Sinds een aantal jaren raast de klimaatcrisis zichtbaar over de gehele aarde met gevolgen als extreme droogte, toename van woestijngebieden, gebrek aan schoon water, opwarming van de gemiddelde temperatuur op aarde, overstromingen, smelten van het ijs in poolgebieden. Steeds meer klimaatexperts stellen vast dat het punt van een onomkeerbare opwarming van de aarde nabij is. De rijke landen worden aangewezen als de grootste veroorzakers van deze klimaatcrisis. De concurrentie tussen landen als VS, China, Europa, Rusland en India om te blijven groeien vormt de grootste bedreiging voor de toekomst.

In de lange menselijke geschiedenis hebben de religieuze tradities in tijden van crisis belangrijke rollen gespeeld. Het is daarom een legitieme vraag welke bijdrage de religieuze tradities kunnen leveren aan het bestrijden van klimaatcrisis en duurzaam handelen. Dit artikel gaat over het islamitische perspectief en onderzoekt welke betekenissen, richtlijnen en bronnen de islam hiervoor biedt.

Het artikel bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte geeft een overzicht van de relevante richtlijnen, betekenissen en verbanden van de islam voor natuur als scheppingsdaad van God, leefomgeving van mensen en grenzen van de menselijke handelen. Op die manier heb ik getracht een basis te leggen om die in verbinding te brengen met de klimaatcrisis en duurzaamheid, waarmee ik ook duidelijk zal maken dat de islam van partij is en in potentie een significante bijdrage kan leveren aan de bestrijding van de klimaatcrisis. Het tweede gedeelte van dit hoofdstuk gaat over het ontstaan van klimaatcrisis en hoe moslims hierop reageren. Daarbij maak ik een onderscheid tussen wat de islamitische theologen en intellectuelen aan voorstellen en interpretaties hebben ontwikkeld en de praktijk van duurzaamheid in islamitische samenlevingen. Het is opvallend dat de moslims die in ontwikkelde landen leven meer doordrongen zijn met het vraagstuk dan de moslims die in de armere islamitische landen leven.

Pre-islam periode: natuur als vijand

De mensen die onderdeel uitmaakten van de pre-islamitische tribale samenleving van het Arabische Schiereiland waren zeer onder de indruk van de kracht van de woestijn. De verplaatsing van zand door de wind, de plotselinge verandering van valleien na een regenval in oases, de vormen van versleten rotsen en extreme hitte spoorden hen aan om hier met verwondering naar te kijken. Dichtkunst hierover was zeer gangbaar. De natuurlijke omgeving was woest en onvoorspelbaar. Omdat de een mens op elk moment door de dood kan worden getroffen was het vermogen om in leven te kunnen blijven een ‘wonder’ op zich. Bovendien was er zeer grote schaarste aan water en landbouwgrond. Plekken om zich permanent te vestigen waren eveneens schaars waardoor de overgrote meerderheid van de bevolking een nomadenbestaan leidde. Voor iedereen was mobiliteit een noodzakelijkheid om deze schaarste te overleven. Om te voorzien in dit mobiliteitsvraagstuk had men de kameel gedomesticeerd. De schaarste aan water en landbouwgrond was eveneens bepalend voor de omvang van de stammen en hun onderlinge verhoudingen. Deze stammen waren relatief kleine nomadengemeenschappen. De menselijke inspanning en centrale oriëntatie, zowel individueel als in gemeenschapsverband waren gericht op het overleven onder de gegeven natuurlijke omstandigheden. Op die manier werd in deze gemeenschappen de natuurlijke omgeving als de grootste ‘vijand’ voorgesteld.

De pogingen om de natuur via de goden te ordenen en te temmen waren onvoldoende om de bedreigingen van de natuur beheersbaar te maken. Om toch een houvast te hebben hadden de nomadegemeenschappen hun eigen goden. Het behagen van deze goden via offers en erediensten bracht echter onvoldoende zekerheid. Wat de mens ook deed, zijn leven kon elk moment ten einde zijn. Deze wanorde in de natuur en onbepaaldheid konden enigszins gecompenseerd worden door tribale samenlevingsverbanden. Noodgedwongen moesten deze samenlevingsverbanden zeer strak worden ingericht. Alleen door zich strikt te houden aan de leefregels en verhoudingen van de stam kon men de onbepaaldheid van de natuurlijke omgeving overleven. De genologie en de interne gewoontes van de stam waren de enige vorm van menselijke ordening binnen het leven in de natuur. Buiten deze ordening vallen was voor iedereen letterlijk levensgevaarlijk. Een veilig leven was alleen mogelijk binnen het verband van de stam.

