Renske Doorenspleet (1973) heeft een succesvolle wetenschappelijke carrière, woont in Engeland en is politicoloog aan de universiteit van Warwick en schreef verschillende boeken over vrijheid en democratie. Toen Doorenspleet in 1998 ging studeren in Leiden, besloot ze uit het genootschap te stappen, zo is te lezen in een artikel op de website van De Monitor (KRO-NCRV). Daarin zegt ze onder meer “Je leefde in een wazige wereld waar alles draaide om gevoelens. Maar je moest het wel zo voelen zoals de Leidsmannen het voelden, anders voelde je het verkeerd. Er was geen plek voor feiten, laat staan kritiek. Mijn eigen wil werd van me afgepakt, en ik kon als kind geen kant op. Je gaat het pas zien als je eruit bent, maar ik speelde jarenlang een rol in een groot spel. Zo’n ervaring moet je later een plek geven.”
Het Apostolisch Genootschap schrijft zelf in een persbericht: “Tot zeker de jaren tachtig heerste in het genootschap een hiërarchische cultuur met een belangrijke rol voor de ‘apostel’, zoals in deze stroming de geestelijk leider wordt genoemd. Veel van de huidige leden hebben overwegend positieve herinneringen aan die tijd en hebben het genootschap zien ontwikkelen tot de open vrijzinnige levensbeschouwing van nu. Het in april verschenen boek ‘Apostelkind’ van voormalig lid Renske Doorenspleet leidde echter tot reacties met een ander geluid van (ex)leden over hun ervaringen in deze periode.”
Het Apostolisch Genootschap wil “oprecht begrijpen wat de effecten van de apostolische cultuur van die tijd zijn op (ex)leden.” Een oproep aan (ex)leden om per telefoon of e-mail hun persoonlijke herinneringen te delen, leidde tot zo’n zestig reacties. “De reacties betreffen vooral de effecten van de beperkte ruimte voor het individu en de ‘afgedwongen cultuur van dankbaarheid en blijdschap’.”
Erkenning
Met de dialoogbijeenkomsten wil het genootschap “ruimte bieden aan de ervaringen uit en gedachten en gevoelens over het verleden. En erkenning geven aan opgelopen emotionele schade, veroorzaakt door de toen heersende organisatiecultuur. Waar mogelijk wil het Apostolisch Genootschap bijdragen aan de verwerking hiervan. Ook wil zij door de reacties van (ex)leden het verleden in het juiste perspectief zien en hieruit lessen voor het heden en de toekomst halen.”
Het genootschap, waarvan de huidige bestuursvoorzitter (‘apostel’) Bert Wiegman onlangs door Nieuw Wij werd geïnterviewd, verwacht begin juli de uitkomsten te kunnen delen. Het Apostolisch Genootschap heeft op haar website een speciale webpagina gemaakt waarop wordt ingegaan op de kwestie en onder meer een filmpje is te zien waarop Wiegman ingaat op wat er bij mensen is losgekomen naar aanleiding van het boek Apostelkind.
Wat nobel van het apostolisch genootschap dat het dialoogbijeenkomsten gaat organiseren en zoals zij zelf zeggen “ruimte wil bieden aan de ervaringen uit en gedachten en gevoelens over het verleden”. Dat men “oprecht wil begrijpen wat de effecten van de apostolische cultuur van die tijd geweest zijn op (ex)leden”, dat men “erkenning wil geven aan opgelopen emotionele schade, veroorzaakt door de toen heersende organisatiecultuur, en waar mogelijk wil bijdragen aan de verwerking hiervan…”.
Wat heel vreemd is, is dat dit initiatief pas genomen is ná het uitkomen van het boek Apostelkind en alle commotie die hierover is ontstaan in de media en op Facebook, terwijl dhr. Wiegman in zijn filmpje toch duidelijk vertelt dat men eerder al onderzoek naar het verleden heeft laten uitvoeren door externen en men deze historie kent! Waarom is er dan nooit eerder verantwoordelijkheid hierin genomen? Ondanks de vele vragen van (ex)leden over inzage in dit eerdere “onderzoek door externen”, worden de onderzoeksvragen en uitkomsten hiervan niet gedeeld. Het genootschap biedt alleen de mogelijkheid om persoonlijk naar Baarn af te reizen en het onderzoek op afspraak ter plekke in te zien. Waarom deze geheimzinnigheid van een genootschap dat zichzelf graag als open en transparant profileert?
