de manier waarop men volgens die voorschriften leeft. Ikzelf groeide op binnen een Turkse soennitische gemeenschap, waar vrouwen vaak al hun hoofdhaar bedekken. Het was dan ook een evidente keuze om me zoals de meeste vrouwen rondom mij te kleden. Na een tijd begon ik me meer en meer bewust te worden van hoe een herkenbare moslim zijn, samenhangt met onze positie binnen de maatschappij.

Er bestaat reeds decennia een enorm stigma rond de islam. De stereotypes zijn hardnekkig en vaak bijzonder negatief. Vooral omtrent moslimvrouwen bestaat het idee dat we passief, onderdrukt en ongeschoold zijn. Ik was voor vele medestudenten de eerste moslim én allochtoon met wie ze ooit langer dan vijf minuten gesproken hadden. Daarom voelde het alsof het mijn verantwoordelijkheid was om die stereotypen uit te dagen.
Daarnaast hoopte ik een voorbeeld te kunnen zijn voor jongere moslimmeisjes. Als kind betekende het enorm veel voor me om moslimvrouwen met een hoofddoek te zien op tv, aan universiteiten, op de werkvloer. Dit gaf me een gevoel van zelfvertrouwen en ambitie. Ik wilde tonen dat een groep van twee miljard gelovigen niet gereduceerd kan worden tot de gevaarlijke en achterhaalde vooroordelen die er over ons bestaan.
Ik ben zelf al meerdere keren aangesproken over mijn hijab, zowel op school als later op het werk. De opmerkingen variëren tussen goed bedoeld, maar toch onwetend (‘Moet het van je vader?’, ‘Draag je het als je slaapt?’’) tot onrespectvol (‘Zet het hier maar af, ik zal het Allah niet zeggen’, ‘Ik ga heus niet opgewonden raken als ik je haar zie’). Het stigma rond het dragen van een hoofddoek is verontrustend wijdverspreid en genormaliseerd. Zo waarschuwde mijn mentor me tijdens mijn stage aan een ziekenhuis dat patiënten me ongemakkelijke vragen zouden kunnen stellen. De intentie van mijn mentor was goed, en ik begrijp waarom hij het zei, maar ik vond het jammer dat hij zich genoodzaakt voelde om het te doen. Ik stond in het ziekenhuis als gemotiveerde hulpverlener-in-opleiding, met bovengemiddelde studieresultaten en een jarenlange ervaring als vrijwilliger. Waarom kon ik niet simpelweg als een hulpverlener bekeken worden?
Dan hebben we het nog niet gehad over het hoofddoekenverbod. Het voelt bijzonder vernederend om je hoofddoek te moeten afzetten, omdat anderen eisen dat ze je haar willen zien. Een bijzonder pijnlijk moment was toen een vriend van me, mij buiten de schooluren met een hoofddoek zag en een tijdje niet meer met me sprak. Ik kon maar niet begrijpen waarom. Ik was exact dezelfde persoon, gewoon met een doek rond mijn haar. Ik heb jarenlang de verschillende argumenten voor een hoofddoekenverbod proberen te begrijpen. Neutraliteit is dan iets dat steeds weer terugkomt. Natuurlijk horen overheidsinstanties, scholen en ziekenhuizen iedereen gelijkwaardig te behandelen. Neutraliteit hangt echter niet af van het dragen van levensbeschouwelijke tekens, maar van hoe dienstverleners, ambtenaren en hulpverleners burgers behandelen. Of iemand nu een hoofddoek, keppel, kruis of turban draagt of niet, maakt iemand niet meer of minder neutraal.
Daarnaast vind ik het bijzonder jammer dat we de diversiteit in onze samenleving behandelen als iets dat inherent tot verdeeldheid zou leiden. Dat is helemaal niet zo. België is een land dat talloze atheïsten, christenen, moslims, joden, hindoes en boeddhisten hun thuis noemen. Antwerpen en Brussel zijn twee van de meest diverse steden van Europa. Het is een zonde om te doen alsof dit iets is om bang van te zijn, het is juist iets om te vieren. Het is mooi om mensen de kans te geven om met vreugde en trots zichzelf te mogen zijn. Bovendien vrees ik dat het angstig onderdrukken van ieder teken van niet-Westerse cultuur of religie het wantrouwen naar deze tekens alleen maar doet toenemen.
We zijn een samenleving. Wie weet wat voor vriendschappen, relaties en gemeenschappen gevormd zouden worden als we niet blindelings afgingen op levensbeschouwelijke tekens als strikte grens? De eerste twee keer dat je les krijgt van een vrouw met een hoofddoek ben je misschien verbaasd, de derde keer kijk je er niet meer naar. Blootstelling maakt dat je onbewuste, simplistische vooroordelen vervangen worden door een beeld van de persoon tegenover je als een volledige mens.”
