“Het zal altijd in mijn geheugen en hart gegrift staan. In de vroege ochtend van 9 november 2014 liep ik, in verwachting en op weg om moeder te worden, het Franciscus Gasthuis in om mijn eerste kindje te baren. In mijn hoofd speelde van alles: ik hoop op een gezond kindje, dat is het belangrijkst. Zou het lang duren? Gaan ze knippen? Zal het pijn doen? Tuurlijk gaat het pijn doen. Ja het zal erg veel pijn doen, maar iedereen doet het. Ik kan dit!
Nooit had ik rekening gehouden met wat er die dag zou gebeuren. Die nacht kwam mijn Joseph met een spoedkeizersnede ter wereld, zijn hersentjes zo aangetast dat hij het niet zou redden. In het ziekenhuis werd ik in een hokje gestopt. ‘Marokkaanse en Turkse vrouwen maken veel lawaai als ze bevallen, u gaat niet bevallen, u moet gaan slapen.’ Ik kreeg een verkeerde dosis pijnstilling waardoor ik duf werd en er werd niet geluisterd naar mijn geroep dat ik pijn had. ‘U heeft geen ontsluiting’ werd er gezegd, maar niemand controleerde of dat klopte. Midden in de nacht kwam iemand eindelijk controleren. Mijn ontsluiting was negen centimeter en mijn kindje was in de problemen. Op 14 november overleed ons engeltje in onze armen, nadat we besloten hem van de beademing te halen. Met een stethoscoop luisterden we naar zijn langzaam stervende hartje. Ik nam zijn lichaampje mee. Hij sliep tussen mij en mijn man in. De volgende dag hebben we hem in zijn kistje gelegd en begaven. De essentiële vragen over waar we hem wilden begraven hebben we in een dag moeten beantwoorden. Ik verliet na vijf dagen het ziekenhuis als vrouw met een dood kindje. Ik zocht naar een benaming. Kinderen zonder ouders zijn wezen, een vrouw die haar echtgenoot verliest, een weduwe. Hoe noem je een moeder die een kind heeft verloren? Het gebrek aan woorden maakte mij woedend. Alsof het niet belangrijk was wat ons was overkomen. Vanaf die dag was ik weemoeder. Een moeder die bedroefd is over het verlies van een stukje zelf.
Precies een jaar later was ik zwanger. Na ons verlies hebben we precies, op de dag af, een jaar gewacht. Dat jaar was voor rouw, heling en voorbereiding op de toekomst. Tijdens deze tweede zwangerschap lukte het me niet om me te binden aan mijn ongeboren kind.
Als je zwanger bent, word je verwend, gepamperd en moet je bijna verplicht op een roze wolk verblijven inclusief roze bril. ‘Geniet ervan hè?’ ‘Oh, wat mooi.’ Het is heel moeilijk om daardoor dicht bij jezelf te blijven en de ruimte te nemen om je eigen gevoel te uiten. Dat het niet alleen rozengeur is, dat je bang bent, dat je onzeker wordt, dat het effect heeft op je huwelijk, dat je partner er totaal anders in kan staan, dat er lichamelijke en medische aspecten zijn die van invloed zijn.
Ik had me vastgehouden aan mijn geloof dat ook dit kind niet van mij was, maar van mijn Schepper. En dat als het voorbestemd zou zijn, mijn kindje bij mij zou blijven, maar dat het ook anders kon lopen.
Tot aan de bevalling kon ik geen moeder zijn, maar was ik het wel. Het moment dat er een levend wezentje op je borst wordt gelegd, besef je zo veel dingen. Hoe mooi het leven en de schepping is. Hoe fragiel de mens is. Hoe sterk je als vrouw bent. Hoe intens je partner alles beleeft. En op dat moment is alle pijn en zijn alle zorgen even heel ver weg.
