In 1968, tijdens de Vietnamoorlog, ging ik als vertegenwoordiger van de Vietnamese boeddhistische vredesdelegatie naar Frankrijk voor de vredesonderhandelingen in Parijs. Wij wilden ons namens de meerderheid van het Vietnamese volk, dat zelf geen stem had, uitspreken tegen de oorlog. Ik vloog terug vanuit Japan waar ik een lezing had gegeven en maakte een tussenstop in New York om mijn vriend Alfred Hassler van de Fellowship of Reconciliation te bezoeken. Deze organisatie streefde naar de beëindiging van de Vietnamoorlog en sociale rechtvaardigheid. Maar ik had geen geldig visum en werd na de landing in Seattle direct apart genomen en opgesloten in een kamer. Ik mocht niemand zien of spreken. De muren waren beplakt met Gezocht-posters van voortvluchtigen. De autoriteiten hadden mijn paspoort ingenomen en ik mocht niemand bellen. Pas enkele uren later, toen mijn vliegtuig op vertrekken stond, kreeg ik mijn paspoort terug en werd ik onder escorte naar het vliegtuig geleid.

Twee jaar eerder, in 1966, was ik voor een conferentie in Washington D.C. Daar vertelde een verslaggever van de Baltimore Sun me dat er een bericht uit Saigon was gekomen waarin de regeringen van de Verenigde Staten, Frankrijk, Groot-Brittannië en Japan met klem verzocht werd om mijn paspoort niet langer te erkennen. Men vond namelijk dat ik dingen had gezegd die haaks stonden op hun strijd tegen het communisme. De regeringen gaven hieraan gehoor en mijn paspoort werd ongeldig verklaard. Enkele vrienden in Washington D.C. vonden dat ik moest onderduiken, maar als ik in de VS bleef, riskeerde ik deportatie en gevangenisstraf. Dus ik dook niet onder, maar zocht politiek asiel in Frankrijk. De Franse regering verleende me onderdak en ik kreeg een vreemdelingenpaspoort. ‘Vreemdeling’ wil zeggen dat je tot geen enkel land behoort en stateloos bent. Met dit document kon ik naar alle Europese landen reizen die de Geneefse Conventies hadden ondertekend.

Maar om naar landen als Canada en de VS te gaan, moest ik nog altijd een visum aanvragen en dit is heel moeilijk voor een stateloze. Mijn oorspronkelijk plan was om drie maanden weg te blijven en een serie lezingen te geven aan de Cornell University, gevolgd door een lezingentoer door de VS en Europa om op te roepen tot vrede, en dan weer terug te keren naar Vietnam. Mijn familie, al mijn vrienden en medewerkers, kortom mijn hele leven was in Vietnam. Maar het liep anders en ik leefde bijna veertig jaar in ballingschap.

Steeds als ik een visum voor de VS aanvroeg, kreeg ik een automatisch ‘nee’. De regering wilde niet dat ik kwam. Ze dachten dat ik de oorlogsinspanningen van de VS in Vietnam zou kunnen tegenwerken. Ik mocht zowel de VS als Groot-Brittannië niet in. Ik moest per brief senator George McGovern en senator Robert Kennedy vragen me uit te nodigen. Hun antwoorden hadden ongeveer de volgende strekking: ‘Beste Thich Nhat Hanh, graag zou ik meer willen weten over de oorlogssituatie in Vietnam. Zou u mij willen bezoeken om mij hierover te informeren. Mocht u problemen hebben met het verkrijgen van een visum, belt u me dan op het volgende telefoonnummer…’ Alleen met zo’n brief kon ik een visum krijgen.

Ik moet toegeven dat ik het tijdens de eerste twee jaren van mijn ballingschap heel moeilijk had. Hoewel ik al een veertigjarige monnik met veel leerlingen was, had ik mijn ware thuis nog niet gevonden. Ik kon heel goede lezingen geven over de beoefening van het boeddhisme, maar ik was nog niet echt aangekomen. Intellectueel gezien wist ik heel veel van het boeddhisme. Ik had een jarenlange boeddhistische opleiding achter de rug en beoefende al vanaf mijn zestiende, maar ik had mijn ware thuis nog niet gevonden.