Het persbericht roept meer vragen op…
De oproep is bedoeld voor (ex)leden die beschadigd zijn door de apostolische cultuur van voor de eeuwwisseling… Waarom wordt deze oproep tot dialoog beperkt tot deze specifieke periode, terwijl deze diepgewortelde apostolische cultuur tot op de dag van vandaag nog steeds nawerkt in het genootschap en dus ook nog steeds mensen beschadigt…? Of is dhr. Wiegman van mening dat dit onder zijn leiding niet aan de orde is? In het persbericht van het genootschap staat ; “De reacties betreffen vooral de effecten van de beperkte ruimte voor het individu en de ‘afgedwongen cultuur van dankbaarheid en blijdschap”. In het interview met dhr. Wiegman door NieuwWij dat overigens doordrenkt is van dankbaarheid en blijdschap, noemt hij “Wij” het nieuwe “ik”. Nog altijd is in het apostolisch genootschap het individu ondergeschikt aan het belang van de groep en wordt er voortdurend een appèl gedaan op ieders verantwoordelijkheidsgevoel voor de gemeenschap. Ook het taalgebruik is hierin ondersteunend en door veelvuldig gebruik van uitspraken als “…met elkaar…” of “wij apostolischen vinden dat…” of “wij hebben iets met elkaar!” wordt ongemerkt sturing gegeven en groepsgevoel en afhankelijkheid gekweekt. Deze geconditioneerde gedachten van afhankelijkheid van de groep zorgen er zelfs voor, dat mensen geen afscheid durven of kunnen nemen want dan verlies je iedereen en…wie ben je dan nog zonder de gemeenschap…
In het persbericht staat: “Veel van de huidige leden hebben overwegend positieve herinneringen aan die tijd…” De stelligheid waarmee dit door het genootschap gebracht wordt doet vermoeden dat er een onderzoek moet hebben plaatsgevonden onder de huidige leden (hoe zou men anders tot een dergelijke uitspraak kunnen komen?). Het zou interessant zijn om te weten hoeveel leden hiervoor benaderd zijn en op grond waarvan een eventuele selectie heeft plaatsgevonden, wat het doel was van dit onderzoek, wanneer het heeft plaatsgevonden en welke uitkomsten het heeft opgeleverd.
Ook dit is me niet helemaal duidelijk… er staat in het persbericht dat veel van de huidige leden het genootschap hebben zien ontwikkelen tot “de open vrijzinnige levensbeschouwing van nu”. Is het zo dat de huidige leden van het genootschap dit vinden of zegt het genootschap dit over zichzelf?
“Een oproep aan (ex)leden om per telefoon of e-mail hun persoonlijke herinneringen te delen, leidde tot zo’n zestig reacties…” Mijn inziens heeft deze oproep alleen op de Facebooksite en de website van het apostolisch genootschap gestaan. Hoe gaat het genootschap ervoor zorgen dat álle ex-leden op de hoogte gebracht worden van de mogelijkheden tot contact die geboden worden? Het kan toch niet zo zijn dat de oproep alleen is voor (ex)leden met een Facebook account?
Wat opvalt is dat maar een derde van de mensen die zich gemeld hebben behoefte hebben aan een dialooggesprek. Ook dit roept vragen op… Waar ligt de behoefte bij de overige mensen die zich gemeld hebben, en hoe komt het genootschap hen tegemoet? Heeft het genootschap wellicht een verkeerde inschatting gemaakt door zelf het heft in handen te nemen en er zomaar vanuit te gaan dat deze beschadigde (ex)leden geholpen zouden zijn met een persoonlijk gesprek of dialooggesprek? Had niet vooraf naar de behoefte van deze mensen gevraagd moeten worden om van daaruit, in overleg met deze groep, een geschikte vorm te vinden alvorens zelf een vorm aan te bieden?
