Met zichtbare emotie staat ze bij de grafstenen aan de rand van het bos in buurtschap Haerst bij Zwolle. Bea speelde hier als kind in het bos. ‘We deden verstoppertje achter je steen; we zetten een vlag op je graf’, spreekt ze tot de dode. ‘We hebben het met liefde gedaan.’
Bea van de Vegte groeide op langs de Vecht in Haerst en via een erfenis kwam het bos van huize Arnichem plus het slavengraf in haar bezit. Op 73-jarige leeftijd dringt de betekenis van dit grafmomument echt tot haar door en kiest ze voor een eerbetoon op Keti Koti, de jaarlijkse feestdag ter gelegenheid van de afschaffing van de slavernij. ‘Dat komt mede door mijn kleinkinderen die meer over ons slavernijverleden leren dan wij.’
Het ‘slavengraf van Haerst’ zoals het in de volksmond heet, zijn twee staande grafstenen met een bakstenen richel. Het ligt aan de rand van een bosje dat hoorde bij het landhuis Arnichem aan de Vecht. Sinds 1828 ligt hier Lepejou begraven. Hij is geboren in Celebes in Indonesie en werkte als bediende op huize Arnichem. Hij werd slechts 23 jaar.
De jonge Lepejou zou volgens de overlevering de Nederlander Joan Hendrik Tobias hebben gered tijdens Indonesische oorlog. Als dank nam Tobias de jongen als dienaar mee naar Nederland, waar hij zich na zijn pensioen vestigde in huize Arnichem.
Toen Lepejou overleed liet Tobias hem begraven aan de rand van zijn landgoed, want volgens de verhalen werd hij geweigerd op nabijgelegen begraafplaats Bergklooster, omdat hij buitenlander was en niet-christen.
Het graf is in twee opzichten bijzonder. Het is het oudste nog bestaande moslimgraf in Nederland, met de arabische tekens en het opschrift ‘Allah is groot’. Op initiatief van buurtbewoner Jacob Versteegh -de in 2021 overleden veerbaas van het pontje Haerst- is begin jaren negentig het vervallen graf gerestaureerd.

En het is een graf dat vandaag de dag nieuwe betekenis heeft gekregen in de bewustwording van ons slavernijverleden. Jaarlijks op Keti Koti is hier een korte herdenking. Hoewel niet met zekerheid is vast te stellen of Lepejou daadwerkelijk een tot slaaf gemaakte was.
Lepejou was de zoon van August en Jeanette, zwarte slaven in de kolonie Demerary in het voormalig Brit-Guyana. Zijn ouders – of in elk geval zijn moeder – is als slavin naar het toenmalig Nederlands-Indie gebracht. Daar bracht zij op Celebes Lepejou ter wereld.
De Arabische tekst op één van de grafstenen laat ruimte aan een andere relatie tussen de jonge bediende en de gepensioneerde Tobias dan die van heer en slaaf: ‘De heer heeft zijn trouwste dienstknecht dit graf gewijd, omdat hij hem dankbaar is en altijd aan hem denkt’, luidt de tekst.
Tobias noemde Lepejou ‘Appoloon of Apollo’, een naam uit de Griekse mythologie. Apollo was de god van de waarheid, het goede, het schone, de (dicht)kunst, de muziek en de cultuur. Dat veronderstelt een vriendschappelijke band tussen beiden.
Bestuursleden van het Comite 30 juni-1 juli Zwolle leggen jaarlijks bloemen op het graf van Lepejou. Voor het eerst voegt de 73-jarige Bea van de Vegte zich bij dit ritueel. ‘Op mijn oude dag ga ik anders naar dingen kijken. Ik vind het mooi dat ik nu namens mijn voorgeslacht bloemen op het graf zet om Lepejou te eren en te herdenken.’ Ook de 89-jarige Alie Winkelaar is speciaal gekomen om erbij te zijn. Zij speelde als kind in dit bos en wist niet beter dan dat het een graf was van ‘een knecht die door een rijke man was meegenomen’.
Bestuurslid Rudi Esajas is bezig een wandelroute door Zwolle te ontwikkelen om het bewustzijn over het slavernijverleden in de stad te vergroten. De eigenaar van het Drostenhuis aan de Melkmarkt en burgemeester De Vos van Steenwijk (1818-1905) hebben met name fortuin gemaakt met handel in tot slaaf gemaakte mensen.