Pre-islamitische samenlevingen waren dus overgeleverd aan de grillen van de natuur. Zij maakten daar een integraal deel van uit. Door steeds te anticiperen op de natuurlijke omstandigheden vergrootten zij hun overlevingskans. De menselijke voetafdruk in de natuur was onbeduidend. Niet de mens maar de natuurlijke omstandigheden waren bepalend. Onder deze omstandigheid sloeg ‘duurzaamheid’ op de continuïteit van het bestaan van de eigen stam. Terwijl de bedreiging voor het menselijke bestaan afkomstig was uit de natuurlijke omgeving. Tegen de hierboven geschetste achtergrond is de boodschap van de Koran geopenbaard. Daarin wordt dit natuurbeeld en hoe mensen zich daarmee verhouden op allerlei manieren bekritiseerd en een alternatief natuurbeeld neergezet.

Islamitische natuurbeeld en omgang

Natuur bondgenoot van en gift aan de mensen
De boodschap van de islam over de natuur begint te ontstaan in de context van de tribale verhoudingen van het Arabische Schiereiland waarbij de natuur het menselijke bestaan permanent bedreigde. Bewoners beleven haar als ordeloos en onbepaald. Aan de ene kant bekritiseert de boodschap van de islam deze voorstelling van de natuur. Aan de andere kant komen sporen daarvan terug in haar openbaring. Een fundamentele kritiek van de islam op de ervaren ordeloosheid van de natuur is dat deze wel degelijk ordelijk is ingericht en haar willekeur wel degelijk te overwinnen is als men de juiste maatregelen neemt. De natuur wanordelijk voorstellen en deze als basis nemen voor het menselijke bestaan ontstaan als mensen een polytheïstische godsvoorstelling erop nahouden. Volgens de islam dient de mens zich snel te ontdoen van de vele goden, omdat de natuurvoorstelling die daarmee samenhangt, de causaliteit en wetmatigheden in de natuur verduistert en polytheïsme sterk wordt geassocieerd met chaos in de schepping.

In de Koran wordt er een scherp onderscheid gemaakt tussen God en wat Hij geschapen heeft. God stelt zich daarin voor aan de mens als een entiteit die ‘in niets gelijk’ is aan al het geschapene. Op geen enkele manier is er daarom een overeenkomst tussen Hem en wat hij geschapen heeft. Terwijl de geschapene een begin en einde heeft, heeft God zelf geen begin en geen einde. De geschapene kent beperkingen maar God kan niet worden beperkt. Niet door de tijd en ook niet door de ruimte. Voor alle schepselen is er een lokaliteit maar God is niet lokaal en ruimtelijk. Hij is de geheel transcendente. Hij is onafhankelijk terwijl de schepselen oorzakelijk van God en van elkaar afhankelijk zijn. De islamitische traditie spreekt van de uniciteit van de Schepper in al zijn wezen en attributen.

islam-727776_1920
Beeld door: Pixabay

Het blijft echter niet alleen bij dit onderscheid. Door dit onderscheid ontstaat ook de mogelijkheid dat de natuur kan worden voorgesteld als zelfstandige/autonome entiteit. Op Gods bevel begint het universum te ontstaan. Uit het niets. Op die manier wordt er een onderscheid gemaakt tussen God als schepper en het universum (aarde en hemel) met haar eigen ordening en wetmatigheden. Deze ordening en wetten in de natuur worden expliciet toegeschreven aan de enige God, als oorsprong en oorzaak en zijn daarmee een manifest van Zijn bestaan. Door dit onderscheid wordt de scheppende God op ‘afstand’ gezet. Het is daardoor onzichtbaar hoe deze God zich oorzakelijk verhoudt met de gebeurtenissen die voortkomen uit deze ordening en haar wetmatigheden. In de islamitische traditie leidt deze ‘afstand’ tot verschillende verklaringen voor de natuurlijke gebeurtenissen die elkaar opvolgen. Hierdoor wordt het mogelijk dat gebeurtenissen in het menselijke bestaan kunnen worden toegeschreven aan ‘oorzaken’ en ‘wetten’ zonder dat ze verbonden worden aan een goddelijke beschikking (seculiere verklaring). Dankzij deze wetmatigheden wordt de natuurlijke omgeving voorspelbaar en vertrouwd.

In de natuur is niet alleen sprake van orde en wetten maar ook van doelmatigheden. Het universum is zeker niet toevallig en zinloos. God heeft het universum geschapen om een bepaald doel te dienen. Omdat God altijd zinnig schept is de schepping in alle opzichten zinvol. Tegen deze achtergrond van Schepper en schepping ontstaat er een hiërarchische verhouding van God-natuur en mens. God schept de mens om gekend te worden. Voor deze kennende mens heeft Hij de aarde en hemel (het universum) ‘gunstig’ en ‘passend’ geschapen (o.a. hoofdstukken 2/22, 78/40 en 71/19). In dit verband wordt de natuur zo opgevat zodat de bijzondere positie van de mens in de schepping geaccentueerd wordt. Deze bijzonderheid wordt sterk gelegitimeerd doordat God s iets van zichzelf in de men heeft ‘ingeblazen’. Terwijl de schepping van de natuur een ‘bevel’ van God is, verloopt de schepping van de mens als een zorgvuldig proces dat afgesloten wordt met de inblazing van Zijn adem. Hierna is de mens een pronkstuk en een voltooiing. De orde, wetten en doelmatigheden die ingebouwd zijn in de natuur zijn dienstbaar gemaakt aan de mens. Door de juiste maatregelen te nemen kan de natuur de mens van dienst zijn. Hiermee verbonden is de inspanningsopdracht van de mens om de natuur te benutten. De mens wordt verder geacht om de orde, regelmaat en schoonheid in de natuur te bewonderen en die te koppelen aan de aanwezigheid van de Schepper.