In het persbericht staat dat het genootschap verwacht begin juli de uitkomsten te kunnen delen. Denkt het genootschap dan iedereen die dit betreft bereikt te hebben, en al zover te zijn dat er al van uitkomsten gesproken kan worden? Is dan tevens ook de termijn voor ex-leden om zich te melden voorbij?
Het Apostolisch Genootschap heeft op haar website een speciale webpagina gemaakt waarop wordt ingegaan op de kwestie. Opmerkelijk is dat de informatie op deze webpagina anders is dan de informatie hierover op het afgeschermde ledengedeelte van het genootschap waar leden overigens met klem verzocht wordt niet meer in de media op deze kwestie te reageren. Waarom maakt het genootschap onderscheid tussen leden en (ex)(niet)leden in haar zgn (open en transparante?) informatievoorziening?
Hallo Marian Wobben,
Ik heb met aandacht je reactie gelezen en het heeft diepe indruk op mij gemaakt. Ik had het zelf kunnen/willen schrijven. Ik las deze avond voor het eerst en bij toeval, dat als je dat zou willen, je kon aanmelden voor 1 van de dialoogbijeenkomsten. Als ex-lid van het Apostolisch genootschap, t/m mijn 16 e jaar ben nu 63 jaar, ben ik met die periode niet of nauwelijks meer bezig. Tot…..je de verhalen weer leest, het komt naar boven als was het vorige week. Ons hele gezin is hier destijds de dupe van geworden. Daar kan ik een boek over schrijven, wat een ellende! Maar goed ik ga er niet verder over door vertellen. Maar mede door jou, goed onderbouwde, reactie heb ik besloten mij niet aan te melde als dat tenminste nog kon. Iets in mij zei, wat er nu door het Apostolisch genootschap vertelt wordt is/kan niet waar zijn. Is het wellicht, redden wat er te redden valt?
mvg, H.Lambeck
Inderdaad probeert men te redden wat er nog te redden valt. Het is onbegrijpelijk dat, toch ook wel goed nadenkende mensen (zo komen ze toch wel op mij over) zo mee kunnen gaan in die gedachten.
Wat me opvalt in reacties van het apostolisch genootschap in media als deze, is dat de gekozen formuleringen de werkelijkheid her en der wat versmallen.
Zo heerste er tot ver in de jaren tachtig een sterk normerende en gesloten cultuur binnen het genootschap, niet met een belangrijke, maar met een absolute rol voor de apostel. Inderdaad de Geestelijk Leider die gezien en aangesproken werd als Vader, Zielenvriend, Leidsman en God als Apostel. De apostel als Leidend Voorbeeld en Levende Norm. Dat kwam ook flink naar voren in alle rituelen, taal en liederen. De formulering ‘een belangrijke rol in een hiërarchische periode’, lijkt me dan ook wat eufemistisch uitgedrukt.
Hierop volgt de zin dat ‘veel van de huidige leden aan die tijd overwegend goede herinneringen hebben en dat zij het genootschap hebben zien ontwikkelen tot een vrijzinnige, open levensbeschouwing’. Deze zin fascineert me. Waarom staat deze zin hier? Wat is de boodschap van deze zin? Voor wie is die boodschap bedoeld?
Het is vanzelfsprekend dat niet iedereen die apostolisch was in de jaren ’70, ’80 en ’90, daar nare herinneringen aan over heeft gehouden. Zeker niet diegenen die nu nog volgen. Maar van de jonge mensen uit die tijd is wel het overgrote deel vertrokken en dat is ook niet voor niets. Door deze framing vanuit het ApGen, lijkt er bovendien een tegenstelling te bestaan tussen de ‘apostelkinderen’ die zich wél herkennen in het boek ‘Apostelkind’ en zij die zich hier niet in herkennen. Dit is echter een schijntegenstelling. Het is immers geen verdienste om beschadigd te raken van opgroeien in een disfunctioneel systeem, net als dat het geen verdienste is om níet beschadigd te raken van opgroeien in een disfunctioneel systeem. Er is helemaal geen tegenstelling. Er is wél een systeem dat blijkbaar meer negatieve effecten op mensen hun leven en welzijn heeft gehad, dan men binnen het genootschap in eerste instantie had gedacht of door heeft gehad.
