Het zijn stuk voor stuk mensen van wie de asielverzoeken zijn afgewezen, de gasten die INLIA opvangt en begeleidt in het Gasthuis. Ze moeten terug en dat kunnen ze ook – zegt minister Faber. Dat klopt niet altijd: de mensen in het Gasthuis zijn al ‘door de hele molen geweest’ en het is de overheid niet gelukt om terugkeer te realiseren. Toen ze aan het einde van het traject op straat terecht zijn gekomen konden zij instromen in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening. In Groningen wordt die uitgevoerd door INLIA.
In het Gasthuis werkt INLIA met hen aan oplossingen: terugkeer, doormigratie of legaal verblijf. Zonder het Gasthuis zouden ze op straat zijn blijven staan.
Als het Gasthuis er niet was… Cheikh’s gezicht betrekt. “Ik kan niet weg, dan kom ik opnieuw op straat. Dat wil ik niet.” Want hij kent dat leven. Hij heeft hier jaren op straat geleefd nadat zijn asielverzoek strandde omdat hij zijn identiteit niet kon bewijzen. Hij komt uit een dorp vlak bij de Senegalese grens. Daar is het zeg maar niet heel erg gebruikelijk om een paspoort te bezitten.
Of hij geen geboorteakte had, vroeg de IND. Nee natuurlijk, in dergelijke dorpen worden geen geboorteakten uitgegeven, mensen weten niet eens wat het is. Wat zijn postcode dan was, wilden ze weten. Ondanks de situatie moet hij er nu nog hard om lachen. Ook de interviewer, die in Mauritanië is geweest, schiet in de lach. Je postcode, ja hoor. “Het is daar geen Nederland hè? C’est l’Afrique.”
Maar goed, lang verhaal kort: geen identiteitsbewijs, asielaanvraag afgewezen, jarenlang op straat geleefd. Zwart gewerkt als het kon, zwaar werk ook. Maar als dat er niet was “slechte dingen gedaan om aan eten te komen”. Dat wil hij nooit meer. Hij werd uiteindelijk gepakt, veroordeeld en vastgezet. Daarna belandde hij nog 7 keer in vreemdelingenbewaring. Maar het lukte niet hem uit te zetten, zelfs na 16 maanden in het Vertrekcentrum in Ter Apel niet.
Daar zeiden ze uiteindelijk: je kunt hier niet blijven, ga maar naar INLIA. In het Gasthuis is hij nu bezig met een laatste poging zijn identiteit te bewijzen om terug te kunnen keren. Zonder identiteits- en nationaliteitspapieren is terugkeer niet mogelijk. “Ik wil leven, niet alleen maar er zijn, maar léven.” Een klein stukje land bewerken in Mauritanië bijvoorbeeld. Hij wordt al vrolijk als hij erover praat.
“We mogen nergens heen en we mogen niet blijven.” Zo vat de Armeense Stepan de onmogelijkheid van zijn situatie in één zin samen. Hij is 37 en zit vanaf zijn dertiende in een rolstoel. Hij komt uit een klein plaatsje in Armenië, in een onrustige provincie waar bendes opereren. Zijn goede vriend Grigor uit Azerbeidzjan tolkt voor het interview. En die wil zelf ook wat kwijt: “Wij danken God voor INLIA, voor het dak boven ons hoofd.”
Het is een catastrofe als het Gasthuis er niet zou zijn, zeggen Stepan en Grigor. Ze maken zich zorgen. “Dit is onze enige veiligheid. Onze enige bestaanszekerheid. Veilig slapen is een basisbehoefte. Als deze plek er niet is, wat moeten we dan?” Mensen hebben het verkeerde idee over hen, denkt Stepan: “Ik ben hier niet gekomen om rijk te worden ofzo.”
“Waarom zou ik hier vijftien jaar als dakloze asielzoeker willen leven, als ik terug kon naar Armenië? Als ik daar de benodigde medicatie zou kunnen krijgen en er normaal zou kunnen leven? Waarom zou ik dan hier zitten? In een opvang? Dat is toch niet logisch?” Niet dat hij een kwaad woord wil zeggen over die opvang, begrijp hem goed: “Dit is ons thuis. We hebben heel veel respect voor de mensen van INLIA.” Ze hopen vurig dat het Gasthuis blijft bestaan.