In ons welvarende land leven in 2019 bijna 1 miljoen mensen onder de armoedegrens, waarvan 272.000 kinderen tot en met 12 jaar. Op 17 december jl verscheen de vergrijzingsstudie van het Centraal Planbureau (CPB). In de studie staat op pagina 64 een alarmerend plaatje. Het laat zien dat als je in een relatief arm gezin geboren wordt je gezonde levensverwachting gemiddeld 20 jaar korter is dan die van kinderen uit relatief rijke gezinnen. Naar verwachting leef je niet alleen 7 jaar korter, maar ook nog eens 13 jaar langer in slechte gezondheid. Samen twintig jaar verschil!
Discussies over deze cijfers gaan vaak over levenswijzen en eetgewoonten. Voor je het weet hoor je zeggen: “Logisch dat je korter leeft en eerder ziek bent als je avondeten bestaat uit patat met frikandel en als je avond na avond voor de tv hangt met bier en chips in plaats van te sporten.” Er volgt nog net niet na: “Eigen schuld, je moest je schamen zo te leven.”
Ongetwijfeld maakt levensstijl verschil, maar de werkelijkheid ligt veel genuanceerder. In de boeiende recente documentaire De Jongens van de bouw komt iemand voor die nog een jaar of tien af is van zijn pensioen en nu al elke dag met pijn zijn werk doet. Zijn collega’s proberen hem te ontzien door hem minder zwaar werk te geven. De documentaire laat werkomstandigheden zien die onvergelijkbaar zijn met de warme kantoren waar hoog betaalden werken. Bovendien komen er steeds meer aanwijzingen hoe afkomst en cultuurverschillen de kansen van kinderen bepalen op een gezond leven en een hoge opleiding. Onderzoek laat zien dat armoede en schulden mentaal zo belastend zijn dat mensen niet meer in staat zijn doordachte beslissingen te nemen. En dat ze zich schamen voor hun armoede.
Voor een vrijwilliger bij één van de 170 voedselbanken in Nederland heeft armoede een gezicht gekregen. Hij schrijft: “Ik heb menig keer mijn eigen beeld en mening moeten bijstellen omdat het anders ligt, genuanceerder is. Het is niet ‘eigen schuld dikke bult’ of ga eens werken. Ik heb ontdekt, dat het iedereen kan overkomen. Ook mensen uit een villawijk. Ik heb ontdekt, dat er veel schaamte en eenzaamheid is”. Armoede betekent ook sociale uitsluiting.
Door schaamte is er veel ‘stille armoede’. Velen durven geen beroep te doen op de ondersteuning ‘waar zij recht op hebben’. Zo bereiken de voedselbanken niet meer dan 30 tot 50% van de mensen in armoede. Schaamte gaat over wie je bent. Mensen in armoede denken vaak, dat ze niet deugen. Zij verlangen er bij te mogen horen, maar trekken zich juist terug, omdat ze denken dat anderen hen afwijzen. Dat zelfbeeld wordt soms versterkt door de mensen die goed bedoeld willen helpen. De voedselbanken hebben ontdekt, dat er in hun aanpak veel goed bedoelde betutteling zat. Nu bepalen niet de voedselbanken, maar de klanten zelf welke producten zij krijgen. Zij kunnen winkelen en pakken wat ze nodig hebben. Zo krijgen zij meer regie in hun leven vanuit eigen kracht.
Als je niet over je schaamtegevoel kan spreken loop je het risico om in de schaamte spiraal terecht te komen. Met alle angst, boosheid en verdriet van dien. Voedselbanken hebben er steeds meer aandacht voor. Zij delen niet alleen op ruim 500 locaties voedsel uit, ze zijn zich ook aan het verbinden met buurthuizen en kerken. Zo vormen zij plaatsen van hoop waar mensen elkaar kunnen ontmoeten in gelijkwaardigheid.
Een donatie aan de voedselbank is een teken van solidariteit in deze kersttijd. Niet opdat hun klanten zich er dan nog meer voor moeten schamen dat ze twintig jaar korter gezond leven, maar om je medemens te laten delen in het voorrecht een goed inkomen te hebben. Een ieder, rijk en arm, een fijne kerst gewenst!
Auteurs besluiten hun beschouwing dat een donatie aan de voedselbank een teken van solidariteit is. Dat is natuurlijk ook zo en het is belangrijk dat we deze vorm van caritas een financieel warm hart blijven toedragen, ook na de kersttijd.
De voedselbank is een van de mogelijkheden om iets bij te dragen aan sociale uitsluiting die armoede tot gevolg kan hebben. De echte uitdaging vormt echter de vraag in hoeverre onze solidariteit reikt om het armoedeprobleem in Nederland serieus te lijf te gaan. Anders gesteld: zijn we bereid om onze verworvenheden zodanig tegen het licht te houden dat armoede kan worden opgelost?
Als we dat echt willen, dan accepteren we ingrijpende maatregelen voor een betere verdeling van de welvaart. Daarbij moet solidariteit zich niet alleen beperken tot materiële vormen maar ook vertaald worden in andere soorten van hulp of begeleiding.
Kerken en levensbeschouwelijke organisaties zouden hiertoe het voortouw moeten nemen, omzien naar elkaar als medemens is immers hun belangrijkste missie. Daarin ontstijgen ze hun verschillen en ligt samenwerking voor de hand, eventueel ook met andere maatschappelijke instanties. Je moet verder willen kijken dan de eigen gemeenschap om een stevig front te vormen en druk uit te oefenen op echte verandering om armoede uit te bannen.