Juist daarom zouden niet de ervaringen van apostelkinderen, maar de kenmerken en werkwijze van dat systeem zelf onafhankelijk onderzocht moeten worden. Voor mij zou het logischer zijn geweest als het ApGen niet oprecht had willen begrijpen wat de negatieve effecten van die tijd op ex-leden zijn geweest, maar oprecht had willen begrijpen wát in de cultuur en aanpak van destijds zo schadelijk is geweest. En hoe dat de ontwikkeling van kinderen heeft kunnen beïnvloeden. Er zou niet alleen erkenning moeten komen voor het emotionele leed, maar vooral ook verantwoordelijkheid moeten worden genomen voor hoe het destijds is geweest en wat dat bij een groep mensen heeft aangericht.
Verder staat dit persbericht vol met positief geladen termen als: dialoogbijeenkomst(en), erkenning geven, oprecht begrijpen en leren, ruimte bieden aan gedachtes en gevoelens. Dat klinkt allemaal erg constructief, maar ik mis zelfkritisch vermogen en introspectie. Begrijp me niet verkeerd, het is goed dat er actie wordt ondernomen. Maar ik stel wel vraagtekens bij of het de juiste actie is. Ik ben verbaasd dat een organisatie die zich bezighoudt met de geestelijke verzorging van mensen kiest voor deze insteek en aanpak. Is het niet zo dat uit de reacties op social media signalen kunnen worden gehaald die wijzen op mogelijke misstanden en psychisch en emotioneel geleden leed? Het lijkt mij dat een (religieuze) organisatie die hiermee geconfronteerd wordt eerst onafhankelijk zou willen laten uitzoeken hoe dit zit. Wat speelt er? Waar hebben we mee te maken? Hoe groot is die groep? Wat is er nodig? Wat in onze aanpak van destijds is beschadigend geweest? Wat zeggen deskundigen uit de ontwikkelingspsychologie, godsdienstpsychologie, ethiek hierover? Als betrokken partij, kan je niet zelf dat onderzoek doen, noch een passende aanpak ontwikkelen. Naar mijn mening is daar in dit soort situaties een onafhankelijke derde partij bij nodig.
Ik had het passender gevonden als het genootschap eerst een pas op de plaats had gemaakt en was gaan inventariseren en vragen (onafhankelijk meldpunt + wat vinden jullie dat nodig is), dan onderzoek had laten doen door onafhankelijke, externe deskundigen om vervolgens met passende interventies te komen (waar dialoogbijeenkomsten een onderdeel van uit hadden kunnen maken).
Tot slot vraag ik me af hoe het kan dat media de overkoepelende, maatschappelijke vragen die centraal staan in en opgeroepen worden door het boek ‘Apostelkind’, niet stellen, bespreken of onderzoeken. Deze vragen zijn: Hoe heeft dit kunnen gebeuren in een vrij en democratisch land als Nederland? Hoe kan het dat de buitenwereld geen oog had voor al die kinderen die opgroeiden in twee parallelle werelden? Hoe is dat nu in ons land? Groeien er nog steeds kinderen op in gesloten systemen waar ze niet of beperkt de kans hebben in vrijheid te zijn wie ze zijn? Welke rol hebben wij als samenleving hierin?
Deze vragen zetten het verhaal van het boek ‘Apostelkind’ voor mij in een breder perspectief en maken het een interessant en belangrijk boek, ook voor niet-apostelkinderen.
Bij het lezen van mw. Doorenspleets boek schoot mij een opmerking te binnen van Jan Cremer – u weet wel, de auteur van die ‘onverbiddelijke bestseller’ uit 1964. Hij vertelde dat hij geen gemakkelijke jeugd had gehad, zeker niet toen hij in een kindertehuis terecht kwam. “Want die Arnhemse nonnen hielden er martelpraktijken op na”. Maar, zo stelde de auteur trots en tevreden: “zonder hen zou ik nooit geworden zijn die ik nu ben: een succesvol auteur en beeldend kunstenaar”. Kijk, dat is nog eens creatief omgaan met je verleden!
