De zon kwam op en zette de schaarse kashba’s die de trein passeerde in vuur en vlam, liet het gras verder schroeien en maakte dat de struiken het gevecht om hun groene lentekleur te behouden weer een dag aan moesten gaan.
Thuis zouden ze inmiddels doorhebben dat Hamza die nacht tegen hun advies in vertrokken was en hopen en bidden dat hij terug zou keren, of anders in ieder geval levend de overtocht zou halen, insjallah.
Omdat hij nooit naar school was geweest, wist hij niet wat een wereldbol of een landkaart was. Hij had er ook geen idee van hoeveel kilometer hij moest afleggen om in Europa te komen. Welke tussenstations, tussenlanden, tussentalen er waren evenmin. Maar hij wist wel dat hij naar Nador moest, al had hij geen idee dat dat in het noorden van Marokko lag, of wat ‘noord’ überhaupt betekende. Hij had de plaatsnaam opgevangen van anderen die fluisterden over een droomleven in Europa. Vanuit Nador moest hij in Melilla terecht zien te komen, dat was al Europa, daar zou hij er al ‘bijna’ zijn.
Toen wist hij nog niet dat er een metershoog hek om Melilla stond omdat het een bijzondere Spaanse exclave op het Afrikaanse continent is. Ook was nog niet tot hem doorgedrongen dat hij na Melilla eerst nog de Middellandse Zee moest oversteken.
Hij had geen idee waar die zee lag, of hoe groot die was. Anders had hij wellicht niet voor het oostelijk gelegen Nador en Melilla gekozen, maar voor het noordwestelijke Tanger, dat zo dicht bij Europa lag dat je Spanje kon zien liggen.
Hoe dichter ze bij het benauwde Casablanca kwamen, hoe meer bedrijven en witte huizen met platte daken voorbijkwamen, waar het kleurrijke wasgoed uit de ramen of op de balkons hing. Palmbomen moesten er voor schaduw zorgen.
Hamza sloop van de ene naar de andere coupé om de controles van de conducteur voor te blijven.
In Rabat stapte Hassan in, een jongen waar hij ooit een pact mee had gesloten: samen zouden ze op zoek gaan naar een beter leven en de werkloosheid achter hen laten.
Buiten werd het groener. De trein doorkruiste het binnenland naar het noordoosten toe: meer bomen, meer bosjes, meer guirlandes, meer cactussen.
Ruim dertien uur was de trein onderweg. Ze passeerden koningssteden Meknes en Fez, en kwamen langs het enorme meer dat achter de Idriss I-dam lag en zoveel water had dat het buiten zijn oevers was getreden. Een enkele palmboom stak er, zijn eiland missend, uit omhoog. Aan de horizon verscheen het Rif- gebergte dat langs de noordkust van Marokko lag.
Bij het naderen van een dorp toeterde de trein als een locomotief in een western: weer een punt gemarkeerd, weer een stap dichter bij het eindstation gekomen. Tot de conducteur eindelijk ‘Nador Ville’ omriep.
Hamza en Hassan pakten hun rugzakken, stonden op van hun plek en liepen naar de deur om de treden te nemen en op het perron uit te komen. Het station zag er nieuw uit, werkgelegenheid voor de happy few.
Ze liepen het perron af, de stationshal in en door de toegangsdeur naar buiten. Er stonden petit taxi’s te wachten, oude rode auto’s met sputterende uitlaten. Ze hadden geen geld om in te stappen en te vragen hen naar de grens te brengen, ze moesten hier mensen aanspreken om de weg te vinden. Hier zou het avontuur pas echt beginnen.
Het centrum van Nador ziet eruit als een grid, woonblokken die uitkomen op brede lanen. Er lopen altijd mensen op straat. Mannen zitten buiten op terrasjes en drinken koffie of thee.
Aan het eind van de middag wordt het druk langs de boulevard die uitzicht biedt op de Mar Chica, de lagune met daarachter de Middellandse Zee. Gesluierde vrouwen duwen kinderwagens voort. Jongens zitten op bankjes en kijken samen filmpjes op een telefoon. Achter hen doemen de uitlopers van het Rifgebergte op.

Tegenover het gedateerde Hotel Méditerranée staat een spiksplinternieuw filiaal van hotel Mercure. Er wordt geïnvesteerd in toerisme zodat buitenlanders hier, aangetrokken door de idyllische woorden ‘lagune’, ‘zon’ en ‘palmbomen’, in de toekomst ook over de boulevard komen flaneren en, daar gaat het maar om, er hun geld komen uitgeven. Al heeft de stad buiten het blok waar deze hotels staan vooral een groezelige uitstraling: oude vervallen woonhuizen staan aan volle vieze straten.
