“Nu de staatssecretaris zelf heeft aangegeven dat er sprake is geweest van onversneden discriminatie, dient hij ook aangifte te doen tegen de ambtenaren van de Belastingdienst die zich hieraan schuldig hebben gemaakt. Discriminatie is immers verboden”, aldus de koepels.
Meer specifiek heeft men zich bij de Belastingdienst schuldig gemaakt aan beroepsmatige discriminatie wegens ras in de zin van art. 137g Sr, door een ontoelaatbaar onderscheid te maken tussen ‘autochtone’ en ‘niet-autochtone’ belastingplichtigen. Hetzelfde geldt voor belastingplichtigen die de islam aanhangen. Zij zijn gediscrimineerd op grond van godsdienstige kenmerken.
De koepels wijzen de staatssecretaris daarom op zijn plicht ingevolge art. 162, lid 1 Sv, om van dit strafbare feit aangifte te doen.