In de Koran wordt de mens opgeroepen om deze ordening, wetten en doelmatigheden te ontdekken en te overdenken, zodat hij de ‘aanwezigheid’ van God hierin herkent. De scheppende God laat zich op twee manieren zien: via het geopenbaarde woord (boek van het woord, kalam-ullah=aya) en via de natuur als Zijn schepping (natuur als boek). Op deze wijze wordt de natuur eveneens opgevat als een ‘teken’ (aya) dat de aandacht van de mens op een positieve manier trekt. De oorsprong van beide ‘boeken’ is de almachtige God. Aldus is het bewonderen van de orde en wetmatigheden in de natuur, het koesteren van de schoonheid in de natuurlijke verschijnselen en het voortdurend verbinden hiervan met de Schepper, centrale oriëntaties in de islamitische deugdenleer geworden.

Aldus wordt de natuur neergezet als een ‘gift’ van de God die dienstbaar is aan het menselijke bestaan. In tegenstelling tot de vijandige natuur van de mensen van de pre-islamitische periode, zien wij dat islam de natuur, als schepping van een God, als ‘gelijke’ van de mens waarbij zij een ‘bondgenoot’, ‘gift’ en ‘nest’ is voor de mens. Mens en natuur hebben dezelfde oorsprong en zijn beide ‘manifestaties’ van de enige en almachtige God. Terwijl de mens sterk wordt geassocieerd met de levende God wordt de natuur geassocieerd met Zijn almacht en alwetendheid. Dit natuurbeeld en de bijzondere positie van de mens daarin hebben grote gevolgen gehad voor de inrichting van de islamitische samenleving en hoe de moslimgelovigen zich de natuur voorstellen en daarmee omgaan.

Omgang met de natuur

Door de afschaffing van het polytheïstische natuurbeeld en versnipperde tribale verhoudingen ontstond er op het Arabische Schiereiland een nieuwe samenlevingsvorm die in vele opzichten revolutionair was. Met de openbaring als uitgangspunt heeft de nieuwe islamitische gemeenschap de volgende maatregelen genomen om de schaarse en woeste natuurlijke omgeving te overwinnen:

  • Er is een stevige basis gelegd om de politieke aansturing van gehele Schiereiland te centraliseren. Een overkoepelende oriëntatie en identiteit geïntroduceerd om de tribale levensvorm te overwinnen en de verschillende stammen op een hoger niveau te verbinden. Over het algemeen wordt die nieuwe gemeenschappelijke identiteit voorgesteld als ‘islam’, ‘moemin’ en ‘moslim’. De nieuwe overkoepelende oriëntatie wordt voorgesteld als ‘oemma’ waarbij niet de stam of etnische identiteit maar de geloofsovertuiging de centrale notie is. De tribale verbondenheid wordt ondergeschikt gemaakt aan de gemeenschappelijke identiteit en verbondenheid aan gemeenschap der gelovigen (oemma). Hierdoor werden de tegenstellingen en vijandigheden van de stammen sterk gerelativeerd en afgenomen. De sociale vrede en veiligheid zijn enorm toegenomen.
  • Onder leiding van de openbaring heeft de nieuwe gemeenschap de sociale solidariteit op een hoger niveau getild en de schaarste aan levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen eerlijker verdeeld. Het bestrijden van de maatschappelijke armoede is geïnstitutionaliseerd als centraal onderdeel van de islamitische religieuze praktijk. De rijken werden aangesproken om zich verantwoordelijk te voelen voor de minderbedeelden en hun welvaart eerlijker te verdelen. Deze nieuwe solidariteit heeft de sociale vrede en veiligheid vergroot waardoor men relatief minder kwetsbaar was tegen de woeste natuur en schaarste.
  • Een nieuwe politieke ordening werd ingesteld. Veel meer centralistisch , waardoor handelsroutes elkaar verbonden werden. Hierdoor is de mobiliteit in de woestijn ongekend groter geworden. De kennis die noodzakelijk is om de woestijn te overleven is geïnstitutionaliseerd en toegankelijk gemaakt voor iedereen. Het was relatief veilig geworden om over het gehele gebied te reizen.

In deze nieuwe samenlevingsvorm (vanaf ongeveer 620 na Chr.) hebben moslims zich, meestal associatief, georiënteerd op relevante vertellingen in de Koran om hun omgang met de natuur in te richten. Met deze vertellingen hebben de oorspronkelijke moslims hun mensbeeld in relatie tot de natuur bepaald.

