De inleider op het thema, Ernst Hirsch Ballin, oud-minister en hoogleraar aan de universiteiten van Tilburg en Amsterdam, was door de barre weersomstandigheden enigszins vertraagd. Daarom begon het symposium met een verhaal van Ari van Buuren, voorzitter van het United Religions Initiative (URI) en voormalig hoofd afdeling Geestelijke Verzorging van het UMC in Utrecht. Reeds sinds 1993 heeft Van Buuren zich bezig gehouden met het opzetten en leiden van een multireligieus team in het UMC. Hij vertelde dat de emancipatie en integratie van multiculturele geestelijke verzorging sinds die tijd, dus na twintig jaren, nog niet eens halfweg gevorderd is. Volgens hem heeft dit te maken met het ontwerpen van eenzijdige toekomstscenario’s die exclusief aansluiten bij de agenda van een seculiere samenleving, die te weinig oog heeft voor religieuze diversiteit.

Aan de hand van een aantal stellingen hield hij een gloedvol betoog met als belangrijkste boodschap dat de geestelijke zorg alleen toekomst heeft als ze interculturalisatie serieus neemt. Geestelijk verzorgers van verschillende levensbeschouwelijke tradities zijn broodnodig. Want als de zorg inderdaad een weerspiegeling is van de Nederlandse maatschappij, zou dat ook moeten gelden voor de geestelijke zorg. En dat is bij lange na niet het geval. Als ervaringsdeskundige maakte hij ons attent op enkele opmerkelijke cijfers: in heel Nederland zijn er welgeteld zestien islamitisch geestelijk verzorgers, waarvan het merendeel ook nog parttime, en dat met 800.000 Nederlanders die zich beschouwen als moslim. Zestien is nog altijd een stuk meer dan twee, het aantal hindoe geestelijk verzorgers. Het wordt tijd dat hier verandering in komt, dat niet louter wordt gekeken naar een eventuele christelijke of seculiere identiteit van de patiënt of pastorant. Daarnaast, stelde Van Buuren, kan geestelijke verzorging die cultuurspecifiek werkt als een proeftuin dienen voor de samenleving: een multicultureel en –religieus team bevordert integratie en wederzijds begrip.

Na dit verhaal uit de zorgpraktijk ging Ernst Hirsch Ballin in op de kansen en bedreigingen van religieuze diversiteit in de postmoderne samenleving. Een denker die hem geinspireerd heeft bij het nadenken over deze kwestie is Amartya Sen, geboren in een Bengaalse hindoe familie, die in 1998 de Nobelprijs in de economie ontving. In zijn boek Identity and Violence wijst hij erop hoe slecht het voor de relatie tussen mensen is als een specifieke dimensie van hun identiteit – herkomst, nationaliteit of geloof – wordt verheven tot het allesbepalende onderscheid met andere mensen. De wrede pogingen tot etnische zuivering ten spijt zullen de urbane samenlevingen van de 21ste eeuw steeds minder unisono christelijk, islamitisch of hindoe zijn.

Een andere inspiratiebron voor hem is de Britse opperrabbijn Jonathan Sacks. Hij zoekt de verbinding met andere gelovigen op basis van wederzijds respect, maar zonder vrijblijvenheid. Dat is ook de boodschap van zijn boek The home we build together. Hirsch Ballin constateert dat deze twee mannen weliswaar denkers zijn, maar ook realisten. Hun zicht op de samenleving laat zien dat er geen grond is voor het aanbrengen van een scheidslijn tussen ‘ons’ en ‘hen’, die aan de verkeerde kant van de streep staan. Religieuze diversiteit is een kenmerk van menselijke universaliteit. Scheidslijnen zijn er waar mensen ze willen trekken. Maar waarom eigenlijk? Het vertroebelt het zicht op wat mensen gemeen hebben. Wie de samenleving meer cohesie wil geven moet karakteristieke verschillen tussen mensen en hun overtuigingen niet willen uitwissen, maar tegelijkertijd in het oog houden wat ze gemeen hebben. De demografische ontwikkeling in Nederland geeft alle aanleiding te werken aan een maatschappelijk klimaat waarin relaties met mensen van verschillende herkomst wederzijds worden opgebouwd. De kracht van religieuze bewegingen is ook in dit verband niet hun specifieke theologische grondslag, maar hun gedeelde en met anderen deelbare compassie.

Als laatste punt brengt Hirsch Ballin het boek Problematizing Religious Freedom, van Arvind Sharma, onder de aandacht. Sharma schrijft dat bekerende religies, waaronder christendom en islam, meer dan die van het Oosten geneigd zijn het behoren tot een religieuze gemeenschap op te vatten als iets dat banden met een andere religieuze gemeenschap uitsluit. In het Oosten zie je vaker dat men zowel boeddhist als christen kan zijn. Theologische rechtlijnige disciplinering beperkt de innerlijke vrijheid van mensen en Sharma zoekt naar een meer verbindende opvatting van religieuze eigenheid. Hij pleit ervoor niet langer te spreken van to change one’s religion maar van to choose one’s religion.

