Aan het einde van de jaren 1780 werden op het eiland zo’n 465.000 mensen van Afrikaanse komaf aan slavernij onderworpen; jaarlijks werden wel dertig tot vijftigduizend Afrikaanse gevangenen naar het eiland gedeporteerd. In augustus 1791 besluiten honderden zwarte vrijheidsstrijders in het noordelijke deel van Saint-Domingue een gewapende opstand te beginnen tegen de Franse witte kolonisten. Wat zich vervolgens ontvouwt is de grootste én meest succesvolle slavenopstand uit de geschiedenis. Na dertien jaar bloedige strijd leidt de revolutie tot de onafhankelijkheid van een nieuwe, vrije staat: Haïti.
In Nederland, maar ook elders in de wereld, is dit verhaal over de strijd voor vrijheid en emancipatie onderbelicht gebleven. Maar tegen de achtergrond van de Black Lives Matter-beweging en de hernieuwde bewustwording rondom hedendaags racisme is het relevanter dan ooit tevoren. Welke mechanismes liggen aan in- en uitsluiting ten grondslag? Hoe zag de historische strijd voor gelijkheid eruit? Welke obstakels moesten worden overwonnen?
In mijn pas verschenen boek Revolutionaire tijden. Politiek en idealen rond 1800 vertel ik het verhaal van de Haïtiaanse Revolutie. Die plaats ik tussen de andere revoluties van die tijd, juist om te laten zien dat het revolutietijdvak een veelzijdige erfenis heeft nagelaten waar we nu nog steeds mee leven. Voor de lezers van NieuwWij.nl heb ik een fragment uit mijn boek geselecteerd:
De Haïtiaanse Revolutie
‘Het huidige tijdperk – het tijdperk van universele vrijheid – in deze westerse wereld is er een van ruimdenkendheid, verlicht bestuur en superieure wijsheid.’ Aldus de Gazette of the United States van 29 juli 1789 in reactie op de bijeenroeping van de Staten-Generaal in Frankrijk. De ‘geest’ van deze era, voegde de belangrijkste krant van de Verenigde Staten eraan toe, ‘heeft de ketenen waaraan de mensheid was onderworpen gebroken’. Zijn ‘tempel’ is eerst aan de oostkust van Noord-Amerika gevestigd en ‘verspreidt thans zijn heilzame bewind over de ganse wereld’.
In 1789 was er in de Atlantische wereld geen gebrek aan ronkende retoriek. De uitbraak van de Franse Revolutie was voor veel Amerikanen, Nederlanders en Fransen een ondubbelzinnige bevestiging van de revolutionaire wind die was opgestoken in de Atlantische wereld. Dit keer ging het niet om dunbevolkte opstandige koloniën ver weg aan de Amerikaanse oostkust, noch om een tanend bondgenootschap van republikeinse provinciën in de laaggelegen Rijndelta. Nu beving de revolutionaire geest het machtigste, meest illustere en cultureel gezaghebbendste land van continentaal Europa: Frankrijk.
De Franse Revolutie tilde alle lokale schermutselingen, opstanden, geslaagde én mislukte omwentelingen naar een hogere dimensie. Zo groeide in de Zuidelijke Nederlanden het verzet tegen het gezag van de Oostenrijks-Habsburgse keizer Jozef II. In oktober 1789 publiceerde een legertje opstandelingen onder leiding van de Brabantse advocaat Hendrik van der Noot een manifest tegen de keizerlijke centralisatiepolitiek. Jozefs bruuske bestuurlijke hervormingen hielden weinig rekening met de ‘oude’ rechten van Zuid-Nederlandse provinciën. De opstand leidde enkele maanden later tot een onafhankelijkheidsverklaring van de ‘Verenigde Nederlandse Staten’, les États- Belgiques Unis. Deze werd getekend door de vertegenwoordigers van elf gewesten krachtens hun ‘natuurlijk en onvervreemdbaar recht’. Zowel de Franse als de Amerikaanse Revolutie waren bronnen van inspiratie voor de ‘Brabantse’ revolutionairen.
Betekende het dat de revolutionaire idealen van gelijkheid en vrijheid overal en op iedereen werden toegepast? Net als de Nederlandse Republiek was Frankijk een koloniaal imperium. Verreweg het belangrijkste bezit in het Franse koloniale rijk was het Caraïbische eiland Saint-Domingue, een op slavenarbeid gebaseerde plantagekolonie. Op het eiland waren een kleine half miljoen West- en Centraal-Afrikanen en hun nakomelingen onderworpen aan een bruut systeem van slavernij. Ook daar ontbrandde in 1789 een revolutie, inmiddels bekend als de Haïtiaanse Revolutie. Die begon met naar autonomie verlangende witte Franse plantagehouders en sloeg over naar ontevreden gens de couleur, vrije mensen van kleur. In de zomer van 1791 brak een massale slavenopstand uit. Deze opeenvolging van gebeurtenissen zette nieuwe kwesties op de revolutionaire agenda: hoe verhoudt het koloniale rijk zich tot de revolutie in het moederland? Behoren burgers in de koloniën tot de soevereine natie? Kunnen vrije mensen van kleur of zwarte slaven aanspraak maken op gelijk burgerschap? Was de vrijheid, zoals de Gazette of the United States opperde, inderdaad ‘universeel’?
