Een tragedie dus, maar dat leidt niet tot een tragedie op de toneelvloer. Weliswaar weet je bij aanvang van het stuk dat het fout afloopt met alle personages, maar van een strubbeling met het lot en de onvermijdbare dood is geen sprake. Het publiek kijkt naar een huis waarin een vader aan het koken is, de vrouw de badkamer uitkomt en de dochters de tijd verdrijven met een overhoring van Engelse woorden. Het is de spiegel van het alledaagse bestaan, waarachter de tragedie schuil gaat. Rau heeft ervoor gekozen om het met een bestaand acteursechtpaar An Miller en Filip Peters en hun twee dochters Louisa en Leonce de laatste avond van de familie de Meester te verbeelden. Deze aanpak lijkt documentair maar is het niet. Het enige buitenstandpunt bij het verhaal wordt gevormd door het aanwezige publiek, dat naar een familie kijkt die achter het leven nog niet de stap heeft gezet naar de dood, maar daartoe ontbreekt alleen nog de daad. Aan het eind wordt die voltrokken: het gezin bungelt aan vier touwen.
Dat voelt meer dan ongemakkelijk. Kun je je bij een tragedie je nog verplaatsen in de held die ten val komt, de angst en vrees voelen van de onvermijdelijke dood, de wil tot leven tot op je huid voelen en kun je daarbij het gevecht meevechten tegen lot of God, bij deze voorstelling kijk je in een raadselachtig niet-weten naar een beslissing om te sterven die je niet gaat begrijpen. Dat maakt de voorstelling bijna onverdraaglijk om te zien. Bij de laatste maaltijd die wordt genuttigd wordt er een tegenzin zichtbaar die tot een zwijgen leidt. De vakantievideo’s brengen het vrolijke verleden in herinnering, maar enkel als verleden. Noch van maaltijd, noch van video’s gaat een prikkel uit om de beslissing tot de dood te herzien. In die zin zijn de personages al ergens achter het leven geraakt, onthecht en opgeborgen in hun eigen geslotenheid. Omdat er geen enkel verhaal van de familie Demeester bekend was en Rau noch de weg van de psychologie noch die van een fictieve reconstructie wilde bewandelen, koos hij ervoor om met het acteursechtpaar een eigen gezinsonderzoek te starten. In flarden dagboekfragmenten onthullen vooral de moeder en oudste dochter hun bevindingen. Hun relaas leidt niet tot een begrip voor de daad, maar laat wel zien hoe er binnen elk verband van relaties processen van vervreemding en teleurstelling kunnen plaatsvinden, die tot verwijdering leiden. In het meest extreme geval kunnen die leiden tot een ongekend drama. Het is met name door de inzet van deze verhalen, en daarmee; de vermenging van het daadwerkelijk leven van het acteursgezin met dat van de familie Demeester dat de voorstelling nergens een reconstructie van het drama wordt. In plaats van een terugkeer naar het drama in 2007 legt Rau de collectieve suicide op het gezin van nu, de tragedie ligt daarmee als een mal op onze tijd.
Bij het laatste fragment van het dagboek van de oudste dochter wordt het mij te veel. Ik herinner mij mijn eigen jeugd, eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, waarin onze generatie het stempel ‘verloren’ kreeg. Tijdens lessen maatschappijleer werden we erop voorbereid nooit te zullen werken. De werkloosheid was gigantisch, de Koude Oorlog op één van zijn hoogtepunten en de computer zou ons bestaan gaan overnemen. Een zwarte tijd. In die zwarte tijd kon ik als puber somberen. En ik ben mijn vader nog dankbaar dat hij mij bij mijn nekvel greep. Maar hier bij deze voorstelling merk ik dat ik smacht naar een hand die ingrijpt, een gezinslid dat in opstand komt of nog belangrijker: een verhaal dat hoop geeft. Het ontbreken daarvan maakt de voorstelling nog donkerder. Het gezin heeft zich losgemaakt van de verbanden waarin het leeft. En binnen hun eigen kader zijn leven en dood inwisselbare begrippen geworden. We hebben het verkloot, is de enige boodschap die de familie achterlaat. En er is niemand die redt. Een klein verzet van de dochters wordt door de moeder eenvoudig gesmoord.
Het is de verleiding van de zelfdestructie die van deze voorstelling een mokerslag maakt. Het lijkt alsof Rau deze zelfdestructie als een mogelijkheid aan de samenleving voorlegt. Waar visie en hoop ontbreken en waar de toekomst lijkt afgesloten worden dood en leven inwisselbaar. Dat is een angstig perspectief. De vraag is of het publiek dat begrijpt. Een half staande ovatie in de Utrechtse schouwburg deden het ergste vrezen. We applaudisseerden om een mooi gespeelde ondergang. Misschien is dat nog wel het ergste: dat we zien en niet willen begrijpen.