Terugkomend op de kansen en bedreigingen kan geconcludeerd worden dat de neiging om mensen in te delen in groepen die zich tegen elkaar afzetten veel kwaad doet. De grootste bedreiging van religieuze diversiteit komt van binnenuit, namelijk van de vlucht in fundamentalisme. In een postmoderne samenleving willen mensen zich vrij kunnen verhouden tot hun religieuze zoektocht.
Zoekend gelovig zijn brengt bezinning, waar fanatici elkaar te lijf gaan.

Aansluitend bij Jonathan Sacks werd Hirsch Ballin de vraag gesteld of hij deelt dat vrede een hogere waarde is dan waarheid, zoals Sacks stelt en wat dat dan betekent voor de waarheidsclaims van religies, met name christendom en islam. Hirsch Ballin beaamde de uitspraak van Sacks en stelde zijn eigen achtergrond als voorbeeld. In zijn familie zijn katholieken, protestanten, joden en aangetrouwde moslims te vinden en het zou niet in hem op komen om tegen hen te zeggen dat wat zij geloven een verduisterd geloof zou zijn. Niet alle aanwezigen waren blij met het opgeven van de waarheidsclaim en daarover ontspon een discussie.

Na een korte pauze was er een discussie onder leiding van de moderator van het symposium, Manuela Kalsky, hoogleraar op de Schillebeeckxleerstoel voor theologie en samenleving. Het panel bestond uit opperrabbijn Binyomin Jacobs, verbonden aan het joods psychiatrisch Sinai Centrum; Sieta Motiram Sharma, hindoe geestelijk verzorger in het UMC Utrecht; Varamitra (‘ware vriend’, de nieuwe naam van boeddhist Theo Alkemade), hoofd boeddhistisch geestelijk verzorger in het gevangeniswezen en Emin Baydemir, islamitisch geestelijk verzorger bij het Flevoziekenhuis in Almere en de GGZ in Amsterdam.

De twee vertegenwoordigers van de Oosterse religies brachten nog een saillant punt in: wat maakt eigenlijk een hindoe tot hindoe en een boeddhist tot boeddhist? Met onze Westerse, joods-christelijke blik kunnen we de islam in grote lijnen nog herkennen: een profeet, een heilig boek en één God; het boeddhisme en het hindoeïsme kennen geen uniforme kenmerken. Maar dat wil nog niet zeggen dat er geen wens is voor zielzorg voor gelovigen van die huize. Varamitra vertelde een anekdote over een gedetineerde die graag een boeddhist zou willen spreken. De gevangenisdirecteur vroeg: “Heb je daar de dominee niet voor?”

De panelleden hadden wel enigszins moeite om het eens te worden over het pleidooi tot verdere professionalisering van Van Buuren. Dat er naar patiënten omgekeken moet worden, absoluut. Maar wat is verdergaande professionalisering van de zorg? In hoeverre moet er iets van de eigen identiteit opgegeven worden? Vooral opperrabbijn Jacobs was sceptisch. Naast dat hij van mening was dat hij uitsluitend vanuit zijn traditie een ander tegemoet kan treden op het levensbeschouwelijk vlak wees hij ook op het gevaar van het verlies van het geestelijke aspect daarvan. Een geestelijk verzorger komt als geestelijke iemand bijstaan, diegene is niet gebaat bij een ‘zorgprofessional’. Docent Stella van de Wetering merkte vanuit het publiek op dat ze zich goed kon voorstellen dat een moslim die in het ziekenhuis ligt graag een islamitisch geestelijke aan zijn bed krijgt, iemand die dezelfde religieuze taal spreekt en de Koran kan reciteren. Varamitra bracht in dat zowel zijn joodse collega als de islamitische Van de Wetering een minderheid vormen in Nederland: met de ontkerkelijking en voortgaande individualisering is er juist ruimte voor meerstemmigheid en niet één enkele geloofs- of levensovertuiging. De opperrabbijn pareerde dit door te zeggen dat als de samenleving meer religieus divers is dat nog niet wil zeggen dat hij ook minder vanuit zijn eigen religieuze traditie zou moeten optreden.

Waar het panel het over eens was, is dat de geestelijke verzorging de aandacht en het budget zou moeten krijgen die het verdient. In het huidige politieke landschap moet er aan alle kanten worden bezuinigd. En omdat een geestelijk verzorger geen ‘product’ kan afleveren is dat helaas een van de eerste bezuinigingsposten. Maar er is geen ontkomen aan: Nederland is multicultureel en multireligieus. Het is tijd dat ook de geestelijke zorg dat echt gaat worden. Dus geestelijk verzorgers van divers pluimage: op naar het Binnenhof!

Sebastiaan Soetermans

bedrijfsleider en biersommelier bij Café DeRat

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.