Precies een jaar na de geboorte van mijn tweede kindje, was ik weer zwanger. Al mijn kinderen zijn ter wereld gekomen via een keizersnede. Een jaar wachten wordt aangeraden zodat je lijf kan helen. Eindelijk kon ik alle geleerde lessen van de twee vorige zwangerschappen in de praktijk brengen. Gezond eten en bewegen, binden met je kind, je partner betrekken, relativeren, genieten waar het kon, mijn gevoel van pijn, angst of onzekerheid uiten, vragen stellen maar me ook niks aantrekken van antwoorden die me niet aanstonden. Tijd nemen om mijn nesteldrang te voeden.
Tijd heelt alle wonden, zeggen ze. En dat is zo. Het gemis blijft. Bij elke verjaardag denken we aan wat had kunnen zijn en niet is. Tweemaal per maand bezoeken we ons engeltje op zijn rustplek. Nu al een tijd zonder tranen, maar met gelach van mijn andere kinderen. Met bloemen, plantjes en gebeden. Met de kennis dat ons zoontje op ons wacht, op de mooiste plek.
Naast (wee)moeder ben ik ook pleegmoeder geworden. Het zorgen voor kinderen die niet gezegend zijn met een warm en liefdevol nest, heeft me altijd getrokken. Dat heb ik op verschillende manieren vormgegeven. Charitatieve projecten opzetten om weeskinderen te helpen of actief als maatje kinderen ondersteunen die dat nodig hadden. Pleegzorg werd een mogelijkheid na mijn huwelijk, want dat was iets wat ik met een partner – en niet alleen – wilde doen.
Ook hier blijft de omgeving niet onberoerd. ‘Je hebt toch al eigen kinderen? Waarom nog een baby erbij? Waarom maak je niet nog een eigen kind?’
Nu ik twee zoontjes heb, wilde ik zo graag zorgen voor een kleine meid. De stemmen uit mijn omgeving weerhielden me er niet van. Ik ging dit doen! Roze strikjes, eenhoorns, jurkjes en glitters; ik kon mijn geluk niet op. Pleegmoeder zijn is een ander soort moederschap. Mijn eigen kinderen ken ik door en door. Zeker nu ze nog zo klein zijn. Ik weet waar ze vandaan komen en ik durf ze veel meer te corrigeren.
Met mijn pleegdochter is het een ander verhaal. Ik ken de inhoud van haar rugzakje niet. Bij elke gedraging probeer ik me in te beelden waar dat vandaan komt. Waarom doet ze wat ze doet? Past onze manier van opvoeden en de structuur die we in ons gezin bieden bij haar? Rust, reinheid en regelmaat, daar zweren pedagogen bij. Dat is ook waar ik naar teruggrijp als ik het soms even niet weet. Want die momenten zijn er, zijn er altijd geweest en er zullen nog veel meer komen. Daar heb ik aan moeten wennen. Om mijzelf te gunnen dat ik iets niet wist. En dat te durven uiten. Naar mijn partner. Die het soms ook niet wist. Achteraf kan ik zeggen dat de zoektocht naar de antwoorden altijd mooi is. Je leert jezelf en je partner beter kennen, je leert je kinderen beter kennen en je bewondert je eigen moeder des te meer.
Moeder zijn is een complexe functie. Iedereen weet raad en toch niet. Soms is het een ondankbare taak, waar veel mensen iets van vinden. Je omgeving, je partner, collega’s, grootouders, de buren; eigenlijk iedereen. Mensen kunnen zich ongegeneerd overal mee bemoeien. Als je net getrouwd bent, wordt er gevraagd wanneer de kids komen. Na de eerste komen de vragen over de tweede. Als je werkt, wordt er gevraagd hoe je dat nou kan doen; je kind van vier maanden afgeven bij de opvang. Als je niet werkt, is men benieuwd hoe je de kinderen kan klaarstomen voor de maatschappij want jij neemt niet deel. Als je je taken goed verdeelt met je partner, zit hij onder de plak en ben jij een slechte moeder. Als jij het meeste doet voor de kinderen ben je slachtoffer en is je partner ongeschikt als vader; hij gebruikt zijn papadag om te sporten.