De bijzondere positie van de mens in de schepping wordt met heel veel symboliek in de koran verteld. De goddelijke inblazing maakt dat de mens tot een autonoom wezen met een eigen wilskracht. In de Koran wordt dit op twee manieren verhaald. God adresseert zich tot de bergen en rotsen om de ‘verantwoordelijkheid’ te accepteren en zij schuwen zich daarvan en hebben die niet aanvaard. Hetzelfde aanbod doet Hij ook aan de mens en hij aanvaardt deze ‘verantwoordelijkheid’ zonder enige aarzeling (hoofdstuk 33/72). Daarmee komt de mens in de positie om autonoom te zijn en vermogen te hebben om in de natuur en in zijn eigen leven te interveniëren. Elders in de koran wordt in een trialoog tussen God, de engelen en de mens verteld dat God de schepping van de mens als ‘kalief’ aankondigt. Daarop reageren de engelen verbaasd, omdat zij zich zorgen maken. Volgens hen zal deze ‘kalief’ (de mens met eigen wil) bloed vergieten en chaos op aarde veroorzaken. De schepping van de mens wordt gelegitimeerd met het feit dat de mens het vermogen heeft om aan zaken en voorwerpen namen te geven. Hierop onderwerpen de engelen zich, overtuigd van zijn vermogen, aan Adam (hoofdstuk 2/30-34).

In de islamitische traditie wordt breed geaccepteerd dat engelen de orde en wetten in de natuur voorstellen en dat zij natuurlijke verschijnselen in overeenstemming met de betreffende wetten laten gebeuren. Hun ‘onderwerping’ (knieling en buiging= sadjda) zoals die in de Koran wordt verhaald aan Adam, wordt als een bewijs gezien dat de mens ‘hoger’ in de hiërarchie van de schepping staat en dat de natuur aan de mens ‘onderdanig’ is. Terwijl de engelen (de natuur) zich blindelings gehoorzamen aan de door God beschikte wetten en geen eigen wilskracht hebben, heeft de mens het vermogen om te kennen en te willen. Op die manier ontstaat er een bijzondere verhouding tussen de natuur en de mens. Tussen God en de natuur staat de mens. In die tussenpositie heeft de mens de mogelijkheid om zich te verheffen naar meer goddelijkheid of kan hij zich verlagen tot meer ‘natuur’. Als de mens zich onthecht van zijn ‘natuur’ wordt hij een betere beheerder en een meer bevrijd mens. In deze geïdealiseerde toestand is de mens in staat om al zijn behoeftes te beheersen en zich te richten op wat uitsluitend noodzakelijk is. Op die manier wordt hij een volle representant van het goddelijke.

In dit islamitische mens- en natuurbeeld wordt wat de mens overkomt toegeschreven aan zijn eigen handelen of voorgesteld als Goddelijke beproeving. De natuurlijke omgeving is niet meer de vijand van de mens. Terwijl de godsbeschikking ondoorgrondelijk blijft, worden de orde en wetmatigheden die besloten liggen in de natuur onveranderlijk voorgesteld. In de islamitische traditie zijn er, om dit spanningsveld te takelen, verschillende accenten gelegd tussen oorzakelijke verklaringen van natuurlijke verschijnselen en de godsbeschikking als verklaringsgrond. In relatie tot de almacht en alwetendheid van de God zijn de wetmatigheden in de natuur en menselijke vermogens en wilskracht onbeduidend maar in relatie tot de schepping (alles behalve God zelf) wordt de mens niet alleen voorgesteld als aansprakelijk maar ook zeer machtig. Het vertrekpunt wat voor alle mensen geldt is dat God de mens, als ‘kalief’ (rentmeester), de natuur heeft toevertrouwd. Hij mag zijn natuurlijke omgeving beheren, onderhouden en exploiteren. Volgens de islamitische traditie is dit een zware en waardige verantwoordelijkheid. Mensen dienen deze ‘verantwoordelijkheid’ naar behoren te dragen.

Milieu-ecologie-natuur_pixabay
Beeld door: ejaugsburg via Pixabay

b. Praktische theologie en religieuze praktijk

Snel na de initiële periode die ongeveer 50 jaar heeft geduurd is de islamitische geloofsgemeenschap enorm in omvang toegenomen. Gebieden als het huidige Irak, Syrië, Iran, de gehele Noord-Afrika en het Iberische Schiereiland zijn onder islamitische bestuur gekomen. In relatief korte tijd hebben veel niet-Arabische mensen zich bekeerd tot de islam. Als gevolg hiervan ontstonden er grote steden zoals Bagdad, Kufa, Damascus, Cairo, Isfahan, Tasjkent, Samarkand, enz. Deze steden werden vooral bewoond door moslims die behoefte hadden om door middel van regels, richtlijnen en instructies de samenleving in harmonie en samenhang te brengen. De islamitische geleerden hebben in dit proces een centrale rol gespeeld. Zij hebben zich daarvoor gewend tot de islamitische bronnen en religieuze praktijk van de oorspronkelijke geloofsgemeenschap. Deze gezaghebbende bronnen hebben gefunctioneerd als leveranciers van richtlijnen, betekenissen, verhalen, regels en handelingsinstructies. Dat is gebeurd onder leiding van de islamitische geleerden omdat de primaire bronnen niet toegankelijk waren voor de overgrote meerderheid van de moslims. In die rol hebben deze geleerden deze gezaghebbende bronnen uitgewerkt, gesystematiseerd en verstaanbaar gemaakt.

