Zomaar een greep uit de getallengrabbelton van een bewogen 2011 die doet duizelen. Cijfertjes zijn een wonderlijk iets; ze spreken tot onze verbeelding maar ontglippen deze ook. Welke voorstelling kunnen we maken van een aardbeving met een kracht van 9.0 op de Richterschaal? Hoe tuimelt een getal met twaalf nullen achter de komma door ons brein? En wat betekent het wanneer de nieuwslezer zegt dat ‘90% van Tripoli’ in handen van de rebellen is? De honderdduizenden vluchtelingen die op de hielen gevolgd worden door een even sinistere als tragische hongersdood kunnen we niet bevatten. De miljoenen en miljarden en biljoenen in internationale schuldencrises gaan onze pet te boven. Zoveel cijfertjes kunnen onze hersenen niet aaneen rijgen; ze klitten aan ons, we verstrikken in hun onzichtbare netten om ons te verdrinken in fatalistische anonimiteit.
Ik ben geen wiskundewonder. Ik kan niet veel met die nummers. Ze dansen ongrijpbaar voor mijn ogen. Wat moest ik met algebra, ontbrekende cijfers en vervangende Griekse symbolen? Met kansberekening en statistische formules? Cijfers zijn hard en gevaarlijk. Ze doen ons geloven in de illusie dat de wereld en haar problemen meetbaar en kwantificeerbaar zijn. Ze zijn reductionistisch. De Britse staatsman Benjamin Disraeli had meer dan gelijk toen hij zei: “Er zijn drie soorten leugens: leugens, vervloekte leugens en statistiek”.
Nog gevaarlijker dan dit is dat getallen mensenlevens abstract maken en tegelijkertijd verdraaien. En tot slot: wie heeft het recht om getalwaarde aan een mensenleven toe te kennen? Wat is één mensenleven? Wat zijn duizenden? De cynische observatie “Één dode is moord. Tienduizenden doden is buitenlands beleid’ wordt vaak aan een andere politieke denker – Henry Kissinger – toegeschreven. Wat gebeurt er als wij politieke en maatschappelijke vraagstukken met zulk amoreel cynisme benaderen en alleen de wet van de kritische massa laten gelden? Gaat het dan slechts om hoeveel stemmen in de stembus, hoeveel punten op de AEX-index, hoeveel bombardementen in een no-fly zone?
Ik ben gelukkig geen cijfertovenaar. Mijn wereldbeeld als religieuze jood is simpel. Er is één getal dat het spel van de massa weigert mee te spelen. Dat is het ultieme priemgetal, het cijfer één. Daar geloof ik in. Wat als we nou die ene één vooropzetten in onze levens en ons politiek-economisch bestel? Dan komen we erachter dat we, ondanks de paradox van massale anonimiteit en schrijnende verdeeldheid, één zijn. Uiteindelijk is er maar één God (waar, aldus een oud joods mopje, je wel of niet in kan geloven) met als filosofische consequentie één mensheid in Zijn evenbeeld geschapen, één planeet Aarde om voor te zorgen. En zowel de rabbijnen van de Talmoed en de Koran zeggen het: “Wie één mensenleven redt, redt de hele wereld”.
Het getallenspel is uitgespeeld, de lijst is compleet.