Heel lang geleden schreef ik vier Chinese tekens op een papieren lampenkap. Vertaald betekenen ze zoiets als: Als je vrede wilt, is de vrede er direct voor je. Een paar jaar later, in 1976 in Singapore, kreeg ik de kans om deze woorden in praktijk te brengen.
Ik was in Singapore voor een internationale conferentie over Religie en vrede. Daar hoorde ik over ‘bootvluchtelingen’. Dit waren Vietnamese vluchtelingen die probeerden te ontkomen aan de vervolgingen en het geweld in hun eigen land. In die tijd had de wereld nog nooit van deze bootvluchtelingen gehoord en de regeringen van Thailand, Maleisië en Singapore gaven hun geen toestemming om aan land te komen. Singapore voerde een heel streng beleid. Steeds als bootvluchtelingen aan land wilden komen, werden zij weer de zee in geduwd om te sterven.
Verschillenden van ons zijn toen begonnen met het opzetten van een programma om de vluchtelingen te helpen. We noemden het ‘Waar bloed vloeit, lijden we allemaal’. We huurden twee grote schepen, de Leapdal en de Roland, om de vluchtelingen op open zee op te pikken en ook twee kleinere schepen, de Saigon 200 en de Blackmark, voor verkeer tussen de wal en de boten en om eten en voorraden te transporteren. Ons plan was om de twee grote schepen te vullen met vluchtelingen en ze naar Australië of Guam te brengen.
Bij aankomst wilden we de pers waarschuwen, zodat de rest van de wereld op de hoogte werd gesteld van hun benarde situatie en ze niet teruggestuurd zouden worden. Alleen maar praten over mededogen is niet genoeg, we moeten ook de daad bij het woord voegen. We moesten dit werk in het geheim doen, omdat de meeste nationale regeringen de situatie rond de bootvluchtelingen in die tijd niet openlijk wilden erkennen. We wisten dat we Singapore uitgezet zouden worden als men erachter zou komen.
We hebben bijna achthonderd mensen uit de Golf van Thailand weten te redden. Op nieuwjaarsavond roeide ik in de kleine Saigon 200 naar open zee om met de vluchtelingen op de grote boten te praten. Door een megafoon wenste ik ze een gelukkig nieuwjaar. Nadat we afscheid hadden genomen, ging ik terug naar land en in het donker kwam er een grote golf opzetten die me overspoelde. Ik had de indruk dat de grote kracht van de duisternis me waarschuwde: ‘Deze mensen zullen sterven, dat is hun lot. Waarom bemoei je je ermee?’
Als we de bootvluchtelingen vanuit Singapore wilden helpen, konden we niet anders dan de wet overtreden. We gingen naar de huizen van de vissers en zeiden: ‘Als je bootvluchtelingen redt, bel ons dan alsjeblieft. Dan komen we naar je toe en nemen ze mee, zodat de overheid jou niet zal straffen omdat je ze helpt.’ We gaven hen ons telefoonnummer en werden regelmatig door een visser gebeld. Dan gingen we er met de taxi naartoe en namen de vluchteling mee. Vervolgens brachten we hem of haar naar de Franse ambassade. Dit deden we ’s nachts, wanneer de ambassade gesloten was. Dan hielpen we de vluchteling over het hek klimmen zodat hij op het grondgebied van de ambassade was, en zeiden dat hij daar moest wachten tot de volgende ochtend.
De toenmalige Franse ambassadeur in Singapore was heel mededogend. Als hij ’s ochtends een bootvluchteling ontdekte, belde hij de politie van Singapore en vroeg hen om de vluchteling op te komen halen. Hij wist dat diegene dan de status van illegale vluchteling zou krijgen en veilig in de gevangenis zou belanden. Een verblijf in de gevangenis was veel beter dan terug de zee op worden gestuurd, want daar zouden ze zeker sterven.
Het lijden waar we tijdens dit werk mee in aanraking kwamen was enorm. Als we niet uit een reservoir van spirituele kracht hadden kunnen putten, hadden we het nooit volgehouden. Tijdens deze dagen beoefenden we zit- en loopmeditatie, we aten onze maaltijden heel geconcentreerd in stilte. We wisten dat we zonder deze discipline ons werk niet zouden kunnen doen. De levens van veel mensen waren afhankelijk van onze mindfulnessmeditatie.
