Juist de inspanning die rituelen kosten en het verplichtende karakter van rituelen dragen bij tot de effectiviteit ervan, zoals we bijvoorbeeld kunnen zien in de omvangrijke joodse rouwrituelen. Die drukken niet zozeer emoties uit, zodat ze achterwege zouden moeten blijven als die emoties er niet zijn. Nee, ze wekken de emoties op en hebben daarom een verplichtend karakter.
De antropologe Mary Douglas heeft overtuigend aangetoond dat veel rituelen kunnen worden verklaard vanuit een sociaal perspectief: ze versterken de gemeenschap die er dan ook de ‘eigenaar’ van is. Dat stelt indringende vragen aan de betekenis van rituelen in interreligieuze dialoog: grenzen ze de identiteit van de deelnemers af of verbinden ze met andersgelovigen? Geen eenvoudige vraag! Het afgrenzende valt niet te ontkennen: denk alleen maar aan de regels voor kosjer of halal eten, waardoor joden respectievelijk moslims moeilijk zomaar kunnen aanschuiven bij een maaltijd van een andere religie. Ook de eucharistie lijkt zich niet echt te lenen voor interreligieus delen.
In het boek bespreek ik zowel de orthodoxe als meer liberale omgang met dergelijke rituelen, waarbij ook hindoeïstische en boeddhistische perspectieven aan de orde komen. Toch zou deze benadering niet compleet zijn zonder de (post)moderne interesse voor religiositeit erbij te betrekken. Om dit te realiseren heb ik een vergelijking gemaakt tussen drie vormen van contact tussen religies: multiple religious belonging (MRB), bekering en interreligieuze dialoog. Het gaat mij er niet om de voorkeur voor het ene of andere perspectief uit te spreken, wel om de verschillen en overeenkomsten in kaart te brengen. Daarmee wordt ook de heel verschillende betekenis van rituelen duidelijker.
Bekering
Laten we beginnen met bekering. Die komt voort uit een gevoelde noodzaak om zich werkelijk volledig met een bepaalde religie te kunnen verbinden. Een kennismaking ermee of een vermenging van die religie met de eigen levensovertuiging is dan niet voldoende: vaker wordt het verleden afgezworen om zich des te sterker met de nieuwe religie te verbinden. In het jodendom was / is het gebruik om niet meer te spreken over de vroegere achtergrond van een bekeerling, zeker niet als die het christendom betreft. Al zie je bij bekeerlingen soms een tendens om na jaren de vroegere achtergrond weer serieus te nemen (zo zijn nogal wat joodse bekeerlingen tot het christendom pioniers geworden in de dialoog), dat vergroot niet de waardering binnen het jodendom voor dergelijke bekeerlingen. Rituelen worden sterk als eigendom van de eigen specifieke religie gezien en niet als handelingen die vrij toegankelijk zijn en ‘zomaar’ gedaan kunnen worden. Bekeerlingen zullen daar nog meer de nadruk op leggen dan ‘autochtone‘ gelovigen (‘nieuwe bezems vegen schoon’). Zonder dat ze dat willen zal hun gezag bij de religie de ze hebben achtergelaten enigszins inboeten.
Multiple religious belonging (MRB)
Multiple religious belonging (MRB) heeft een geheel andere dynamiek. Daar staat de combinatie van verschillende religieuze elementen centraal, zonder dat van een formele afzwering van een vroegere religie en een formele toetreding tot een nieuwe religie sprake is. Rituelen worden gezien als expressie van een persoonlijke identiteit en worden dan ook persoonlijk toegeëigend. Meer dan een ontmoeting van verschillende religieuze identiteiten lijkt er sprake van een nieuwe identiteit, die als overkoepelend of ook wel als sterk alternatief ten opzichte van bestaande religies wordt gezien. Een zeker anti-institutioneel affect lijkt onmiskenbaar.
Interreligieuze dialoog
Interreligieuze dialoog kent ook het contact met meerdere religies, maar op een complexe wijze. Het is van belang om drie niveaus te onderscheiden: het academische niveau; het niveau van religieuze vertegenwoordigers; het niveau van grass-root, (= de samenleving). Als de dialoog zich maar op één niveau afspeelt werkt dat nadelig voor het gehalte ervan. Louter academische uitwisseling wordt gauw steriel als er geen verbinding is met de levende religieuze gemeenschappen. Van de andere kant: als religieuze leiders, rabbijnen, dominees, priesters, imams, pandits, zich niet laten informeren door academici wordt de dialoog al gauw een leeg vertoon van (vaak mannelijke) vertegenwoordigers zonder veel vernieuwing of verbinding met maatschappelijke vragen.
Het niveau van de samenleving is wellicht het belangrijkste al kan die ook niet zonder die twee andere. Kwesties van verdraagzaamheid, omgang met ethische vragen, spiritualiteit van het milieu, inzet tegen discriminatie zoals antisemitisme en anti-islam tendensen, geven inhoud aan hetgeen anders louter een uitwisseling van woorden blijft. De onderlinge verbinding tussen deze drie niveaus ontbreekt nogal eens, wat verklaart waarom de interreligieuze dialoog ietwat stagneert. De terugkoppeling door deelnemers daaraan naar hun eigen religieuze achterban is dan ook noodzakelijk, zowel om die achterban te bezielen met nieuw elan alsook om zelf als vertegenwoordiger oprecht te blijven. De dialoog wil een bijdrage leveren aan de samenleving: welnu, dat kan alleen als een serieuze terugkoppeling plaatsvindt naar de eigen achterban. Die blijft dan begrijpen waar het in de dialoog om gaat en wat het belang ervan is. Daaraan ontbreekt het nog al eens!