Zeker is dat het revolutietijdvak onverwachte banden van solidariteit smeedde, van Polen tot Haïti. Eisen voor onafhankelijkheid en politieke hervormingen waren in de vroege jaren 1790 tot in Polen te horen. In een van de belangrijkere politieke kranten van Warschau publiceerde Piotr Świtkovski, een voormalige jezuïtische kloostervader, de Amerikaanse en Franse rechtenverklaringen. In februari 1790 blikte hij terug op een onvoorstelbaar jaar: ‘In 1789 werd de wereld opgeschud door een stuiptrekking en in Europa begon een nieuw tijdperk voor de mensheid […] Sinds de kruistochten heeft zich geen vergelijkbaar historisch moment voorgedaan […] Waar mensen toen vochten voor het Heilige Land, vechten ze nu voor de Heilige Vrijheid. Het verlangen om vrij te zijn, dat in Parijs in een ware maalstroom verzeild raakte, verspreidt zich nu richting het oosten, het westen en het zuiden.’
Het waren profetische woorden. Een jaar later bundelden hervormingsgezinde Poolse burgers en ontevreden lage edelen hun krachten. Ze dwongen een nieuwe grondwet af. Die verving het feodale stelsel door een constitutionele monarchie. Ten grondslag aan dit nieuwe stelsel lagen de principes van volkssoevereiniteit en de scheiding der machten. Maar het zou een kortstondig succes zijn. Grootmachten Pruisen en Rusland hadden andere plannen en vielen Polen binnen om de politieke hervormingen ongedaan te maken. Een Pools rebellenleger onder leiding van Tadeusz Kościuszko, niet toevallig een veteraan uit het Amerikaanse vrijheidsleger, bood tevergeefs weerstand. Amerikaanse kranten deden verslag van Kościuszko’s strijd, het nieuwste revolutionaire front. Een Nederlandse dichter bezong de lof van de Poolse ‘omwenteling onder den burger-generaal’.
Enkele duizenden Poolse soldaten zouden later, in 1802, dienen in de oorlogsvloot die Napoleon Bonaparte naar Saint-Domingue uitzond. Behandeld door de Fransen als tweederangs kanonnenvoer en bekend met het fenomeen van tirannieke overheersing, liepen honderden Poolse soldaten over naar het Haïtiaanse onafhankelijkheidsleger. Na de onafhankelijkheid bleven kleine Poolse enclaves op het eiland voortbestaan en mengden zich met de zwarte bevolking; het nageslacht uit deze meltingpot heeft tot op de dag van vandaag fonkelende blauwe en groenachtige ogen.
Het verlangen naar gelijkheid en vrijheid – in de VS, Polen, de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, Frankrijk, de Caraïben en elders – leek geen geografische beperkingen te kennen. Het is de ‘vestiging van een nieuw tijdperk’ schreef Thomas Paine in een boodschap aan het Franse volk, ‘waarin het despotisme van de wereld zal worden gevaagd’. Maar het was allerminst zeker dat dit nieuwe tijdperk ook slavernij, de meest extreme vorm van despotisme, uit de weg zou ruimen.
Tot voor kort was de Haïtiaanse Revolutie een weinig bekende episode uit het tijdperk van de grote Atlantische revoluties. Zowel tijdgenoten als latere historici beschouwden de opstand lange tijd niet als een volwaardige revolutie. Daar is in de afgelopen twintig jaar verandering in gekomen. De gebeurtenissen op Saint-Domingue, zo is inmiddels duidelijk, stuurden schokgolven door de Atlantische wereld. In 1793 dwongen zwarte vrijheidsstrijders op Saint-Domingue de afschaffing van de slavernij af; in 1794 bekrachtigde de Franse metropool dit besluit. Toen Napoleon acht jaar later orde op zaken wilde stellen, ging zijn leger van tienduizenden soldaten roemloos ten onder. In 1804 riepen zwarte revolutionaire leiders de onafhankelijkheid van Haïti uit. Van koloniale slavenmaatschappij onder Franse heerschappij tot onafhankelijke zwarte staat: van alle Atlantische revoluties was deze sociaal-maatschappelijke omwenteling misschien wel de meest spectaculaire.
