Anny Aa is telkens de eerste naam wanneer iedere vijf jaar de ongeveer 102.000 namen worden voorgelezen in voormalig Kamp Westerbork. Het is ook de alfabetisch eerste naam op het Namenmonument. Een peuter van nog geen twee jaar, die met haar ouders en zusje van vier vergast werd in Sobibor. Over het gezin Aa is vrijwel niets bekend, van de moeder bestaat zelfs geen foto.

Deze vergetelheid geldt voor het merendeel van de slachtoffers van de Shoah, en zij geldt voor het merendeel van de slachtoffers van de Porajmos (‘verslinding door het vuur’), de moord op de Roma en Sinti. Hun vervolgers creëerden een ‘niemandsland tussen de generaties’, zoals de Duitse schrijfster Anna Seghers het uitdrukte.

Een stenen monument waarop de namen van alle slachtoffers staan, lijkt iets zo vanzelfsprekends als middel om hen te herdenken en te herinneren, dat men zich afvraagt waarom dit er niet allang was: een onverzettelijk gedenkteken, dat daar staat in weer en wind, dag en nacht, altijd beschikbaar, kalm en onveranderlijk, bestand tegen de eeuwigheid. Een tastbaar object voor onze gezamenlijke en individuele verwerking en bovendien een signaal dat een krachtige waarschuwing laat uitgaan: zoiets mag nooit meer gebeuren. Toch duurde het ruim driekwart eeuw voordat zo’n monument er kwam.

Het moet in 2014 geweest zijn toen ik voor het eerst hoorde van het plan voor een Holocaust Namenmonument, terwijl Jacques Grishaver en het Nederlands Auschwitz Comité toen al jaren bezig waren om het van de grond te krijgen. Ik had net een boek geschreven, De kunst van het herinneren (2013), waarin ik had onderzocht hoe de herinneringen aan ingrijpende gebeurtenissen voortleven in de kunst, architectuur, literatuur enzovoort. Het Namenmonument leek mij een initiatief dat vanwege zijn alomvattendheid bij uitstek geschikt was om de herinnering aan de slachtoffers van de nazi’s uit te dragen. Het initiatief kwam logisch, helder en wenselijk op mij over, het scheen mij even noodzakelijk als vanzelfsprekend toe.

Toen ik begin 2016 de eerste afspraak met Jacques Grishaver in mijn agenda zette, was er al veel gebeurd. Juist in die periode werd de aanvankelijk gekozen locatie, het Wertheimpark in de Plantagebuurt, ingeruild voor de Weesperstraat. Weerstand van omwonenden en anderen wierpen een te grote barrière op om de bouw van een groot monument in het Wertheimpark mogelijk te maken. Aan de Weesperstraat zou het zo’n vaart niet lopen, was de verwachting van het Auschwitzcomité. Wanneer alles meezat, zou het monument hier binnen een jaar of twee onthuld kunnen worden. Het liep anders.

Vijfhonderd-meter-namen-De-Holocaust-Wim-de-Wagt-min

Wat ook mijn interesse wekte, was dat het ontworpen moest worden door Daniel Libeskind, ‘de architect van het gedenken’. Joods, geboren in het Poolse Łódź vlak na de oorlog, genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger en sinds de jaren negentig, toen hij de prijsvraag voor het Jüdisches Museum in Berlijn won, wereldberoemd, in de wereld van de architectuur tenminste. In november 1992 nam ik de trein naar Berlijn met een perskaart van De Groene op zak om een reportage te schrijven over de Grundsteinlegung van het museum. Het lukte me toen niet om Libeskind te spreken te krijgen. Nu kon ik dat goedmaken, door een boek te schrijven over het Namenmonument dat over mensen uit mijn eigen land ging, over mensen die door de straten liepen waar ik nu loop, die in de huizen woonden waar ik vandaag langs kom, mensen wier leven ik in sommige gevallen beschreven heb in boeken of verteld heb aan publiek.

Tussen het eerste idee voor het Holocaust Namenmonument en de onthulling op 19 september 2021 zitten ongeveer vijftien jaar. Over dit lange proces, over de beweegredenen van de initiatiefnemers, over de ethische en esthetische ideeën die eraan ten grondslag liggen, over de herdenkings- en herinneringscultuur waarin het monument tot stand kwam, gaat dit boek. Het gaat ook over de verwachtingen die de basis vormen voor het dikwijls geuite verwijt dat het er allang had moeten zijn, dat het veel te lang geduurd heeft.

Terwijl ik een boek in mijn hoofd had over het Namenmonument, beschreef ik uiteindelijk de pijnlijke, complexe verwerking van het vervolgingsleed, zoals die tot uitdrukking komt in allerhande gedenktekens, schilderijen, krantenberichten, boeken, herdenkingen en de persoonlijke verhalen van overlevenden, herinneringsactivisten, kunstenaars, nabestaanden en vele anderen, kortom, het collectieve geheugen van Nederland.

Het Namenmonument behelst zoveel, zo overrompelend veel, getuige al die duizenden namen bij elkaar op een fysieke plek, dat het nog generaties zal duren voordat werkelijk duidelijk kan zijn, voordat echt bevat kan worden in zijn volle omvang wat er toen gebeurd is en wat die catastrofe betekent.

De geschiedenis van het Namenmonument en alles wat er sinds 1945 aan voorafging, leert ons ook dat er niet één waarheid is als het gaat om het herinneren en herdenken van de weerloze slachtoffers. De enige waarheid vormen hun namen en hun lot. Het is aan ons om deze waarheid onder ogen te zien.

Wim de Wagt is kunsthistoricus en schrijver. Hij promoveerde in de architectuurgeschiedenis en publiceerde over architectuur, kunst, Joodse geschiedenis en Europa in het interbellum. Het boek Vijfhonderd meter namen verscheen op 8 september bij Uitgeverij Boom.

Logo_Personen

Redactie Nieuw Wij

Heeft u ook een nieuwstip? Of wilt u zelf publiceren? Laat het ons weten via de contactpagina.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.