In de bijbel toornt God vele malen. Onlangs moest ik kort spreken over de parabel van de koning die afrekening hield met zijn dienaren. Deze parabel is te vinden in Matteüs 18, 23-35. Een van hen is hem een ontstellend groot bedrag schuldig. 10.000 talenten ofwel 60 miljoen denariën, waarbij één denarie een dagloon is. Als de dienaar om geduld vraagt, scheldt de koning hem het hele bedrag kwijt, want zijn maag draait zich om wanneer hij de smeekbede van de dienaar hoort. Deze verlaat het paleis, grijpt een mededienaar bij de keel en eist van hem de honderd denariën terug die deze hem schuldig is. De man smeekt hem om geduld te hebben – dezelfde woorden die hij bij de koning gebruikt had. Maar hij ontfermt zich niet en laat zijn mededienaar gijzelen. Dan wordt de koning kwaad en levert de dienaar die hij zoveel had kwijtgescholden over aan de beulen. Compassie en woede. Beide zijn hier een kant van dezelfde munt.

Compassie, medelijden met de mens die al of niet door eigen schuld in een hopeloze situatie terecht is gekomen. Woede, kwaadheid op de mens die zo’n mens in de kou laat staan. Je zou volgens mij dit kwaad worden kunnen vertalen met protesteren. Een protest tegen een man als Assad, maar ook tegen kleinere menselijke roofdieren. Iemand uit de put halen is tegelijk een protest tegen hen die medemensen in de put gooien of onverschillig hen in de put laten zitten.

Een moeilijkheid is dat wanneer we kwaad zijn, we vaak geen kans krijgen die woede vorm te geven in een actie die vruchtbaar kan zijn en degene op wie we kwaad zijn met zichzelf confronteert. Het is me misschien één keer gelukt. Ik kampeerde op een camping bij Amiens; het zou de laatste nacht van de vakantie zijn. Ik lag net in mijn slaapzak toen er een groep jonge mensen de camping binnenkwam en anderhalf tot twee uur lang lawaai maakte, schreeuwde, tussen de tenten rende en op andere manieren haar aanwezigheid liet merken. Op een camping, liggend min of meer op de grond, klinkt dat heel erg door. Ik werd kwaad. Ik overwoog om op ze af te gaan, maar besefte dat dit waarschijnlijk de situatie erger zou maken, althans voor mij. Toen ik de volgende ochtend vertrok, zag ik dat zij hun schoenen buiten hun tenten hadden gezet. Ik heb toen van elk paar een schoen meegenomen en bij de receptie afgeleverd. De campinghouder was er blij mee, maar wat hij vervolgens gedaan heeft, weet ik niet. Ik ben er zeker van dat zij, toen ze een schoen misten, dadelijk wisten waarom die schoen was weggenomen. Ik heb hun ‘mores’ geleerd in de echte zin van dit woord. ‘Mores’ zijn ‘goede manieren’. Ik denk dat mijn protest vrucht heeft gedragen, goede vrucht.

lascaris

André Lascaris

Dominicaan en publicist

André Lascaris werd geboren op 29 augustus 1939. Hij deed zijn professie op 18 september 1959 en werd priester gewijd op 22 juli 1965. Hij …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.