De afgelopen 14 eeuwen hebben de islamitische samenlevingen over de gehele aarde een religieuze praktijk gehad waarvan de oorsprong ligt in de islamitische bronnen. De gangbare religieuze praktijk van verschillende samenlevingen (soenitisch, sjiitisch, Turks, Arabisch, enz.) hebben een gemeenschappelijke basis die in hoofdlijnen herleidt kan worden tot deze gezaghebbende bronnen. De variaties daarin hebben betrekking op de verschillen in fysieke omgeving en gaat om relatief kleine accenten. De verschillende stromingen en richtingen (fikh) hebben deze uitgewerkt en vastgelegd in toegeëigende bronnen voor handelingsinstructies. Hieruit is een normatieve kader ontstaan waarop de moslims zich oriënteren en hun houding en handelingen met betrekking tot de natuur in te vullen. De hedendaagse theologen spreken in dit kader van een islamitische ‘natuurethiek’, waarvan de belangrijkste thema’s zijn:
– In balans zijn met de leefomgeving: De ordening in de natuur respecteren en niet verstoren. Mensen dienen hierop aansluiting te zoeken om daarvan te profiteren en maatregelen te nemen om nadelige effecten te vermijden.
– Naar behoefte en geen verspilling: de sharia heeft de gelovigen geïnstrueerd om de natuurlijke omgeving naar behoefte te exploiteren en verspilling (van water, land, leven) te vermijden.
– Bewondering van orde, regelmaat en schoonheid in de natuur: dit natuurbeeld wordt op allerlei manieren sterk verbonden met de godsalmacht en geïntegreerd in de praktische gelovigheid.

In de afgelopen eeuwen heeft de islamitische wereld verschillende samenlevingen voortgebracht. Over het algemeen waren zij ingericht in overeenstemming met de primaire bronnen van de islam waaruit dit normatieve kader is voortgekomen. Er was een duurzame balans met de natuurlijke hulpbonnen en wat mensen nodig hadden voor de continuering van hun samenlevingsvorm. De praktische theologie (ilmihal) bevat vele aanwijzingen en handelingsinstructies om de balans niet te verstoren. Het stond ook in verhouding met de stand van utilaristische kennis en technologie van de wetenschap in de islamitische wereld. Windmolens, bruggen, veilige handelsroutes, rustplaatsen voor de handelskaravanen en dijken tegen overstromingen waren daar voorbeelden van. De irrigatiesystemen in de Nijl, Tigris en Eufraat delta, landbouw en maatregelen tegen droogte en waterbeheersystemen stonden eveneens heel erg in dit perspectief. Deze technologieën die ook voor de komst van de islam bestonden, werden vrij makkelijk overgenomen en voortgezet.

Hoe natuur weer vijand is geworden

Mens als oorzaak van klimaatcrisis

De moderne natuurwetenschappen, de Verlichting, de industriële revoluties van 18de en 19de eeuw, de technologische vooruitgang en de consumptiemaatschappij hebben de afgelopen vier eeuwen een nieuwe samenlevingsvormen en mens- natuur verhouding teweeggebracht. Mechanische voorstelling van de natuur, rationalisering van de menselijke verhoudingen en secularisering van de cultuur liggen daaraan ten grondslag. De natuur wordt voorgesteld als een materie zonder ‘ziel’ die zich aan ons voordoet als causale verschijnselen. Zij bevat geheimen en rijkdommen die onthuld en gewonnen kunnen worden. Dat kan het beste gedaan worden met de methoden van de natuurwetenschappen zoals die vanaf de 17de eeuw is ontwikkeld. Desnoods wordt de natuur ‘gedwongen’ om haar geheimen en schatten bloot te geven en wordt ze onderworpen aan de steeds toenemende behoeften van de mensen.

In de geïndustrialiseerde delen van de wereld hebben de samenlevingen een grenzeloze economische groei doorgemaakt die zijn gelijke niet kent. Als resultaat hiervan hebben zij een ongekend welvaartsniveau bereikt. De natuurlijke hulpbronnen over de hele wereld zijn ten dienste gesteld om dit welvaartsniveau te realiseren en op peil te houden. De kloof met de rest van de wereld is op allerlei manieren geïnstitutionaliseerd en duurzaam geworden. Het ontwikkelingsniveau en alles wat daarmee samenhangt van Westerse deel van de wereld en technologische vooruitgang hebben eveneens grote gevolgen voor de rest van de wereld gehad. De technologische vooruitgang en innovatieresultaten van de wetenschap bieden onvoldoende compensatie voor de schade die al is aangericht.

