Neem het begin. Wanneer is dat eigenlijk? Wat mij betreft zodra je het plan – surprise! – in je hart tegenkomt. Dat plan om alles, of in ieder geval veel, achter je te laten en op pad te gaan met als doel op pad te zijn.
Of liever gezegd: het zijn een heleboel doelen tegelijk. Zoals: even vrij zijn van de dagelijkse verplichtingen. Eindelijk eens diepzinnige inzichten krijgen. Je gezond voelen door dagelijks uren in de buitenlucht te zijn. Een beetje lijden. Denk aan zadelpijn, blaren en vermoeide benen. Tikje honger misschien. Genoeg lijden om een grens over te gaan en in een ander gebied terecht te komen. Maar niet te veel lijden. De volgende dag klinkt de pelgrimsroep weer: kom op, we gaan op pad, en wacht maar eens af wat de dag voor verrassing heeft.
Want dat hoort vooral bij het leven als pelgrim, dat je niet precies weet hoe het gaat en dat je dat niet in de hand hebt. Nog een hoger doel: dat je dat niet meer in de hand WILT hebben.
Ik ben met twee vrouwen op pelgrimstocht geweest, vijf weken lang. Per fiets van Canterbury naar Rome. Zeker, we zijn in Rome aangekomen, maar ik ben nog altijd onderweg, al bijna drie jaar.
Eens een pelgrim, altijd een pelgrim. Het gaat nooit over. Wie eenmaal aan zo’n tocht begint, blijft eeuwig op pad. Onderweg kan je niet anders dan hulp vragen. Een plaats om te slapen, een plaats om te eten en een plaats om de fiets te repareren. Daar zijn anderen voor nodig. Elke dag wordt de pelgrim handiger. En elke dag groeit het vertrouwen.
Ergens onderweg, ongemerkt, gaat de pelgrim een grens over. Bij mij gebeurde dat toen ik in de heuvels van Umbrië langs diepe scheuren in de weg fietste en niet meer wist welke kant het opging.
Op dat moment besloot ik om mijn baan op te zeggen en postbode te worden. Postbode op de fiets, dat wel. Dat is nog niet gebeurd, maar – zoals gezegd – ik ben nog onderweg.