Hamza en Hassan begonnen hier wat rond te zwerven. Ze praatten met mensen, vroegen om hulp. Een beetje moslim die zijn geloof serieus neemt, was verplicht om anderen te helpen. De verkoper van cactusvruchten doneerde bijvoorbeeld nog weleens een vrucht. Zo kwamen ze aan eten en aan informatie.
Ze moesten naar Beni Ensar, een dorp dat tegen de grens met Melilla was aangebouwd, vijftien kilometer verderop. Als ze voorbij de grens wisten te komen, waren ze in Europa. Maar de hekken waren hoog en het prikkeldraad zat vol blinkende vlijmscherpe scheermesjes. Er stonden drie rijen hekken waarvan er eentje schuin terug naar Marokko helde zodat het door de zwaartekracht nog moeilijker was om eroverheen te klimmen. Daaronder was over de hele lengte een kuil gegraven, zodat wie er toch overheen kwam en naar beneden sprong, te pletter zou vallen. En dan zaten er aan de Spaanse kant ook nog allerlei douaniers die met hittezoekende camera’s het gebied bewaakten en bij het minste of geringste naar het hek uitrukten om de mensen die binnen wilden dringen, tegen te houden.
De druk op deze grensovergang was flink toegenomen.
Doordat de Europese Unie in 2016 een miljardendeal met Turkije had gesloten waarin was afgesproken dat dat land in ruil voor financiële hulp harder zou optreden tegen migranten die probeerden via Turkije naar Europa te komen, waren migranten uitgeweken naar andere wegen die naar Europa leiden.
Volgens Frontex was de route langs de westkant van de Middellandse Zee het meest in omvang gegroeid. Marokko was daar het belangrijkste ‘transitland’ naar Spanje. In 2018 werden 56.644 mensen gedetecteerd die er zonder geldige documenten de grens over gingen, van wie er 11.670 uit Marokko zelf kwamen. Een verdubbeling van het aantal uit 2017, het jaar dat Hamza die route nam.
Het bedwingen van de hekken is gekkenwerk. Op YouTube staan video’s van groepen van honderden mannen die de hekken tegelijk bestormen.
De mannen zijn allemaal donker. ‘Sub-Saharaanse Afrikanen’ worden ze door de lokale bevolking genoemd.
Ze ontbreken in het straatbeeld van Nador. Omar Naji van mensenrechtenorganisatie Association Marocaine des Droits Humains vertelt dat deze mannen op de berg Gourougou leven, die uitkijkt over Nador, Melilla en de Middellandse Zee waarachter de rest van Europa zich schuilhoudt. Daar hebben ze van blauw zeil tenten opgezet tussen de bomen, maken ze vuurtjes en zinnen ze op een manier om Europa te bereiken.
Gesprekken met enkele van hen levert het ene na het andere horrorverhaal op. Ze zijn uit Mali, Guinea of Kameroen gekomen. Ook bij hen is er geen uitzicht op een vast inkomen, op eten voor de hele familie, ook zij willen vooruit in het leven, iets doen voor het gezin waarin ze zijn opgegroeid. Ze hebben het gevoel achter zich gelaten dat ze slachtoffer zijn van het lot en zijn dader geworden: ze hebben actie ondernomen, lef getoond. Ze hebben de woestijn doorkruist, soms tegen de allerhoogste prijs. Sommigen slikken tranen weg wanneer ze vertellen over de vriend die ze onderweg hebben verloren.
Ze vertellen over smokkelaars die gewoon met naam, telefoonnummer en adres op Facebook te vinden zijn. De lokale politie lijkt er niets mee te doen.
Hoe meer het tegenzit, hoe verder ze van huis zijn, hoe vastbeslotener ze worden om het allemaal niet voor niets te laten zijn. De Marokkaanse politie maakt het hen bovendien zo moeilijk mogelijk om hun doel te bereiken.

In haar boek Niemand wil ze hebben (2019) beschrijft journalist Linda Polman hoe Europa de buitengrenzen dichtmetselde en een bufferzone creëerde die migranten zonder visum niet kunnen doorkruisen: ‘Aan de basis van dat beleid ligt de klassieke wortel-en-stok-tactiek: landen die Europa helpen migranten en vluchtelingen op afstand te houden, worden beloond met ontwikkelingshulp, militaire samenwerking, investeringen, handel en expertise.’
Marokko helpt Europa bij het tegenwerken van migratie omdat het land daar beter van wordt. Polman in haar boek: ‘In 2006 lanceerde de EU het Rabat Process: een deal tussen de EU, ECOWAS (Economic Community of West-African States) en vijfentwintig individuele regeringen, om gezamenlijk de immigrantenroute naar de EU verder dicht te metselen met méér hightech bewakingssystemen, patrouilles op zee en grensbewakers. Tussen individuele EU-lidstaten en Marokko tierden bilaterale deals tegelijkertijd welig. In 2006 stonden op een EU-site over de Ceuta-Melilla-route al 338 bilaterale antimigratieprojecten beschreven.’