De natuur is tot een vijand gemaakt en die wordt steeds vaker toegeschreven aan de aanhoudende en grenzeloze groei van de Westerse landen. De minder ontwikkelde werelddelen zijn echter niet in staat om zich te kunnen weren. De meest recente ‘wraak’ van de natuur hebben wij in Pakistan gezien. Miljoenen mensen hebben daar hun onderkomen verloren en moesten vluchten. Een zeer groot gebied is daardoor onbewoonbaar geworden. De bevolking en de Pakistaanse staat is niet in staat om deze schade te herstellen.

Voor de aanpak van de klimaatcrisis is een wereldwijde aanpak noodzakelijk geworden. Alle landen en volkeren moeten een stap zetten. Zij moeten de verspilling tegengaan, stoppen met uitputting van de hulpbronnen, dure maatregelen nemen om minder boeikasgas en stikstof uit te stoten, investeren om bergen afval milieuvriendelijk te verwerken. Sinds de publicatie van het rapport van de Club van Rome in 1975 worden er conferenties gehouden om te komen tot gezamenlijke klimaatdoelen en aanpak. De urgentie voor effectieve aanpak neemt toe. Volgens de VN moet die vooral komen van de ontwikkelde landen. Ook omdat hun aandeel voor het ontstaan van de klimaatcrisis onevenredig groot is. Daartegenover staat dat de gebieden die het hardste worden getroffen door de klimaatcrisis een basaal ontwikkelingsniveau hebben en bijna geen beleidsruimte hebben om een effectieve bijdrage te leveren. Deze werelddelen stellen zich dan ook sceptisch op tegenover de opstelling van de westerse landen. De wereldleiders spreken zich uit dat het 2 voor 12 is en dat verschuiving van de natuurlijke evenwicht gaande is. De klimaattop van Cairo (7-18 november 2022) maakte deze paniektoestand bij wetenschappers en vooraanstaande wereldleiders nog eens goed zichtbaar. Volgens de VN-secretaris nadert ‘onze planeet snel kantelpunten, die de klimaat-chaos onomkeerbaar maken’.

Vanuit de islamitische traditie zou de vraag gesteld kunnen worden of de islamitische bronnen, natuurbeeld en de daarmee samenhangende omgang met de natuur aangewend kunnen worden om de wereldgemeenschap zo te mobiliseren dat er weer kan worden gewerkt aan een goede balans tussen mens en natuur, zodat mensen uit eigen overtuiging stoppen met grenzeloze groei, matigen met consumptie en daarmee een andere richting kiezen om met de natuur om te gaan. Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk gaat over de pogingen van moslim intellectuelen en theologen om vanuit de bronnen van de islam tot een collectieve aanpak te komen om de natuurlijke orde en balans te herstellen en weer duurzaam te maken.

a. De praktijk van de islamitische bijdrage aan duurzaamheid

Zoals eerder gesteld wordt de islamitische wereld heel erg geconfronteerd met het eigen verval en de achterstand ten opzichte van de ontwikkelde wereld. Het gehele politieke en intellectuele vermogen van de islamitische samenlevingen wordt uitsluitend gemobiliseerd om een verklaring te vinden voor dit verval en achterstand. De gangbare opvatting was dat de rest vanzelf komt nadat de islamitische ordening was hersteld. In landen zoals Turkije, Iran en Afghanistan zien wij dat, na de onafhankelijkheid, getracht wordt om de natuurlijke hulpbronnen en de gehele bevolking te mobiliseren om, al dan niet seculier, een snellere ontwikkeling op gang te brengen.

De overige delen van de islamitische wereld gingen zich pas na WO-II hierbij aansluiten. In de fase van hun ontwikkeling was het bovendien zo dat het op geen enkele manier aan de orde was dat de natuurlijke hulpbronnen uitgeput raakten en dat het ecosysteem overbelast werd. In overeenstemming met deze stand van zaken en focus op de ontwikkeling van de gehele samenleving zien wij ook dat duurzaamheid, natuur, ecosysteem en milieu op de agenda komen van de geleerden en de politiek. Voor de islamitische wereld gold tot voor kort dat het vraagstuk van milieu en klimaat een westerse aangelegenheid is.

Sayyid Hossein Nasr is de eerste en meeste authentieke moslimgeleerde die vanaf 1960 begon te schrijven over de islam in relatie tot duurzaamheid. Als een vooraanstaande islamitische filosoof van Sjiitische huize die in ballingschap in VS leeft, heeft hij een verklaring gezocht voor de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. In zijn zoektocht naar een verklaring hiervoor komt hij uit op een kritische kijk op de seculiere en moderne samenleving en de uitgangspunten van de natuurwetenschappen. Volgens hem heeft de moderne wetenschap de natuur gedesacraliseerd en neergezet als een onuitputtelijke hulpbron om het grenzeloos te exploiteren. Daarbij verwijst hij naar de opstelling van Francis Bacon (dat kennis macht is en dat de wetenschap alle geheimen van de natuur moet onthullen) en ontstaan van de natuurwetenschappen.