Zo’n vertegenwoordiging zou feitelijk niet permanent moeten zijn. Professionals in de dialoog dragen dus een eigen risico in zich! Rituelen worden nogal eens genegeerd in deze dialogen (bijvoorbeeld bij conferenties geen gezamenlijk ritueel moment, geen gezamenlijk gebed). Dat wil echter niet zeggen dat rituelen voor de eigen identiteit niet van belang worden geacht: eerder integendeel. De dialoog kan juist maken dat die identiteit zorgvuldig wordt geprofileerd. Deelnemers aan de interreligieuze dialoog zijn doorgaans grondig geïnformeerd over de andere religies, soms zelfs beter dan de vertegenwoordigers van die religie zelf. Toch is het verschil dat kennis van andere religies iemand nog niet tot eigenaar van die rituelen maakt. De dagelijkse religieuze omgang verleent een eigen religieus gezag dat niet door academische kennis kan worden vervangen.

Die terugkoppeling naar de eigen achterban werkt alleen omdat er institutionele religies bij de dialoog betrokken zijn. Dit alles staat in schril contrast met de positie van bekeerlingen. Ook MRB kent het idee van terugkoppeling niet. De afgrenzing van identiteiten staat haaks op het streven van MRB om juist de identiteiten te laten vervloeien. In academische woorden heet het dan dat identiteiten niet essentialistisch mogen worden opgevat, maar veeleer als constructies. Goed beschouwd zou MRB de dialoog als ontmoeting met andere gelovigen geleidelijk aan overbodig maken! Toch bestaat daar wel grote belangstelling voor rituelen, waarbij het idee van ‘eigenaar’ echter veel minder een rol speelt, zodat het lijkt dat ze gemakkelijker kunnen worden toegeëigend. Wel dreigt hier een gevaar waarvoor rituele experts vaak waarschuwen: omdat de rituelen niet algemeen gekend en gedeeld zijn en ook niet wortelen in een gemeenschap, worden ze vaak voorzien van een uitgebreide uitleg. Dat suggereert dat rituelen rationeel begrijpelijk zijn, maar dat zijn ze niet. Rituelen stammen uit een verleden van gebruiken en soms magie, dat zich vaak nauwelijks laat achterhalen; rituele gebaren zijn vaak pas mogelijk als de functionele en vaak ook magische betekenis (boze oog!) van die gebaren is verdwenen. Dus jongensbesnijdenis als religieus ritueel laat zich niet verklaren uit hygiëne, het Avondmaal niet vanwege honger, rituele wassing voor het gebed niet vanwege vieze handen.
Met deze beschrijving hebben we de afgrenzende werking van rituelen sterk benadrukt. Toch is er wel degelijk de mogelijkheid om deel te nemen aan rituelen van andere religies. Dat kan door als gast aanwezig te zijn. Een gast wordt als anders erkend en zelfs wordt eventueel onbegrip niet als stoorzender ervaren. De gast zelf zal zijn best doen zich aan te passen, maar niet alsof hij / zij er alles van weet. Een gast in huis gedraagt zich immers ook anders dan een lid van het gezin; zo rent een gast niet de trap op naar boven! Ik heb rabbijn Edward van Voolen gevraagd hoe hij omgaat met het nogal massieve halachische verbod voor joden om een kerk te betreden. Het was boeiend te horen hoe fijnzinnig en zorgvuldig hij zijn rol als gast in de katholieke liturgie omschreef, iets dat alleen lukt door een zorgvuldige voorbereiding en afstemming. Sommige bisschoppen menen daarentegen dat vertegenwoordigers van andere religies geen plaats hebben in de liturgie; maar daarmee miskennen zij de mogelijkheid van liturgische gastvrijheid. Samen bidden is wellicht vaak een brug te ver; maar bidden in elkaars nabijheid kan hiervan worden onderscheiden en biedt wel degelijk mogelijkheden.
Civil religion
Civil religion, bijvoorbeeld bij nationale rampen of herdenkingen, laat zien dat religies daar heel zinvol gezamenlijk acte de présence kunnen geven. Wel zal men daarbij aandacht moeten schenken aan de locatie en de rituele betekenis daarvan: de open lucht is fundamenteel verschillend van een religieus gebouw. Dus ook bij civil religion gaat het om het ritueel, wellicht om een vorm van gastvrijheid en zeker om een vorm van gezamenlijke getuigenis. Hier kan MRB veel minder van betekenis zijn, met name omdat de collectieve vertegenwoordiging hiervan geen dynamisch element vormt.
Mijn boek mondt uit in een analyse van allerlei rituele momenten: de dialoog Seder van de Liberaal Joodse Gemeente, keti koti (herdenken van de slavernij), het samen luisteren naar muziek, een collectieve iftar maaltijd, de Wereldgebedsdag in Assisi, enzovoort. Bij al die gebeurtenissen blijkt het rituele element het lastigste, maar wat mij betreft ook het boeiendste.
Eenieder die vereert wat geen ware kennis is, maar slechts ritueel gaat in duisternis.
Eenieder die zich alleen maar in ware kennis verheugt gaat in diepere duisternis.
Naar de Isa Upanishad 9.