De gevolgen voor de migranten zijn gruwelijk. In 2017 registreerde de organisatie van Omar Naji 92 ‘aanvallen’ op migranten. Hun tentenkampen werden daarbij vernield, hun telefoons meegenomen, ze werden geslagen en sommigen werden gearresteerd. In 2017 gebeurde dat zo’n drieduizend keer. Het ziekenhuis in Nador behandelde dat jaar 110 gewonden en ontving veertien lijken waarbij de kans op identificatie maar vijf procent was.
Zij eindigden in naamloze graven op de Sidi Salem-begraafplaats buiten Nador en liggen met hun gezicht naar het achterland toe, het Rifgebergte, met uitzicht op de weg die ze hebben afgelegd om hier te komen. Hun familie zal nooit te horen krijgen of hun zoon of dochter is overleden, laat staan of hij of zij al ter aarde is besteld.
Aan de andere kant van het hekwerk heeft de lokale krant El Faro de Melilla een aparte sectie die geheel aan immigratie is gewijd. Daar wordt melding gemaakt van de migranten die ondanks de tegenwerking aan Marokkaanse zijde een manier hebben gevonden om het beloofde land binnen te dringen, maar toch gesnapt zijn. Op de foto’s bij de nieuwsverhalen is te zien hoe ver de Sub-Saharaanse Afrikanen gaan. Ze zitten verstopt in dubbele bodems van auto’s. Sommigen zijn gestikt. Anderen proberen per schip Melilla te bereiken en om de grenshekken die de zee in lopen, heen te varen. Sommigen zijn verdronken. En dan is er nog de optie om met een grote groep de hekken te bestormen, zodat er vast een aantal van hen aan de politie zou ontsnappen en het dan ‘gehaald’ heeft. Sommigen overlijden aan hun verwondingen.
Mensen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrikanen als Hamza en Hassan hebben een andere optie. Zij hoeven het hek niet te beklimmen, maar kunnen proberen de gewone grensovergang over te lopen. De werkgelegenheid in de regio wordt voor een groot deel bepaald door de handel tussen Nador en Melilla. Om de grenscontroles te bespoedigen en de snelheid van de handel te bevorderen mogen Nadorianen, te herkennen aan een in de stad uitgegeven paspoort, in Melilla hun waar bezorgen, mits ze niet in de stad blijven slapen en voor het eind van de dag weer terug in Marokko zijn.
‘Ik betaalde vijftienhonderd euro voor een paspoort,’ legt Navi, een jongen uit Palestina, uit. Door zijn Arabische uiterlijk mocht hij wél naar de grensovergang gaan en toen hij het nagemaakte Nadoriaanse paspoort liet zien en deed alsof hij uit de regio kwam, mocht hij doorlopen.
Ali uit Jemen deed het anders en betaalde de Marokkaanse douaniers duizend euro om door te mogen lopen naar het Spaanse gedeelte, daar waar je je bij de Policía Nacional moet melden om te zeggen dat je aanspraak wilt maken op internationale protectie omdat je uit een oorlogsgebied komt, daar waar ze een asielprocedure kunnen starten om te bepalen of je inderdaad recht op die bescherming hebt en je al dan niet een verblijfsvergunning toe te kennen.
Om daar te komen, moet je, ook al heb je recht op zo’n procedure, dus eerst diep in de buidel tasten, een praktijk die door de Marokkaanse overheid altijd is ontkend, maar waarover door meerdere migranten wordt verteld. Het gaat in tegen het internationale recht.
Hamza en Hassan hadden een paspoort, weliswaar uit de omgeving van hun geboortedorp en dus niet Nadoriaans, maar wellicht konden ze daarmee de Marokkaanse douaniers passeren. Het was daarna een kwestie van de juiste Nadoriaanse mensen vinden die naar de Spaanse kant door mochten gaan en proberen met hen mee te lopen. Mogelijk zouden de douaniers niet goed opletten en denken dat ze bij de familie hoorden.
Hassan kwam een groepje jongens tegen. Ze deden stoer en boden hem sigaretten aan.
Hamza vertrouwde hen niet, maar daar trok Hassan zich niets van aan. Het resulteerde in een ruzie. Hamza was namelijk de oudste, hij vond dat Hassan op moest passen, naar hem moest luisteren. Zo wispelturig als een vijftienjarige kon zijn, besliste Hassan dat hij geen zin meer had om samen met Hamza op te trekken. Hij liet hem achter en ging met de jongens mee.
