Hoewel Keti Koti groeit in nationale bekendheid en gezien wordt als immaterieel erfgoed, ervaren veel mensen, van nazaten van tot slaaf gemaakten tot bredere migrantengroepen, het herdenken op verschillende manieren. Maar wat betekent ‘verbonden herdenken’ in een samenleving die zo divers is als de onze? En voor wie is Keti Koti eigenlijk bedoeld? Wat vinden nazaten met roots in Suriname en Curaçao ervan? Uiteenlopende visies van diverse geïnterviewden over de viering, herdenking en bezinning rondom Keti Koti.
Sinds de officiële excuses voor het slavernijverleden in 2023 groeit de publieke belangstelling voor Keti Koti. In Amsterdam is 1 juli inmiddels deels een vrije dag, en er klinkt steeds luider de oproep om dit landelijk door te voeren. Maar met slechts 4,5 procent van de Nederlandse bevolking die zich direct met dit erfgoed verbindt, rijst de vraag: hoe maak je van Keti Koti een dag voor iedereen, zonder de oorspronkelijke betekenis te verwateren?
Volgens antropoloog Rashid Dossett ligt daar een spanningsveld: “Wanneer een feestdag te algemeen wordt, verliest het zijn gemeenschapsfunctie. Het is als wijn die met water wordt aangelengd. Uiteindelijk blijft er niets van over.”

De manier waarop Keti Koti beleefd wordt, verschilt niet alleen per persoon, maar ook per locatie en achtergrond. In Suriname ziet modeontwerper en educatiebegeleider Gerson Dean een duidelijke tweedeling: “Een deel van de nazaten richt zich op het verwerken van historische en intergenerationele trauma’s, terwijl een ander deel vooral de feestelijke kant omarmt: kleding, muziek en eten.”
Ook Liesbeth Smit, journalist, schrijver en historicus, herkent die dynamiek in Nederland: “In Nederland ligt de nadruk op Afro-Surinaamse identiteit, met optochten, lezingen, muziek en eten. Maar de complexiteit van de slavernijgeschiedenis mag explicieter worden benoemd en uitgedragen. Want Keti Koti is een belangrijke herdenkingsdag én het maakt onderdeel uit van een bredere historische context. Als we erkennen dat die geschiedenis van nature altijd al gelaagder was dan nog vaak wordt aangenomen komt er vanzelf ruimte om daar ook andere vormen van koloniaal onrecht in mee te nemen, zoals gedwongen vermenging en contractarbeid.”
Dossett, zelf van Curaçaose afkomst, benadrukt het belang van bredere erkenning: “Ik ben blij dat steeds meer mensen erkennen dat 1 juli niet alleen een Surinaamse herdenking is.” Op Curaçao wordt de dag herdacht als Dia di Abolishon, en ook op andere Caribische eilanden, tot aan Trinidad & Tobago toe, een gebied dat in de zeventiende eeuw afwisselend onder Nederlands gezag heeft gestaan alvorens door andere koloniale machten overgenomen te worden., zijn herdenkingen ingeburgerd.
Gedeeld verleden en gedeelde pijn?

Maar kan zo’n gedenkdag echt collectief zijn als de historische ervaringen zo uiteenlopend zijn? “Niet alle groepen hebben hetzelfde type onrecht op dezelfde diepte en intensiteit ervaren,” zegt Dossett. “Dat maakt een collectieve herdenking lastig.” Dean ziet juist kansen voor verbreding: “Elke groep die onder dwang naar Suriname moest reizen draagt een geschiedenis van onrecht. Die geschiedenis was altijd al gelaagd. Er is ruimte om ook andere vormen van koloniaal onrecht zoals gedwongen migratie en vermenging daarin mee te nemen.”
Smit is hierin voorzichtig. Voor haar staat Keti Koti primair voor het herdenken van een specifieke periode: “Die geschiedenis moet ook als zodanig erkend en herdacht blijven worden. Er zijn immers al zo weinig ijkpunten waarop we stilstaan bij de enorme impact van het slavernijverleden.”
Dean is het daar deels mee eens, maar benadrukt dat het slavernijverleden breder gedragen moet worden: “De slavernijgeschiedenis is niet enkel Afro-Surinaams erfgoed. Het raakt iedere bewust levende Surinamer.” En alle gebieden daarbuiten die geraakt zijn door Nederlandse slavernij.
De rol van inclusie

Orlando Belfor, recruiter bij het ministerie van Volksgezondheid, Sport en Welzijn, benadrukt het belang van bredere verhalen: “Zij [contractarbeiders] waren eigenlijk gewoon moderne slaven. Ze kregen zogenaamd rechten, maar de omstandigheden waren zwaar. Als we spreken over inclusie, moet er ruimte zijn voor alle pijn, alle verhalen en alle vormen van herdenking.”
Volgens Belfor zit er juist kracht in het erkennen van deze meervoudige geschiedenissen: “Wat mij betreft kan Keti Koti vanuit verschillende ervaringen en perspectieven worden herdacht,” zegt Belfor. “Iedereen heeft het recht om het pijnlijke en gemarginaliseerde verleden van hun voorouders te claimen en te herinneren.”
Volgens hem schuilt er juist kracht en verbondenheid in het stilstaan bij elkaars pijn en in het gezamenlijke proces van heling.
Dossett denkt dat een duurzame oplossing schuilt in een ‘confederale’ culturele benadering: “Elke bevolkingsgroep geniet – in deze scenario – een zekere mate van autonomie binnen de samenleving. De overheid zou, samen met hen die lokale gemeenschappen besturen, de overkoepelende kwesties kunnen regelen. Dat biedt een duurzame vorm van verbondenheid.”
Wat is dan de weg vooruit?

Gerson Dean pleit voor verzoening door gezamenlijke herdenking en viering: “Verzoening kan alleen als we samen herdenken én vieren. Op die manier hoeft de slavernijgeschiedenis niet langer enkel gezien te worden als het verleden van Afro-Surinamers, maar als een geschiedenis die elke bewust levende Surinamer aangaat.”
Maar die gezamenlijke herdenking komt er niet vanzelf. Zoals Belfor aangeeft: “Er schuilt juist kracht en verbondenheid in het stilstaan bij elkaars pijn en in het gezamenlijke proces van heling.”
Keti Koti is dan geen uniforme ervaring, maar een gelaagd ritueel dat ruimte biedt aan verschil, mits er aandacht blijft voor de oorspronkelijke betekenis. Alleen dan kunnen we samen stilstaan bij een gedeeld verleden, zonder dat iemands verhaal verloren gaat in het grotere geheel.
Keti Koti is Surinaams. Ik weet dat met dit motto mensen van Curacao zich voelen buitengesloten. En dan is er natuurlijk de Aziatische slavernij. Waarom is de Indische/Indonesische gemeenschap er niet bij betrokken? De slavernij in Nederlands-Indië was vele malen omvangrijker dan die in ‘de West’ ooit is geweest. Lees de belangrijke studie van de Indische auteur Reggi Baay uit 2021: “Daar werd wat gruwelijks verricht”. De slavernij in NOI werd per 1 januari 1860 afgeschaft, drieënhalf jaar vóór de afschaffing in de West. Wanneer komt er een werkelijk inclusieve herdenking en welke datum wordt er dan gekozen ?