Bouanan is directeur van de stichting en werkt met twaalf vaste vrijwilligers, drie bestuursleden en vier stagiaires. Naast het uitdelen van voedselpakketten en maaltijden heeft de stichting als doel om kwetsbare migrantenvrouwen Nederlands te leren, hun digitale vaardigheden te vergroten en hen meer te laten bewegen.
Sinds jaar en dag is de Voedselbank Amsterdam de plek waar mensen zich kunnen melden voor een wekelijks voedselpakket. Toen de coronacrisis uitbrak, steeg het aantal deelnemers met 50 procent naar 4.732 mensen. Bij de Voedselbank geldt: geen hulpverlener, geen eten. Begeleiding is altijd onderdeel van het pakket. Mensen die door de mazen van het hulpverleningsnet vallen worden niet opgevangen door de Voedselbank. Zij kunnen terecht bij liefdadigheidsinitiatieven zoals de Stichting Prachtvrouw.
De groei van informele voedselbanken in de stad is mede daardoor enorm. 24.000 Amsterdammers zijn afhankelijk van informele voedselbanken. Uit gegevens van het Rode Kruis blijkt dat ongeveer 75 procent van deze gebruikers ongedocumenteerden zijn. Illegalen die zwart werkten als huishoudelijke hulp of in de horeca, maar door de lockdown hun werk kwijtraakten.
De gemeente stelt dat geen Amsterdammer honger mag lijden, maar het stadsbestuur verstrekt zelf geen voedsel. Het stelde wel 750.000 euro coronabudget beschikbaar. De Stichting Prachtvrouw kreeg incidentele subsidie vanuit dit budget. Hiermee huren ze tot 1 december 2021 een anti-kraakpand. Van de bevlogen hulpverlener Said Bensellam krijgen ze groente en fruit. Hij zamelt dit in bij groothandels en andere bedrijven die het over hebben. Bensellam brengt het voedsel met zijn bus naar het uitgiftepunt. Prachtvrouw krijgt ook eten van de Turkse bakker en de visboer van de Dappermarkt.
Het Rode Kruis verstrekt tot eind september zestig voedselbonnen waar Prachtvrouw boodschappen voor doet bij Albert Heijn. Alles gaat op basis van vertrouwen, in de wetenschap dat niemand voor zijn lol in de rij gaat staan voor eten. Bouanan: ‘Voor sommigen is de schaamte zo groot dat ze op de hoek blijven wachten en wij het eten naar hen toe brengen’.
Tijdens de coronacrisis was er een grote toename van mensen die een beroep deden op voedselhulp. Deze nood werd door vrijwilligers opgevangen. Deze warme solidariteit heeft de neiging om zich uit te breiden naar hulp op andere gebieden zoals taallessen. Het is een vraagstuk dat raakt aan de actieve rol van de staat als waarborg van welzijn. Voedselhulp vijlt de scherpe kantjes van de armoede af. Dat is belangrijk, maar lost het probleem niet op, als ons bestaansminimum niet volstaat voor de eerste levensbehoeften. Zo veel rijker als Albert Heijn wordt tijdens deze crisis, zo veel langer worden de rijen bij de voedselbank. De schaamte daarover kopen we af met een verwijzing naar dit soort prachtige initiatieven van burgers. Dat die activiteiten enkel nodig zijn vanwege het falen van de overheid wordt al snel vergeten.
Deze beeldcolumn verscheen onlangs in Tijd & Taak, het blad van de Banning Vereniging. De foto’s zijn van Paul te Stroete.