De Middellandse Zee had hij al overgestoken. De medische proeven had hij al ‘goedgekeurd’ doorstaan, borstkas was oké, urine was oké, ook werd op zijn gebit getikt, zoals bij paarden, met een ijzeren pen. Een Hollandse koppelbaas, hoorde ik later, beroerde met een staaf zelfs zijn kloten.
Hij bracht ons altijd mooie kado’s, een trouwriem voor mijn zus, voor mijn broers een snoepkar, mijn moeder een koe, en ik een blauw driewielertje. En nu beloofde hij ons: een nieuw groot huis. Dat huis zou hij bouwen van gespaard geld dat hij overhield van de kolenmijnen in Sittard. Een huis met stroom en stromend water; een huis dat niet lekt zodra de eerste spetters op het leem kletteren; een huis van beton en ijzer.

Daar gingen we. Ik begreep niet zo goed waarheen, een land waar ‘goud op straat ligt’, zoiets. Lopend, koffers ingebonden met touwen, afdalend richting autoweg, daar wachtte de taxi. We werden nageblaft door honden die wisten dat we ze lange jaren niet meer zouden horen.

Vijfendertig jaar later. Op een frisse morgen in Amsterdam Slotervaart steekt Bilal B. twee politieagenten neer waarna de knul wordt doodgeschoten. Bilal leed al jaren aan schizofrenie maar niemand die ‘t ooit opmerkte. Pers en onderzoekers tuimelen over elkaar heen.

“Jonge Marokkanen lijden 11 keer zo vaak aan schizofrenie als hun autochtone leeftijdsgenoten. ”

“De helft van de Marokkaanse straatboefjes heeft psychische problemen.”

“Volgens psychologisch onderzoek lijden overmatig veel Marokkaanse meisjes aan depressies, lusteloosheid en zelfmoordneigingen.”

“krappe huisvesting, discriminatie op de arbeidsmarkt, verstoorde gezinssituatie, weinig kans op zelfontplooiing, laag zelfbeeld, religieus fanatisme…”

Zonen kwijnen weg in koffieshops en achter tralies, dochters worden onteerd door loverboys en lopen van huis weg, moeder is eenzaam en heeft tekort aan contacten en zonlicht op de kruin, schoondochter lijdt aan mysterieuze kwaaltjes en hoort ’s nachts stemmen.

Vader telt zijn dagen en rimpels in een rokerig theehuis van een ‘prachtwijk’, zijn afgekloven vingers houden een sigaretje vast, de rook kringelt omhoog langs zijn verweerd gezicht. Intussen, heel ver weg, in de hoge bergen, terwijl de rook omhoog kringelt, bedekken stofdeeltjes de raamkozijnen van een groot nieuw huis, bevolken de motten de vloerkleden, kruipen de kakkerlakken in de keukenlades, vreten de termieten de tafelpoten aan…

Vader drukt het peukje uit, giet het laatste slokje thee slurpend naar binnen, en sjokt naar huis. Hij is in gedachten verzonken. Hij denkt aan de zwerfhonden die hem nablaften toen hij het dorp verliet.

benzikavierk

Mohammed Benzakour

Schrijver en columnist

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver en socioloog. Zijn nieuwste boek is ‘De reus uit de Rif’ (2024). Eerder schreef …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.