Toch stond deze uitkomst allerminst vast. Het was een buitengewoon ingewikkeld en bloedig conflict met wisselende allianties en onverwachte wendingen. Deze complexe en gewelddadige geschiedenis van de revolutie op Saint-Domingue laat zich goed vertellen aan de hand van de levens van twee mannen: de gekleurde slavenhouder Julien Raimond en de zwarte legergeneraal Toussaint Louverture. Raimond was van gemengde komaf, vocht tegen discriminatie, verdedigde het systeem van slavernij uit eigenbelang, maar sloot zich uiteindelijk aan bij het revolutionaire leger van Toussaint Louverture. Opportunisme en idealisme gaan goed samen in tijden van revolutie. Toussaint Louverture werd in slavernij geboren. Hij klom op tot leider en boegbeeld van de slavenopstand. Even ambitieus als pragmatisch streed Toussaint Louverture eerst tegen, maar later mét de Fransen. Tot aan zijn dood identificeerde hij zich vervolgens als Franse legergeneraal. Hij zou de onafhankelijkheid van Haïti niet meemaken – was daar ook nooit onverdeeld voorstander van. Gedurende het overgrote deel van de negentiende eeuw was hij onder Haïtianen niet geliefd. Maar hij zou wereldwijd uitgroeien tot historisch icoon van de antikoloniale vrijheidsstrijd. Raimond, vaak weggezet als opportunist, heeft het niet verder geschopt dan een voetnoot bij deze geschiedenis. Toch biedt juist de combinatie van de levensverhalen van beide mannen goed inzicht in wat er in deze revolutie allemaal op het spel stond.
Een koloniale samenleving
Saint-Domingue, het westelijke deel van het eiland Hispaniola, werd oorspronkelijk bewoond door het indianenvolk de Taíno. Eind vijftiende eeuw arriveerden de Spanjaarden, die de inheemse bevolking effectief uitroeiden met een verwoestende cocktail van dwangarbeid, gewelddadige onderdrukking en ziektekiemen. Na verloop van tijd verschoof de aandacht van Spaanse kolonisten naar het vasteland van Midden- en Zuid-Amerika. Het westelijke deel van Hispaniola werd overgelaten aan zeeschuimers. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw kwam het geleidelijk in handen van de Fransen. Met de Vrede van Rijswijk van 1697 werd het formeel Frans bezit en omgedoopt tot ‘Saint-Domingue’.
Saint-Domingue groeide uit tot de meest rendabele van alle Europese plantagekoloniën. De belangrijkste gewassen: suiker en in mindere mate koffie en indigo. Er werd meer suiker geproduceerd dan in alle Britse koloniën tezamen. De helft van de totale consumptie van suiker en koffie in de wereld was afkomstig van Saint-Domingue. De arbeidskrachten: slaven afkomstig van de westkust van Afrika. Zo was de vader van Toussaint Louverture, Hippolyte, afkomstig van het West-Afrikaanse koninkrijk van Allada. Volgens familieverhalen was Hippolyte een prins en Toussaint Louverture van koninklijken bloede. Toen het krijgszuchtige koninkrijk van Dahomey (hedendaags Benin) begin achttiende eeuw de Allada onderwierp, werd Hippolyte zoals zoveel West-Afrikaanse krijgsgevangenen als slaaf verkocht. Na een mensonterende zeereis van tweeënhalve maand kwam Hippolyte met vrouw en kinderen aan in de baai van de noordelijke kustplaats Cap Français. Het gezin werd direct uiteengerukt: vader, moeder en kinderen werden los van elkaar verkocht. Onder slavenhandelaren was empathie zeldzaam.
Saint-Domingues noordelijke kustplaats Cap Français was een van de belangrijkste hubs van de vroegmoderne globalisering. Omgeven door bergen en vruchtbare gronden bestond ‘Le Cap’ grotendeels uit stenen huizen aan kaarsrechte straten. Halverwege de jaren 1780 had de stad rond de 17.000 inwoners; op elke vijf bewoners was er één wit, wat in vergelijking met de rest van het eiland veel was. Van de eilandbewoners waren veruit de meesten er niet geboren. In de baai van Le Cap lagen dagelijks tientallen, soms honderden schepen voor anker met nieuws, goederen en geketende mensenlichamen. Aan wal waren er botanische tuinen, leeszalen met lokale kranten, literaire gezelschappen, een koninklijk genootschap van kunst en wetenschap, badhuizen, markten en een theater dat plek bood aan 1500 bezoekers. Deze plekken van sociaal verkeer, commercie en verlicht vertier werden afgewisseld door openbare slavenveilingen, militaire barakken en strikt gesegregeerde gevangenissen. Op geen enkele plek ter wereld kwamen verlichting, internationale handel, raciale hiërarchie en slavernij op zo’n grote schaal bijeen.
Revolutionaire tijden. Politiek en idealen rond 1800 verscheen onlangs bij Ambo/Anthos en is als paperback en e-book verkrijgbaar. Lees meer.