Vincent Declercq, vrijzinnig humanistisch consulent, draagt een pin met het symbool van het vrijzinnig humanisme
“Ik draag altijd op mijn jas of blazer het symbool van het vrijzinnig humanisme, zijnde de ‘oudere’ fakkelpin. Internationaal zie je meer de happy human, maar ik vind onze versie eigenlijk mooier met die fakkel én de happy humans.

De motivatie om deze pin te dragen ligt in het verleden bij mijn schitterende leerkracht n.c. zedenleer waar ik ongelofelijk veel van geleerd heb, en achteraf beschouwd, besef ik ook dat ik mezelf beter heb leren kennen. Ik hecht ook veel belang aan mijn levensbeschouwing: waarvoor we staan, onze waarden, het feit dat ik als mens zélf mijn leven vorm kan geven én moet geven zonder een god. Plus, die pin heeft ook nog een extra gelaagdheid of dimensie gekregen want mijn partner en ik zijn eerst voor de wet getrouwd, met onze trouwringen. Later, bij onze vrijzinnig humanistische plechtigheid, hebben wij elkaar de fakkelpin opgespeld. Mijn motivatie ligt dus zowel in het belang van de waarden waarvoor de vrijzinnigheid staat én het is ook nog eens een extra symbool voor de liefde.
Ik ben al vaak aangesproken op mijn pin, maar alleen maar positief. De meeste mensen herkennen de fakkel, en vaak is het een gespreksstarter. Daarom dat ik het ook elke dag draag, en blijkbaar motiveert dat anderen om de pin ook te dragen. Ooit klopte iemand met zijn hand op zijn borst en gaf mij een ‘duimpje’, terwijl hij naar de pin wees en mij bedankte. Hij heeft me ook een knuffel gegeven. Die ‘gewone’ dingen komen wel binnen. Ik ben altijd blij als mensen me hierover aanspreken, het is vaak de start van vriendschappen.
Als het gaat over levensbeschouwelijke symbolen in de publieke ruimte, vind ik dat we deze ruimte moeten opdelen in openbare ruimtes als parken, de straat, etc. en openbare ruimte als overheidsdienstverlening. Bij de eerste invulling meen ik dat het logisch is dat in een seculiere en democratische samenleving iedereen zich vrij in die ruimte kan begeven en de vrijheid heeft om zich al dan niet levensbeschouwelijk te uiten. Er is immers de vrijheid om te geloven of om niet te geloven, maar ook om te kiezen. Bij de tweede invulling meen ik dat de overheid volledig neutraal dient te zijn en dat alle levensbeschouwelijke tekens daar geweerd moeten worden. Dit staat die neutraliteit anders in de weg. Ik meen dat het hier belangrijk en noodzakelijk is dat er onpartijdigheid en gelijkheid is, daar dit de gelijke behandeling van alle burgers garandeert.”
Dit artikel is afkomstig uit Spirit, het eerste interlevensbeschouwelijk tijdschrift van Vlaanderen. Lees hier meer.
“Neutraliteit hangt echter niet af van het dragen van levensbeschouwelijke tekens, maar van hoe dienstverleners, ambtenaren en hulpverleners burgers behandelen.” Dat vind ik een goede van Zeynep! Mensen, oud en jong, bekend of onbekend, mogen mij aanspreken met mijn voornaam. Ik heet namelijk geen ‘meneer’ maar Ton. En respect toon je door hoe je omgaat met mij en ik met jou.
Onder Christenen vind ik het helemaal raar, want je zegt tegen je broer of zus ook geen U?
Ik kleed me zo neutraal mogelijk, in de hoop daardoor zo toegankelijk mogelijk te zijn voor iedereen.
Het hangt er van af wat je precies bedoelt met de term uitdragen. Als ik een woord zie als getuigenis komt het van uitdragen via uitdagen makkelijk op het terreein van reclame maken voor jouw visie. Ook als de ander daar geen tijd voor heeft, of niet in de stemming is voor een diepgaand gesprek over gevoelige onderwerpen. Sommige dingenmoet je met de nodige eerbied behandelen.
Ik zou zelf wel eens een pentagram willen dragen, of een ander symbool van mijn religie (Wicca) maar ik weet dat sommige mensen in mijn dorp in de Bible Belt dat meteen als duivels en demonisch zouden opvatten. Dus als ik mijn pentagram draag is het onder mijn kleding.
Ik hoop met Ravinder op een samenleving waar iedereen de mogelijkheid krijgt om zijn of haar geloof (levensbeschouwing) op zijn eigen manier te uiten. En waar er geen taboe rust op objectieve informatie over andere religies, dus op informatie die niet speciaal gericht is op het veroordelen van anderen..