Zinloze reactie. Wat wil je hiermee bereiken? De gevoelens, problemen van kinderen die in de sekte zijn opgegroeid wegvagen?
KE?
Reacties met grote belangstelling gevolgd. Tot mei 1977, tot mijn 23 e jaar gevolgd in Rotterdam 2 en 5 en veel later, ouder en een klein beetje wijzer, enkele maanden gevolgd in Nijmegen. Ik wilde onderzoeken waar het Apostolisch Genootschap destijds, 2002, voor staat tegen waar ze voor stond. Ik zie dat er slechts vier reakties zijn op het recent verschenen boek van mevr. Renske Doorenspleet. Daaruit blijkt dat het Genootschap niet meer serieus wordt genomen en er in de samenleving een gedachte is van ” laat ze maar het kan weinig kwaad en ze zijn van de straat” .
Dat lijkt mij onverdiend omdat het ook zeer steekhoudend ideaal van destijds ” de gezindheid van Christus bestaande uit een samengaan van barmhartigheid en trouw en met begrip en respect voor de medemens werken aan de liefdevolle verhoudingen ter ere Gods ” een werkelijk prachtig ideaal is. Ook en zeker vandaag aktueel en ook onze opdracht als Mens. Maar een ideaal dat nauwelijks afwijkt van het ideaal bij andere kerkgenootschappen of sekten. De Bijbel en Koran prachtige boeken. Het gaat er in essentie om en nogmaals ” we moeten doen wat we zeggen en zeggen wat we doen ” En daar ontbreekt het telkens aan en daar mee is het vergeefs. Nogmaals en uit eigen kring, moeder werd, zonder anders denkenden, mijn andere natuurlijke broers, in te lichten, met medeweten en voorgegaan door haar voorganger, onder de grond gestopt en men liet de bloemen, ten afscheid op haar kist, ten laste komen van de boedel. Mamma betaalde aldus haar eigen bloemen op haar kist een gift van haar o zo Apostolische kinderen zo bleek uit een boedelbeschrijving. Haar voorganger Herder Groenendijk in Rotterdam had zich, daarvan in kennis gesteld, dienen te verschonen van deze uitvaart. Kom zelf, zakenman in ruste ( 65) en een aantal jaren wonende aan de Middellandse Zee , uit een gebroken gezin van moeder met negen (9) kinderen. Wij werden verplicht “te gaan” tot je 21e om daarna zelf te beslissen. Ik neem moeder niets kwalijk omtrent die dwang, omdat zij niet beter of anders wist en meende waarachtig, dat onze Apostel, onze leidsman, de Gezalfde Gods van vandaag, ons het hoogste geluk zou brengen. Zij wist niet beter, dus haar treft zeker geen verwijt. Zij wilde het hoogste geluk voor haar kinderen in verbinding met de man Gods waarvan portret prominent op de schouw. Ik voel niet dat ik daardoor beschadigd zou zijn of nadeel ondervonden heb. Wel vind ik het schrijnend te zien, hoe moeder met de zorg voor een groot gezin, haar maandelijkse liefdesaanbieding (10%) bracht en zelf aangewezen op bijstand. Daarnaast bracht zij ook allerlei andere liefdesaanbiedingen voor de Pasen, Kerst, Algemeen Spaarfonds, de Jeugd, de rekwesiten en een aanbieding waar ze mocht doen wat ze kon en haar uitgekristalliseerde gevoelens van Liefde in geld mocht brengen. Daar had zij van vrijgesteld moeten worden. Dat is misdaad om daarvan onder werking van LIEFDE geld te vragen.
Ik herinner me jullie gezin. Ik denk dat jouw broer Paul ongeveer even oud was als ik. Diezelfde voorganger Groenendijk , moest voogd over mij worden toen mijn vader overleed toen ik 11 was. Hij was ook degene die opgeroepen had, toen ik alleen kwam te staan, mij vooral niet bij jonge stellen voor een kopje koffie uit te nodigen. Dat zou te “ gevaarlijk “ zijn. Over discriminatie gesproken .
