Elke week vindt er een eenvoudige viering plaats voor de mensen die zich betrokken voelen bij het Drugspastoraat. Het lijkt eenvoudig als je het vergelijkt met een gewone kerkdienst, maar het is dat allerminst. De bezoekers zijn soms verward door psychische problemen of drugsgebruik. Een zorgvuldige voorbereiding is noodzakelijk om niet onderuit te gaan. Ik bereid meestal een week van tevoren het thema van de dienst voor.
De bezoekers verwachten een goed verhaal, ze luisteren belangstellend, maar wel kritisch. Een enkeling valt in slaap als het buiten koud is. Als voorganger mag je je daardoor niet laten afschrikken.
In het schemerdonkere zaaltje is het aangenaam warm en dan doezel je al snel een beetje weg als je de hele dag in de regen hebt gelopen. Iedereen mag aan het begin van de dienst een kaarsje branden voor een naaste waarover je je zorgen maakt. De kaarsen staan gedurende de viering dapper te branden op een glazen schaal. Na de verkondiging volgt meestal een gesprek.
Zonder naar mijn tekst te kijken vertel ik vrij over het belang van inkeren in jezelf en daarbij te onderscheiden wat jouw kaf en wat jouw koren is. Ieder mens heeft een donkere kant beweer ik, durf die kant zonder angst onder ogen te zien.
Luidruchtig gaat tijdens mijn betoog de deur van de kerkzaal open. René komt binnen met natte haren, gekleurde bril en behangen met een aantal schoudertassen. Om zijn nek hangt ook een papierprikker die overal tegenaan slingert. René is tenger, maar heeft een ijzersterk gestel. Wat er in de tassen zit en waarom hij dat allemaal mee sjouwt, is mij volstrekt onduidelijk.
Als René een plaatsje gevonden heeft, gaat hij met veel kabaal zitten na eerst zijn vrienden te hebben begroet.
Ik ben gestopt met praten en wacht tot René zit en zijn mond houdt. Ik weet dat het geen zin heeft om door te praten omdat niemand meer luistert en iedereen naar René kijkt.
Ik ben bij de afronding van mijn preek aangekomen en daar wil ik graag alle aandacht voor. ‘Je moet tot inkeer komen om in jezelf het goede en het kwade te kunnen onderscheiden, je moet je eigen kaf en koren ontdekken’, zeg ik als afsluiting.
Direct staat René op en zegt fel: ‘Dat kan niet, dat kan nooit want je weet niet wie je echt bent, niemand kent zichzelf. Ik ken mijn eigen kaf niet en ik ken mijn eigen koren niet omdat ik mijzelf niet ken. Ik kan wèl reflecteren op mijn gedrag.’
René begrijpt het, en daar hoeft hij maar vijf minuten voor binnen te zijn.
Zwanine Siedenburg over haar berichten uit de parallelle wereld
Elke keer kost het weer doorzettingsvermogen om mijn eigen veilige wereld te verlaten en af te stappen op de mensen die niet om mijn hulp gevraagd hebben. Met enige schroom klop ik op deuren waarvan ik niet weet wat zich daarachter bevindt. Elke keer ontroert het mij om de blijdschap, de wijsheid en de berusting te zien bij de mensen die in kleine kamertjes wonen en afhankelijk zijn van drugs en hun begeleiders. Ik praat met ze zoals je maar zelden met mensen kan praten. Ik zweef mee op hun wanen, ik corrigeer als het mij te ver gaat en ik loop weg als ik geen contact kan maken. Maar elke keer zit ik neuriënd op mijn fiets naar huis omdat ik het zo goed met ze heb gehad.