6870308850_d8ef1d8c80_h
Beeld door: Flickr.com

De drang naar rationalisatie en instrumentalisering van de natuur heeft een samenlevingsvorm voortgebracht die zichzelf en de gehele aarde gaat vernietigen. Volgens Nasr moet dit snel stoppen. Daarbij zoekt hij inspiratie in de onveranderlijke tradities van alle grote religies. Volgens hem vinden we in de menselijke ervaring van duizenden jaren een aantal duurzame principes dat van belang is voor het vraagstuk van duurzaamheid. Nasr denkt dan vooral aan concepten als ‘traditie, ‘sacraal’, ‘diepere betekenis’, ‘zingeving’ en ‘kosmos’. In zijn werk ‘Man and Nature’ (1968) werkt Nasr zijn ideeën uit. Naar mijn opvatting is zijn werk een poging om impliciete islamitische kosmologie en het mens-natuur beeld te systematiseren en die te introduceren in de Westerse intellectuele wereld. Dat deed hij bovendien in de VS aan de universiteit en niet in de context van de islamitische wereld.

De poging van Nasr blijft een intellectuele en theoretische verhandeling die zich zeker niet adresseert aan moslims en islamitische samenlevingen. Hij reageerde in het licht van de opkomende milieubewegingen in de Westerse wereld die niet alleen kritisch waren op de grenzeloze economische groei en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen maar die milieubewegingen stonden ook zeer kritisch stonden ten opzichte van dominante wetenschapsbeoefening. Wat in die periode in de islamitische wereld gaande was, betrekt Nasr onvoldoende in zijn denken. Het is echter wel zo dat zijn werken de basis zijn geworden voor het islamitische denken over natuur, wetenschap, traditie en moderniteit.

Dankzij de bijdragen van deze moslimintellectuelen bestaat er aanzienlijk veel literatuur over de islam in relatie tot natuur, duurzaamheid, milieuvervuiling, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en duurzame ontwikkeling. In de academische wereld heeft het dan ook ingang en weerklank kunnen vinden. Het is echter niet zo dat deze initiatieven voldoende ingang hebben gevonden in de kringen van oelama (schriftgeleerden), imams, politieke leiders en andere lagen van de islamitische samenlevingen. Over het algemeen zijn zij nog bezig met het vraagstuk van ontwikkeling en dichten van de kloof tussen de islamitische wereld en de ontwikkelde wereld. De overtuiging dat de islamitische wereld alle ruimte moet hebben om zich naar een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau te ontwikkelen is nog steeds een gemeengoed. Hierdoor komt de roep voor duurzaamheid uit het Westen niet over. Bovendien wordt het bijna altijd geassocieerd met het kolonialisme en uitbuiting van de natuurlijke hulpbronnen van de islamitische wereld. Hierdoor worden de voorstellen van duurzaamheid uit de Westerse landen te snel gepolitiseerd, gewantrouwd en in een historische context gezet.

Intussen worden de islamitische samenlevingen eveneens getroffen met de gevolgen van het veranderde klimaat. In grote steden als Cairo, Tehran, Istanbul, Jakarta, Lahore, New-Delhi, Casablanca zijn de gevolgen hiervan zeer confronterend. Deze kunnen niet worden ontkend of gerelativeerd. De extreme droogte, gebrek aan schoon water, verontreinigde lucht en mislukte oogsten maken deze crisis zeer urgent.

Als gevolg van globalisering wordt de onderlinge kloof tussen de verschillende islamitische gebieden eveneens zichtbaar. Terwijl de moslims in Sub-Sahara gebieden, Pakistan, Bangladesch, Egypte met zeer grote armoede kampen, zien wij dat in andere delen van de islamitische wereld mensen in overvloed en rijkdom leven. In de beleving van moslims wordt deze kloof verbonden met ‘verderf’ en ‘verspilling’. Deze kloof en de vraagstukken die daarmee samenhangen zetten de aanpak van klimaatcrisis en duurzaam handelen onder druk.

Slotwoord

Het is algemeen aanvaard dat milieuvervuiling, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en klimaatcrisis moderne vraagstukken zijn die in samenhang met de grenzeloze groei van en technologische voortuitgang in de ontwikkelde landen zijn ontstaan. En het heeft een lange aanloop gehad die begon met de Renaissance en de wetenschappelijke revolutie van 17de eeuw. Door de aanhoudende groei van welvaart van westerse landen heeft eveneens een grote kloof veroorzaakt met de overige delen van de wereld. De islamitische wereld heeft dit verschil ervaren als een uiting van eigen achterstand en bedreiging voor haar onafhankelijkheid. De inzet van de islamitische wereld van afgelopen twee eeuwen was dan ook gericht, zowel politiek als intellectueel, om die achterstand in te lopen en eigen onafhankelijkheid te herstellen.

