(applaus)

De termiet is een walgelijk beestje met een brute mentaliteit. Die bruutheid zit ze ingebakken, diep in het genprofiel. Het is de logica van oorlog; oorlog tegen alles wat niet-termiet is. U en ik dus!

(applaus)

Hun legers deinzen voor niets terug, nietsontziend storten ze zich op al wat op hun pad komt, ze knagen en vreten alles aan; onze tafelpoten, onze stoelen, onze daken gaan naar de knoppen, plafonds storten omlaag, ja hele gebouwen halen ze neer!
En het angstwekkende is: ze zijn voor niets en niemand bevreesd, zelfs niet voor de dood! Ze offeren zichzelf dolgraag op in naam van hun soort, hun ras, hun voortbestaan. En het doel dat ze voor ogen staat luidt: Het Termieten Rijk.
Willen wij zo’n rijk? Nee, zo’n rijk willen wij absoluut niet!! (er ontsnapt speeksel uit sprekers mond)

(luid applaus)

Ze willen van ons allemaal termieten maken en wie dat niet ziet zitten wordt levend opgepeuzeld – het liefst ritueel, dat wil zeggen ongekookt en zonder peper en zout.
Ze opereren met duizenden en duizenden tegelijk, je herkent ze meteen, met die pootjes, die glibberige lijfjes en die walgelijke grijpkaken, met z’n miljoenen krioelen ze tussen en onder ons, hongerend naar bloed en hout. Ze verschuilen zich in ondergrondse kolonies, in diepe grotten. En dáár, in die diepe duisternis, daar beramen ze hun smerige plannetjes.
En ja, ze klitten graag samen, en alleen met elkáár, want met ons willen ze niets te maken hebben, helemaal niets, integreren in de gewone mensenwereld, ho maar! Eten met mes en vork eten, ho maar! Bier en hossen met carnaval, ho maar!
Nee mensen, eens een termiet, altijd een termiet! En daar zijn ze nog trots op ook!

(applaus)

Jazeker, ze minachten ons. Ze koesteren een diepe afkeer van ons. Ze haten ons. Intussen steken ze maar al te graag hun ranzige gifkaken in onze roomblanke meisjes.
Beste mensen, open uw ogen en ziet de termiet! Die is hard op weg om ons prachtig landje van bruggetjes en knotwilgen tot op het bot af te breken. Een regelrechte bedreiging voor onze stallen en schuren. En dat niet alleen: ze fokken als luizen! Hun vrouwtjes dienen enkel als babyfabriekjes, baren, baren en nog eens baren. En wist u wat ze doen met termietmannetjes die kusjes geven aan andere termietmannetjes? Die slepen ze met de kaken naar de centrale middengang van hun zandheuvel en scheuren ze daar onder het toeziend oog van alle heuvelbewoners met huid en haar uiteen. Ja mensen, zo doen termieten dat. Het zijn gedisciplineerde legers zonder een grammetje mores. En het liefst willen ze hun barbarijen ook op óns toepassen!
Laten wij dat toe? Nee, dat laten wij never nooit toe!!

(Joelend applaus. ‘Leve de miereneter!’ brult een vrouw door de zaal)

En zie, lieve mensen, zie hoe die reusachtige gedrochten van een zandheuvels, die broeinesten van haat en bloeddorst, hoe die uit de grond worden gestampt alsof het niks is! U hoeft maar om u heen te kijken. Misbaksels zijn het, die ons mooie vredig landschap verkwanselen en die een bederf zijn voor het uitzicht op onze wereldberoemde wolkenluchten. Ja mensen, het is in deze holen waar snode plannen worden gesmeed en waar de geesten rijp worden gemaakt voor oorlog, totale oorlog – en weet u tegen wie? Tegen u en mij! Waar is onze moed en onze trots gebleven mensen?! (opnieuw spuugspetters)

(lang en hard applaus)

En weet u hoe ‘t allemaal zover heeft kunnen komen? Weet u wie deze walgelijke termieten binnenhaalde en ze nu de hand boven het hoofd houdt? U zult het niet geloven: onze eigen insectologen. Deze soort is het ergste van het ergste, naïeve zwakzinnigen die niet in staat zijn parels van keutels te onderscheiden, verraders die ruim baan gaven voor een klimaat waarin de termieten uitstekend konden gedijen. Geld, landschap, ruimte, volop ruimte. Het is een schande mensen, een ramp is het!

(luid applaus)

Lieve mensen – laten we wakker worden, laten we dit sluipend gevaar voor eens en altijd onder ogen zien. Laten we deze massa-intocht van de termieten vandaag nog een halt toe roepen. Want doen we dat niet, blijven we als makke schaapjes toekijken – dan zijn we gegarandeerd verloren, hopeloos verloren. Dan worden we met huid en haar opgeslokt en is het afgelopen met ons mooie landschap, onze huizen, ja onze bankjes in nationale parken!

Mensen, het is vijf voor twaalf, maar nog niet te laat. Wie eendrachtig optreedt, kan het tij keren. Laten we daarom met z’n allen opstaan en het Lentelied zingen:

LIMIET IS LIMIET!
WEG MET DE TERMIET!
GRONDGEBIED PARASIET!
WEG MET DE TERMIET!
HYPOCRIET KIEREWIET
WEG MET DE TERMIET!

Groot applaus galmde door de zaal. Gejoel en geschreeuw tot in heinde en ver hoorbaar. Achter in de zaal stond een jongeman rustig te klappen, met vochtige ogen staarde hij voor zich uit, een vale glimlach verscheen rond zijn mond. Hij draaide zich om en verliet de zaal.

Drie weken later wordt melding gemaakt van een veenbrand in het Oosten van het land. Een onbekende goot een mengsel van ethanol/diesel over een termietenheuvel. Miljoenen termieten geroosterd. Een paar uur later ontploft een granaat in de restauratiehal van het Hilton Rotterdam, waar een internationale conferentie van zoölogen gaande was. Doden vielen er niet, een barman en een receptioniste kregen glasscherven in de huid, forse schade aan vloer en inboedel. De verdachte, een jongeman, heeft intussen bekend en verklaarde trots te zijn op zijn daad. Toen hij werd voorgeleid riep hij in de camera: ‘Mensen, lees mijn boekje!’ In het debat dat daarop volgt gaat de spreker vrijuit: hij heeft immers ‘nooit opgeroepen tot geweld.’

benzikavierk

Mohammed Benzakour

Schrijver en columnist

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver en socioloog. Zijn nieuwste boek is ‘De reus uit de Rif’ (2024). Eerder schreef …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.