Een van mijn leesvriendinnen sprak juist met grote waardering over het gebruik van robots. In de zorg worden de robots ingezet om mensen rustig te krijgen en positieve aandacht te geven zodat de verzorgende haar werk ongestoord kan uitvoeren. Hierin zit tijdwinst.
Diezelfde dag had ik een bezoek gebracht aan Els die alleen in een kale logeerkamer moet bivakkeren omdat haar eigen kamer vol bed wantsen zit. De kamer is hermetisch afgesloten zodat de temperatuur naar zestien graden kan worden gebracht, daar schijnen de beestjes en hun eitjes niet tegen te kunnen. Zij heeft alleen haar rollator meegenomen en is ontzettend blij om mij te zien. Zij zat in D-mineur volgens eigen zeggen. Ik sprak met haar over nieuwe situatie en ik lach om haar ras Amsterdamse uitspraken.
Zij begint het gesprek altijd met een vraag. Meestal is het een trage vraag waar ik niet zo snel een antwoord op heb maar die dag was de vraag makkelijk te beantwoorden. “Was jij op de televisie?” vroeg zij. “Ja, wil je het zien?” vraag ik.
Ik zocht het programma op met mijn smartphone. Zij luisterde hoe ik vertelde over mijn angst om mijn huis uit te komen om mij in de parallelle wereld te begeven. “Je hoeft toch niet bang te zijn voor mij!” Beschamend vond ik mijn uitspraken nu ik bij Els zat. Ik haastte mij om te zeggen dat dit over de andere jongens ging, die soms zo onvoorspelbaar zijn. Dat begreep zij gelukkig wel. “Bij jou voel ik dat je lief voor mij wilt zijn, en niet op mij neerkijkt,” sprak zij. “Ik ben toch ook een mens!” De tranen stonden in haar ogen toen zij dat zei.
Ik stond op en knuffelde haar, op het gevaar af dat er nog ergens een verdwaalde bed wants in haar kleding zou zitten.
Ik weet niet of een robot dit ooit zou kunnen overnemen van mij. Tijdwinst levert het zeker en ook zal het risico op het verspreiden van bed wantsen tot een minimum beperkt worden. Els is een mens en soms in D-mineur, ik vraag mij af of een robot daar een antwoord op heeft.
Zwanine Siedenburg over haar berichten uit de parallelle wereld
Elke keer kost het weer doorzettingsvermogen om mijn eigen veilige wereld te verlaten en af te stappen op de mensen die niet om mijn hulp gevraagd hebben. Met enige schroom klop ik op deuren waarvan ik niet weet wat zich daarachter bevindt. Elke keer ontroert het mij om de blijdschap, de wijsheid en de berusting te zien bij de mensen die in kleine kamertjes wonen en afhankelijk zijn van drugs en hun begeleiders. Ik praat met ze zoals je maar zelden met mensen kan praten. Ik zweef mee op hun wanen, ik corrigeer als het mij te ver gaat en ik loop weg als ik geen contact kan maken. Maar elke keer zit ik neuriënd op mijn fiets naar huis omdat ik het zo goed met ze heb gehad.