Paula, dat is voor mij heel herkenbaar. Ik werd ook nooit gevraagd bij feestjes e.d. waar stelletjes waren want ik was een gevaar. Ja, ik was eenmaal niet truttig, reed in mijn eigen Mini en maakte spannende vakanties, had leuk werk en daarnaast studeerde ik nog en had naast het APG een zeer grote vriendenkring (ook stelletjes) die ik nog steeds heb. Van de APG mensen is niemand over. Overigens ben ik nog eens bij jouw zus Els geweest toen ze met Koos Groenendijk in Singapore woonde.
Wat jammer toch, al deze bitterheid zovéél jaren later…
Ik ben zelf opgegroeid in een Apostolisch gezin, met dezelfde “verboden” en ben daar nooit ongelukkig van geworden. Wél eens boos, als je iets wéér niet mocht, maar dat is logisch. In niet Apostolische gezinnen mocht er ook veel niet, dus ik heb dat nooit als vreemd ervaren, allen lastig soms.
Ik begrijp dat ik een zeer gelukkig mens ben, omdat ik met alle beperkingen die er waren, me nooit tekort gedaan heb gevoeld. Er was héél veel liefde en warmte thuis, en (sorry…..!)voor mij is dat nog altijd mede te danken aan het Apostolisch-zijn van mijn ouders. Er waren zovéél dingen bekropmpener in die tijd, maar alles verandert, dus ook onze opvattingen. Ik ben nu 83 jaar en volg nog altijd.
Ik kén de “fouten” die er gemaakt zijn natuurlijk, maar heb deze ,geplaatst in het tijdsbeeld van toen, altijd kunnen relativeren. Ik ben wél blij met de huidige aanpak van alles. Zal dat over 80 jaar ook weer niet héél anders zijn?
Ik heb vooral één heel belangrijk ding van huis iuit meegekregen, en dat is vergeven. Je wordt er zelf zo blij van als je bepaalde dingen los kunt laten….
Een boek dat Renskes persoonlijke verhaal weergeeft. dat wil nog niet zeggen dat alles wat erin staat ook waar is. Heel veel dingen zijn nu veranderd. De sociale controle is veel minder. Eigen verandwoordelijkheid is nu veel groter. En ja er zijn in het verleden fouten gemaakt. Vaak gingen voorgangers, herders, priesters, jeugdverzorgers op de stoel van de psygeloog, makelaar zitten. gelukkig ben ik in een gezin opgegroeid waarbij zelf nadenken enorm werd gestimuleerd. En er werd ook naar gehandeld. Als kind hoorde ik vaak van jeugdverzorgers en of herders dat iets niet mocht van oom apostel. Onzin zeg gewoon het mag niet van mij maar ga niet oom apostel een boeman maken. Mijn ouders zeiden gewoon wij zijn de ouders en wij bepalen wat onze kindere wel en niet mogen en daarbij hebben we de apostel niet bij nodig. Eens tijdens een gesprek dat een groep van ongeveer 12 confirmanten hadden met de herder van de betreffende gemeenschap liep dat gesprek uit op slaande ruzie. De zienswijze van de jongeren en die van de herder lagen mijlen ver uitelkaar. Met deuren gesmeten gescholden en kwaad weggelopen. Toen ik thuis kwam was daar familie op bezoek. 1 van hen rade mij aan het verhaal aan de oudste te sturen.Dat heb ik gedaan deze pakte het goed op en heeft iemand gevraagd bij de gesprekken die nog volgde aanwezig te zijn en als het mis ging in te grijpen. Dat hielp enorm. Dus positieve dingen waren er ook. Inderdaad als kind speelde je leven zich grotendeels af binnen ag. maar ook daarvoor geld dat het maar net is in welk gezin je bent opgegroeid. Mijn ouders paste er voor op dat we de hele week in de dienst zaten.
Dusik heb het boek gelezen met een korreltje zout en de gedachte van het is een mening.