Ik ben zelf ook vaak onder de indruk van de anekdotes die op me afkomen. Ze helpen me de werkelijkheid beter te begrijpen. In vrijwel al mijn publicaties, voordrachten en presentaties maak ik dankbaar gebruik van kleine, betekenisvolle anekdotes. Onlangs ben ik uitgenodigd door de Vaste Commissie Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer voor een rondetafelgesprek omtrent de scheiding van Kerk en Staat en grondrechten (15 september 2011). Samen met vier andere deskundigen heb ik gesproken over ‘De verhouding, respectievelijk botsing tussen de vrijheid van godsdienst en artikel 1 van de Grondwet en de botsing tussen de vrijheid van meningsuiting en artikel 1 van de Grondwet’. Er werden drie rondes ingelast. Onze groep kwam als laatste aan bod. Aanvankelijk zouden we drie minuten spreektijd krijgen, maar de voorzitter gaf ter plekke aan ons een paar minuten meer te gunnen. Dus greep ik dat aanbod aan en kondigde ik aan mijn betoog met een anekdote te zullen illustreren.
Tijdens mijn speech had ik gezegd dat discriminatie en de neiging om mensen vanwege ‘hun zijn’ uit te sluiten, niet zelden onbewust, diep geworteld is in de mens. Alleen om deze reden al zou artikel 1 van de Grondwet de absolute prioriteit moeten hebben in de rangschikking van grondrechten.
De anekdote ging als volgt. Twee dagen eerder belde mijn moeder vanuit haar woonplaats in Marokko. Zij wilde verslag doen van het verlovingsfeest van mijn 34-jarig broertje. De aanstaande bruid en bruidegom wonen en werken in Spanje, maar het verlovingsfeest had plaatsgevonden in Oujda, de geboorteplaats van de schoonzus. Het feest was fantastisch, vertelde mijn moeder. Grote tenten waren opgezet en iedereen had in de feestvreugde gedeeld: mannen, vrouwen, kinderen, alles door elkaar. Er was sprake geweest van een echte viering. “Het leek wel op een bruiloft” zei ze evaluerend.
Moeder vertelde nog meer details. Ik feliciteerde haar en bood nogmaals mijn excuses aan omdat ik er niet bij kon zijn. Het feest vond namelijk plaats op 9 september 2011 en ik had mijn medewerking toegezegd om een bijdrage te leveren aan de herdenking van 11 september in de Kloosterkerk in Den Haag. Mijn excuses werden aanvaard en ik wilde afscheid nemen. Een aarzelende moeder leek wat moed te verzamelen om dit te kunnen zeggen: “Wacht ik moet nog wat verklappen. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, maar je aanstaande schoonzus schijnt zwart te zijn”. Voor mensen die het niet weten: Marokko telt vele etniciteiten, onder wie een aanzienlijke zwarte bevolking. Heel nuchter maar met een innerlijke blijdschap reageerde ik: “Leuk. Of is dit soms een probleem? Wat is het punt dan?” Ik was vooral blij, en wel om twee redenen. Ten eerste omdat het een eigen keuze is van mijn broertje die vaak aangaf ongebonden door het leven te willen gaan en ten tweede omdat ik het een verrijking vind iemand met een andere kleur te hebben in de familie.
Mijn moeder weet inmiddels hoe ik in het leven sta en ze scheen niet echt verrast te zijn door mijn reactie. Echt grote moeite met de nieuwe schoonfamilie had ze naar mijn indruk ook niet. Maar kennelijk had ze behoefte om haar oordelen en vooroordelen te toetsen.
Zij: “Niks aan de hand. Ik wilde alleen weten hoe je daarover denkt.”
Ik: “Obama is toch ook zwart en hij is de machtigste man van de wereld.”
Moeder: “Ja, maar dit meisje is echt veel donkerder dan Obama.”
Ik: “Vergissing. Obama is echt zwart, maar door zijn grijze haren lijkt zijn gezicht wat lichter. Bovendien, kijk naar Michelle Obama. Zij heeft zwart haar en ze is dus echt donker. Kijk hoe mooi ze is en ze is First lady van de grootste macht ter wereld.”
Moeder: “Dat is waar. Maar wat vind je ervan als je straks zwarte nichtjes en neefjes krijgt?”
Ik: “Ten eerste weet je nooit of een stel kinderen krijgt (mijn ouder broertje van 40 jaar is namelijk kinderloos). Dat is dus afwachten. Bovendien, ook hier geldt: van harte welkom.”
Moeder: “Ik ben gerustgesteld. Maar je bent in ieder geval op de hoogte.”
Ik legde dit stuk aan Rodali (niet haar echte naam) voor. Zij is Surinaamse met Indiase wortels. Ze schreef terug: “Prachtig hoe je het hebt beschreven. Ik zie het helemaal voor me. Ik weet niet of ik ook zo eerlijk zou kunnen zijn. Ik zou namelijk wel moeite hebben als mijn zoon met een negerin thuis zou komen. Natuurlijk zijn het ook mooie mensen, maar ik zou denken aan mijn geloof, cultuur en gewoontes. Het gaat niet alleen om de huidskleur, maar wat de huidskleur meebrengt. Is dit verenigbaar met jouw familie, geloof en cultuur? Natuurlijk moet er geven en nemen zijn, maar dat is theorie. Praktijk is heel iets anders. Dus ik snap ook jouw moeders aarzeling”.
Wordt vervolgd.
Ik heb moeite met de opstelling van Rodali. Het gaat bij haar niet om de persoon met wie haar zoon thuis komt. Ze schrijft:”Natuurlijk zijn het ook mooiermensen. Het gaat niet alleen om huidkleur”. Mevrouw Rodali begrijpt deze wereld niet. Is niet met de tijd meegegaan. In Suriname/Marokko wordt er niet meer gelet op kleur, afkomst of geloof . Een volwassen kind hoort zelf te kiezen. Waarschijnlijk rekent mevrouw Rodali zichzelf tot de hogere kaste.
Ik heb als witte Nederlander drie schoondochters die niet blank zijn: een Chinese en twee Filippijnse. Dat is bij ons nooit een item geweest. Godsdienst is voor mij wel belangrijk maar dat heeft met huidskleur niets te maken. Zou ik ook raar vinden. Bovendien heb ik het maar te doen met de keus die mijn kinderen maken.