Terwijl de islamitische wereld druk bezig was met deze pogingen, wordt de wereld geconfronteerd met deze mondiale klimaatcrisis. De gevolgen hiervan treffen de islamitische wereld het hardste. De islamitische samenlevingen worden, net als de rest van de wereld, geacht om volop mee te doen met het bestrijden van de klimaatcrisis. Toe-eigenen van dit vraagstuk door de islamitische wereld gaat tijd kosten. In formele verhoudingen gebeurt dat wel, zie de klimaatovereenkomst van Parijs en klimaattop in Egypte. Het is echter de vraag of de klimaatcrisis voldoende doorgedrongen is in alle lagen van de islamitische samenlevingen. Het vraagstuk van eigen ‘achterstand’ en de drang om die in te lopen, is nog steeds de grootste uitdaging die het politieke, intellectuele en religieuze denken domineren. In landen als Indonesië, Turkije en Egypte worden er echter mondjesmaat stappen gezet om te komen tot een toegeëigende omgang met de klimaatcrisis.

Moslims in de Westerse landen zijn in hun denken over duurzaamheid relatief verder. S.H. Nasr die in VS leeft, heeft getracht om de islamitische traditie te verbinden met het milieuvraagstuk en omgang met de natuurlijke hulpbronnen. De islam is zeker niet onverschillig voor de problemen met de natuur, milieu en hulpbronnen. De moslimintellectuelen in Engeland zijn daar ook mee bezig sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. De volgende stap zou zijn dat de imams en religieuze leiders deze basis van de gezaghebbende geleerden uitdragen, zodat de overgrote meerderheid van moslims ze praktiseren.

Moslims die in de Westerse landen leven zijn in hun denken en ontwikkelen van voorstellen relatief verder. S.H. Nasr die in VS leeft, heeft getracht om de islamitische traditie te verbinden met het milieuvraagstuk en omgang met de natuurlijke hulpbronnen. De islam is zeker niet onverschillig voor de natuur, het milieu en hulpbronnen. Dat laat hij zien als bijdrage van de islamitische traditie aan het lopende discours over milieu in de VS. De moslimintellectuelen in Engeland zijn daar ook mee bezig, sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. Uitgaande van de Koran wordt het natuur- en mensbeeld van de islam gereconstrueerd. Op die manier wordt er een basis gelegd om die dan verder uit te werken zodat moslims het bestrijden van de klimaatcrisis ter hand kunnen nemen en het eigen handelen duurzaam te maken. De volgende stap zou zijn dat de imams en religieuze leiders deze basis en uitwerkingen van de gezaghebbende geleerden uitdragen zodat de overgrote meerderheid van moslims ze praktiseren. Volgens deze geleerden kunnen moslims het zich niet veroorloven om te blijven steken in de verwijtende sfeer.

Deze aanzetten om de klimaatcrisis te bestrijden vinden langzamerhand ingang in de kringen van moslims. Moslims die in de Westerse landen leven, zouden hierin een vooraanstaande rol kunnen spelen.

Geraadpleegde literatuur

Bayraktar, M. (1997). islam ve Ekoloji. Ankara: DIB.
Bellaigue, C. d. (2017). De islamitische Verlichting. Amsterdam: NwA’dam.
Brockopp, J. (2012). Islam and Ecology: Theology, Law and Practice of Moslim Environmentalism. Pennsylvania: Brill.
Bulac, A. (1992). Nuh’un Gemisine Binmek. Istanbul: Beyan Yayinlari.
Dien, M. I. (2000). The Envinomental Dimensions of Islam’ . James Clarke and Co Ltd.
el-Cabiri, M. A. (2000). Arap-Islam Kulturunun Akil Yapisi. Istanbul: Kitabevi.
El-Kardavi, Y. (2011). Islam’da Cevre Bilinci. Istanbul: Nida yayincilik.
Gencer, B. (2008). Islam’da Modernlesme 1839-1939. Ankara: Lotus.
Hidir, O. (2019). prof.dr. Rotterdam: stichting lezen en leven.
Johnston, D. L. (2012). Intra-Muslim Debates on Ecology: is Shari’a Still Relevant. Philadelphia: Brill.
Kuhn, H. (2006). De islam: de toekomst van een wereldreligie. Kampen: Uitgeverij Ten Have.
Nasr, S. H. (1988). Man and Nature. London: George Allen & Unwin ltd.
Nasr, S. H. (1989). Islam ve Ilim. Istanbul: Insan Yayinlar.
perspectives, I. i. (1982). John Donohue. Oxford: Oxford University Press.
Robinson, F. (2002). Islamic World. Cambridge: Cambridge University Press.
Waardenbrug, J. (1987). Islam: norm, ideaal en werkelijkheid. Houten: Unieboek bv.
Watt, M. (2017). Islam Dusuncesinin Tesekkul Devri. Izmir: Izmir ilahiyat vakfi yayinlari.
Yorumu, I. T. (1988). Imaduddin Halil. Istanbul: Risale.
Zeydan, C. (2004). Islam Uyarliklari Tahili. Istanbul: Illetisim yayinlar.

Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 17 mei 2023 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.

Rasit Bal

Rasit Bal

Rasit Bal is co-projectleider van het ‘professionaliseringproject imams in Nederland’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Daarnaast …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.