Brandstichting, het deponeren van varkenskoppen en discriminerende graffiti: sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 is agressie tegen moskeeën “een structureel gegeven geworden, met elk jaar zo’n twintig, vijfentwintig incidenten”. Dat stelt Ineke van der Valk, onderzoeker aan de Universiteit Leiden en samensteller van de bundel Mikpunt moskee (mei 2019). Daarin staat ook een bijdrage van advocaat Alper Cinar en jurist Noehad Aseban. Ze analyseerden alle online gepubliceerde gerechtelijke uitspraken over geweldpleging tegen moskeeën, de afgelopen twintig jaar. In totaal 27 gevallen. Slechts in een derde van de gevallen motiveerde de rechter in het vonnis uitdrukkelijk dat er sprake was van een discriminatioir motief, terwijl in alle zaken dat motief wel duidelijk aanwezig zou zijn. “Dit komt helder naar voren uit de rechterlijke uiteenzettingen van de motieven van de verdachten”, vertelt hij aan De Kanttekening, ‘Maar in twee derde van de gevallen verbindt de rechter daar dus geen conclusie aan.’
Hardere wetgeving?
Volgens Cinar zou de Officier van Justitie ‘discriminatie’ meer aan de orde moeten stellen in strafzaken tegen moskee-belagers, zodat de rechter dit motief kan laten meewegen in de straf. Zo zouden de richtlijnen voor het bepalen van straffen (LOVS) veranderd moeten worden: er moet een aanwijzing komen dat er bij discriminatoire motieven strafverzwaring optreedt, bepleit hij in de bundel. “Het is wettelijk al mogelijk om bij discriminatoire motieven hogere straffen uit te delen”, aldus Cinar in De Kanttekening, “maar het aanpassen van de richtlijnen kan rechters bewustzijn bijbrengen”. Maar dat gebeurt niet zomaar: daar is een meerderheid in de Tweede Kamer voor nodig. Een parlementaire discussie juicht hij daarom toe.
Reacties van de rechtspraak
Hoe reageert het Openbaar Ministerie op dit onderzoek? “Elke zaak wordt op zijn merites beoordeeld”, verklaart een woordvoerder van het OM aan De Kanttekening, “het is mede afhankelijk van de context of er sprake is van een discriminatoir aspect.” Vanaf 1999 tot nu toe zou er bovendien veel veranderd zijn in de aanpak van discriminatiezaken door politie en OM.
De Raad van de Rechtspraak, het orgaan dat opkomt voor rechters en voor de rechtspraak in de politiek, zegt dat rechters ‘discriminatie’ over het algemeen wel meewegen als strafverzwarende omstandigheid, hoewel het bij agressiedelicten geen wettelijke strafverzwaringsgrond is. Kortom: de Officier van Justitie hoeft ‘discriminatie’ als motief niet bij de rechter aan te kaarten, en de rechter hoeft het in zulke gevallen niet in het vonnis mee te wegen.
Minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus heeft vorig jaar zomer een onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden om het discriminatoire motief toch in de wet op te nemen.
Bron: De Kanttekening