Het was mijn bedoeling om mensen tijdens mijn lezingentoer door de VS te vertellen over de werkelijke situatie in Vietnam en hun informatie te geven die ze via radio en kranten niet kregen. Tijdens de toer bleef ik slechts één of twee nachten in dezelfde stad. Soms werd ik ’s nachts wakker en wist ik niet meer waar ik was. Het was erg zwaar. Ik moest in- en uitademen om me te herinneren in welke stad en in welk land ik was.

In deze periode had ik een terugkerende droom waarin ik thuis was in mijn moedertempel in Centraal-Vietnam en een groene helling op klom, die was begroeid met prachtige bomen. Maar halverwege de top werd ik wakker en realiseerde ik me dat ik in ballingschap leefde. Dit was een steeds terugkerende droom. Ondertussen was ik zeer actief en leerde met kinderen van allerlei verschillende nationaliteiten te spelen: Duitse kinderen, Franse kinderen, Amerikaanse en Engelse kinderen. Ik raakte bevriend met Anglicaanse priesters, katholieke priesters, protestantse dominees, rabbijnen, imams en vele anderen. Ik beoefende mindfulness. Ik probeerde in het hier-en-nu te leven en iedere dag opnieuw de wonderen van het leven aan te raken. Ik heb mijn leven aan deze beoefening te danken. De bomen in Europa zijn zo anders dan de bomen in Vietnam. Het fruit, de bloemen, de mensen, alles is volkomen anders. De beoefening bracht me terug bij mijn ware thuis in het hier-en-nu. Uiteindelijk stopte het lijden en kwam die droom niet meer terug.

527×840

Mensen dachten misschien dat ik leed omdat ik niet terug mocht naar mijn vaderland Vietnam, maar dat was niet zo. Toen ik na bijna veertig jaar ballingschap eindelijk terug mocht, was ik heel blij dat we het onderricht en de beoefening van mindfulness en geëngageerd boeddhisme aan de monniken, nonnen en leken in Vietnam konden aanbieden. Het was ook een groot plezier om met kunstenaars, schrijvers en geleerden te kunnen spreken. Maar toen het weer tijd was om mijn geboorteland te verlaten, leed ik daar niet onder. De woorden ‘Ik ben aangekomen, ik ben thuis,’ geven de essentie van mijn beoefening volledig weer. Dit is een van de belangrijkste dharmazegels van Plum Village. Deze uitdrukking is de verwoording van mijn inzicht in de leer van de Boeddha en vormt de kern van mijn beoefening. Sinds ik mijn ware thuis heb gevonden, lijd ik niet langer. Het verleden is niet langer mijn gevangenis en de toekomst evenmin. Ik ben in staat om in het hier-en-nu te leven en in contact te zijn met mijn ware thuis. Ik kan met iedere ademhaling en iedere stap thuiskomen. Ik hoef geen vliegticket te kopen en ik hoef niet langs de veiligheidscontrole. Binnen enkele seconden kan ik thuis zijn.

Als we diep verankerd zijn in het huidige moment, kunnen we zowel het verleden als de toekomst aanraken. Als we op de juiste manier met het huidige moment kunnen omgaan, kunnen we het verleden helen. Juist omdat ik geen eigen land had, kreeg ik de gelegenheid mijn ware thuis te vinden. Dit is heel belangrijk. Juist omdat ik stateloos was, moest ik mij inspannen om tot een diep inzicht te komen en mijn ware thuis te vinden. Het gevoel dat we niet worden geaccepteerd, dat we nergens thuishoren en geen nationale identiteit hebben, kan het inzicht in ons laten doorbreken dat nodig is om ons ware thuis te vinden.

Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 24 februari 2023 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.

Logo_Personen

Redactie Nieuw Wij

Heeft u ook een nieuwstip? Of wilt u zelf publiceren? Laat het ons weten via de contactpagina.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.