In mijn leven als (wee-/pleeg-)moeder heb ik geleerd me niets, maar dan ook niets aan te trekken van wat anderen vinden. Maar ik heb ook geleerd niet boos te worden als mensen wel wat zeggen. Na het verlies van mijn zoontje zei iemand tegen mij: ‘Wees dankbaar, jij bent in elk geval zwanger geweest. Voor andere vrouwen is dat niet eens weggelegd.’ Het is geen onjuiste uitspraak, want feitelijk is dat zo. Er zijn vrouwen die heel graag moeder willen worden en die dat op de biologische manier niet kunnen worden. Het was alleen zo hard, zo rauw. Ik relativeer vaak de gebeurtenissen in mijn leven. Dat is een manier om ermee om te gaan. Als je je eigen situatie vergelijkt met anderen kun je daar inspiratie, steun en lering uit halen. Dit heb ik van mijn moederschap geleerd. Dat elk kind, elke moeder, elke situatie anders is. En dat ik, met mijn kind, in mijn situatie en in mijn omgeving, elke dag keuzes maak die een ander wellicht niet zou maken. En dat dat oké is. Dat ik daar niet te veel mijn hoofd over moet breken. Eerlijk gezegd heb ik daar simpelweg geen tijd voor. Want de helft van de tijd ben ik op zoek naar mijn sleutels in mijn overvolle tas, met verfrommelde wipes, een oude speen en sinds kort dus nog wat roze haarstrikjes. Ik ben al blij als ik mijn kinderen fris en fruitig, eventueel met twee verschillende sokjes, naar de opvang breng. En zelfs dan ben ik een toffe moeder!”
Over het boek

Alle boeken van de wereld kunnen je niet voorbereiden op het moederschap. Moederschap is intens, meedogenloos en boeiend, in alle betekenissen van het woord. Met vallen, opstaan en veel tranen sla je je als moeder door elke dag heen. Moederschap is liefde, moederschap is verlies, moederschap is slapeloze nachten, moederschap is zorgen en nog veel meer. Hoewel moederschap een universele ervaring is, is er weinig bekend over de persoonlijke ervaringen van vrouwen met een migratieachtergrond. In De goede mama. 13 visies van moeders van kleur vertellen moeders van kleur uit heel Nederland over hun strijd, ervaringen, verliezen, hoogtepunten en pijnpunten van het opvoeden van kinderen van kleur in Nederland. Zij gebruiken daarvoor hun eigen woorden en belevingswereld. Een kennismaking met verschillende werelden waarin we gastvrij zullen worden ontvangen. Met bijdragen van: Rowan Blijd, Sanae Chakrouni, Ernestine Comvalius, Marisella de Cuba, Nathalie Emanuels, Hoda Hamdaoui, Mona Hegazy, Chee-Han Kartosen-Wong, Diana Khayyata, Fatima Lamkharrat, Patty Rudge, Brenda Suitela en Tsega Worku.
De goede mama. 13 visies van moeders van kleur. Samengesteld door Naima El Maslouhi i.s.m. Dipsaus Podcast. Uitgeverij Pluim. Prijs € 22,99. ISBN 978 94 932 5610 1. Verschijningsdatum 30 mei 2023.
Naima El Maslouhi studeerde journalistiek aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle. Na haar studie vertrok ze naar Marokko en schreef ze voor kranten als Utrechts Nieuwsblad, NRC en de Volkskrant. El Maslouhi woont sinds 2012 met haar gezin in Antwerpen, waar ze werkt als vormingswerker in een centrum dat zich richt op kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond. De rode lijn in haar leven is en blijft maatschappelijk betrokkenheid.
Dipsaus Podcast is de tweewekelijkse podcast en mediaplatform door en voor vrouwen van kleur. Dipsaus is opgericht door Anousha Nzume, Ebissé Wakjira en Mariam El Maslouhi.