Hamza liep alleen langs de huizen van Beni Ensar en de vele straatverkopers die zich aan de grens ophielden. Betonnen blokken vormden rijen waartussen auto’s moesten wachten om gecontroleerd te worden. Hij liep langs de blauwpaarsgekleurde hekken en ging in de rij staan. De menigte werd in drieën opgesplitst om allemaal weer bij dezelfde poort uit te komen waar een Marokkaanse douanier in een groen uniform om de paspoorten vroeg en aanwees wie er mocht passeren, telkens zo’n tien mensen uit elke rij. Wie ook maar een beetje drong, werd direct terechtgewezen en teruggestuurd.
De grensbewaker keek naar Hamza en liet hem doorlopen. Weer volgde hij de hekwerken. Nu stond hij voor de Spaanse grens, een paar meter verwijderd van zijn doel. Vier Spaanse douaniers versperden de weg.
Achter Hamza liep een familie. Hij hield zijn pas in en voegde zich bij hen. Door oogcontact met hen te maken probeerde hij duidelijk te maken dat hij met hen meewilde. Maar ze leken niet van hem gediend.
Zijn hart klopte in zijn keel. Hoe kon hij mensen overtuigen dat ze hem moesten helpen? Bovendien zou het opvallen als hij hier in het niemandsland tussen Marokko en Spanje zou gaan staan treuzelen. Iedereen had hier dezelfde doelbewuste tred: snel de grens over omdat er spullen bezorgd moesten worden en dan weer terug naar huis zodat ze misschien nog een tweede keer heen en weer konden.
Een Spaanse douanier vroeg Hamza naar zijn paspoort. Hij vouwde het open en liet het document zien. De man schudde zijn hoofd. Hamza mocht niet verder gaan. Hij werd naar een poort in het hek geleid, terug naar de Marokkaanse kant.
Hij zou het morgen nog een keer proberen.
Hamza keek op zijn telefoon of er berichtjes waren. Hij ging toevallig over. Hamza nam op. Het waren de ouders van Hassan. Was die bij hem? Waar waren ze? Nador? Ze zouden naar hen toekomen, ze moesten allebei mee terug. Hamza hing op. Hij stuurde Hassan een spraakbericht dat zijn ouders eraan kwamen. Dat hij niet mee terug zou gaan.
De volgende dag probeerde hij nog een keer de grensovergang over te steken. Weer mislukte het. Hij ging een derde keer, een vierde keer. Maar telkens werd hij eruit gevist en teruggestuurd.
Hoe vaak moest hij het nog proberen? Het leven bij de grens viel tegen. Hij voelde zich niet veilig en moest als de straatkatten doen: scharrelen om aan eten te komen. Soms deelde een jongen een stuk brood met hem.
Maar hij wist dat hij niet die hele treinreis had gemaakt en hier op straat had geleefd om onverrichter zake naar huis terug te keren. Dus ging hij bij het krieken van de dag weer naar de grens toe. Het was erg druk deze ochtend. De Marokkaanse douanier liet hem door, de eerste horde was weer genomen.
Bij de Spaanse grens stond een vrouwelijke beambte die zijn paspoort bekeek. Haar scherpe blik gleed over zijn gezicht. Ze vroeg hem aan de kant te gaan staan en gaf hem zijn paspoort terug. Hij moest wachten, gebaarde ze. De moed zonk Hamza in de schoenen: het was wéér mislukt.
Tot de situatie veranderde. De mensenstroom achter hem begon te dringen. Het leidde de agente af. Ze verlegde haar aandacht en richtte zich tot hen. Het was een kwestie van seconden waarin Hamza razendsnel een beslissing nam. Hij draaide zich om en liep weg, niet te hard, niet te zacht, hij moest nu niet te veel opvallen. Nog een stap, nog een stap, niet omkijken, doorlopen.
Terwijl hij verder van de grensovergang kwam, nam het aantal verkopers langs hem toe. Ze verkochten waterflesjes en gesuikerde nootjes. Hij was in Spanje, hij was in Europa, alhamdoelillah, dank aan God! Hij wilde een sprong van vreugde maken, maar dat liet hij achterwege, het was zaak om zo snel mogelijk weg te komen van de grens, zodat het geen zin meer had om hem te komen zoeken. Hij passeerde een rotonde en liep over de Avenida de Europa naar het stadscentrum toe, op weg naar een gloednieuw Europees leven.
De migranten die hun verhaal deden, deden dat op voorwaarde van anonimiteit (alleen voornaam of helemaal geen naam). Omdat Hamza nog in Nederland is, is zijn naam veranderd. ISBN 978-90-290-9284-5. Prijs: € 18.99.
De vreemdeling in de tuin en dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, www.fondsbjp.nl en is verschenen bij Uitgeverij Meulenhoff.