Helaas ontdekte de regering van Singapore onze organisatie nadat we bijna achthonderd vluchtelingen uit hun kleine bootjes op open zee hadden gered en op de Roland en de Leapdal hadden gezet om ze naar Australië te brengen. Om twee uur ’s nachts omsingelde de politie van Singapore het gebouw waarin ik verbleef. Twee agenten blokkeerden de voordeur, twee de achteringang en twee kwamen naar binnen. Ze namen mijn reispapieren in beslag en zeiden dat ik het land binnen vierentwintig uur moest verlaten.
Op dat moment bevonden zich dus al zo’n achthonderd mensen op onze twee grote schepen. We moesten een manier vinden om hen in veiligheid te brengen, ergens aan de kust van Australië of Guam. Wat moesten we doen? We oefenden diep ademen met volledig gewaar zijn. Het was midden in de nacht en niemand zou de telefoon opnemen. We konden niet weer gewoon gaan slapen. Dus beoefenden we loopmeditatie in ons kleine appartement.
De Saigon 200 en de Blackmark mochten de haven niet verlaten om eten en water naar de vluchtelingen aan boord van de Leapdal en de Roland te brengen. De Roland had genoeg brandstof om Australië te bereiken, maar de motor was kapot. We moesten eten bij de vluchtelingen zien te krijgen. Het woei hard en de zee was ruw. We maakten ons zorgen over de veiligheid van het schip dat steeds verder van de kust afdreef, maar de regering van Maleisië liet het niet toe in zijn territoriale wateren. Ik had de buurlanden al gevraagd of ik er mocht verblijven zodat we de reddingsoperatie konden voortzetten, maar de regeringen van Thailand, Maleisië en Indonesië wilden me geen visum geven. Toen hoorden we dat er een kind was geboren op de Leapdal.
Hoewel ik mij op het vasteland bevond, dreef ook ik naar open zee omdat mijn leven één was met dat van de achthonderd vluchtelingen op onze twee schepen. In deze onmogelijke situatie besefte ik dat ik de woorden ‘Als je vrede wilt, is vrede er direct voor je’ in praktijk moest brengen. Het verraste me dat ik behoorlijk rustig was, niet bang was en me geen zorgen maakte. Mijn zorgen waren verdwenen, mijn geest was werkelijk in vrede.
Onderhand lagen er wel veel problemen waarvoor we binnen vierentwintig uur een oplossing moesten vinden. Dit leek een onmogelijke taak. Veel mensen klagen dat een heel leven al veel te kort is, hoe kun je dit alles dan voor elkaar krijgen binnen vierentwintig uur? Ik besefte ten diepste dat ik nooit vrede zou kennen als ik op dat moment niet in vrede kon zijn. Als ik te midden van gevaar niet kalm en vredig kon blijven, dan stelde het soort vrede dat ik in rustiger tijden mogelijk wel zou ervaren, ook niets voor. Ik besefte dat als ik onder moeilijke omstandigheden niet in vrede kon zijn, ik de ware vrede nooit zou leren kennen. Zolang als ik leef, zal ik die seconden tijdens de zitmeditatie, die ademhalingen en mindfulle passen in de nacht niet vergeten.
Succes kwam uiteindelijk toen ik het probleem direct aanpakte. Om vier uur ’s nachts kreeg ik het idee om de Franse ambassadeur te vragen te bemiddelen, zodat we nog tien dagen in Singapore konden blijven om de hele operatie af te handelen en de vluchtelingen in veiligheid te brengen. Alleen opende de Franse ambassade pas om acht uur ’s ochtends en dus gingen we buiten verder met onze loopmeditatie.
We stonden bij de poort van de ambassade toen deze om acht uur openging. We liepen naar binnen en hadden een gesprek met de ambassadeur. Hij schreef een brief aan de regering van Singapore, waarin hij het voor ons opnam en vroeg of we nog tien dagen langer mochten blijven. Zodra de brief klaar was, haastten we ons naar de Immigratiedienst, die ons doorstuurde naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Net voor de middag kregen we toestemming om ons verblijf te verlengen. We hadden nog maar vijftien minuten om naar de Immigratiedienst te lopen en onze visa met tien dagen te laten verlengen. Had ons leven geen spirituele dimensie gekend, dan zouden we verloren zijn geweest.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 10 maart 2023 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.