Ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan van het Charter of Compassion van de Britse religiewetenschapper en auteur Karen Armstrong, destijds ondertekend door 190 landen, vindt de bijeenkomst plaats op 21 februari. Dit gebeurt vanuit universitair centrum UCSIA (Antwerpen), Universiteit voor Humanistiek (UvH, Utrecht) en Nieuw Wij.
Manuela Kalsky, oprichter van Nieuw Wij en hoogleraar aan de UvH, houdt een rede en vijf maatschappelijke organisaties komen aan het woord in werkgroepen. De dag wordt afgesloten met een paneldiscussie. De tentoonstelling Compassion in het Museum aan de Stroom (MAS, van 31 januari tot en met 31 augustus) vormt daarbij een bijzondere aanvulling.
Op deze dag van Compassion in the City gaan we in de universiteit van Antwerpen op zoek naar onze passie, samen: com-passie! Een passie voor iets wil je meestal met iemand, met anderen delen om het te kunnen beleven. Wanneer je iets deelt met elkaar ontstaat mede-leven. Dat is compassie in de meest letterlijke betekenis. Voor iemand die met passie in het leven staat, is compassie een bijna vanzelfsprekend gevolg, toch? Maar we zijn niet allemaal hetzelfde, we zijn vaak heel verschillend, met andere levenspassies. Hoe kan de diversiteit van onze steden, van onze inwoners en van onze passies tot een gezamenlijke kracht worden en leiden tot compassie voor elkaar? De inspirerende voorbeelden zijn er!
Veel steden zijn ‘superdivers’
Steden zoals Amsterdam, Rotterdam, Brussel en Antwerpen zijn majority-minority-steden waar niet één bevolkingsgroep in aantal de grootste is en waar dus een grote diversiteit is. In plaats van een tweedeling in autochtoon versus migrant, kun je beter spreken van superdiversiteit, aldus Manuela Kalsky in de openingslezing:
- Mensen komen uit allerlei landen met grote verschillen in culturen, talen en religies.
- Naast migratieachtergrond spelen ook factoren als opleiding, beroep, geslacht, leeftijd en regionale herkomst een rol.
- In een samenleving met deze complexe sociale dynamieken zijn traditionele categorieën niet altijd meer voldoende om diversiteit te duiden.
Daarbij komt dat wij als mens ook niet of het een of het ander zijn, zoals Manuela Kalsky helder naar voren brengt. Meestal zijn we zelfs en – en. Je kunt wetenschapper zijn, religieus, seculier, Nederlands en Duits en activist of je bent kunstenaar en schoonmaker, humanistisch, Vlaming, van wie de familie misschien wel uit Marokko komt. Wij horen ergens bij, maar dan in een combinatie van allerlei verbindingen. Dat betekent dat je van een dualistische manier van denken naar een relationele manier van denken moet overgaan.
Het doolhof van verschillen en overeenkomsten
Dan komt de vraag op: hoe vinden wij elkaar in het doolhof van al deze verschillen en overeenkomsten? Wat is onze eigen reddingsboei en hoe kan ik een reddingsboei of een inspiratiebron voor de ander zijn? Daar is een verbindend weefsel van lijnen en contacten voor nodig.
Manuela Kalsky gebruikt in haar lezing hiervoor het beeld van een rizoom: dat is een botanische term voor ondergrondse wortelstokken of vertakkingssystemen. Kunstenaar Diana Scherer maakt die zichtbaar in haar botanische kunstwerken. Deze natuurlijke vertakkingssystemen zijn verweven, niet hiërarchisch, er is geen begin of einde en er vormen zich voortdurend verbindingen, nieuwe netwerken. Dat beeld biedt volgens Manuela Kalsky nieuwe uitgangspunten voor het zoeken naar onderlinge verbindingen: via een wijze van denken die diversiteit en creativiteit omarmt, dynamisch is en speels, en die op relationaliteit gericht is. Dit wordt ook wel rizomatisch denken genoemd.
Wat gebeurt er in de diverse praktijk van het stadsleven?
Na de lezing is het de beurt aan de dialoogtafels rond vijf voorbeeldorganisaties uit de stad: BOHO2140, City Pirates en ’t Vlot, alle drie werkzaam in Antwerpen en vanuit Amsterdam Mo en Moos en Stichting Heilzame Verwerking Slavernijverleden.
Mo en Moos probeert de grote verschillen in Amsterdam niet zo zeer te verbinden als wel te activeren: dus joodse en moslim deelnemers van die verschillen bewust te maken tijdens diepgaande gesprekken met als kern het ontwikkelen van respect voor elkaar.

De Stichting Heilzame Verwerking Slavernijverleden wil het inzicht bevorderen dat het gesprek over het slavernijverleden begint met de erkenning dat witte mensen niet het middelpunt van dat gesprek zijn. Via kleinschalige ontmoetingen kun je compassie krijgen met anderen.
BOHO2140 werkt met zijn handelaarsvereniging aan cohesie in de rijke diversiteit van een multiculturele winkelstraat, onder andere zichtbaar in het evenement van de langste eettafel in Borgerhout.
’t Vlot geeft mensen die op straat leven een thuisgevoel en ondersteunt hen op allerlei manieren met het doel onderling een familiegevoel te scheppen en een plek waar het veilig is en gevierd of gerouwd kan worden.
City Pirates verenigt in zes Antwerpse wijken de voetbalverenigingen, in totaal 65 teams, waarbij het niet gaat om stervoetballers op te leiden maar om hen op te voeden tot waardige burgers die hun weg kennen in de samenleving.
Het bijzondere is dat deze organisaties elk als het ware dat rizomatisch denken zichtbaar maken tussen mensen, organisaties én de stad met haar problematiek. In het panelgesprek daarna klinkt de oproep jeugdwerkers te betrekken en ook gepassioneerde mensen en betrokken burgers te activeren. En: “We hebben elkaar nodig om (mede)menselijkheid zichtbaar te maken in deze wereld.”
De tentoonstelling Compassion
Maar wat is onze reddingsboei als het moeilijk wordt om deze weefsels tot stand te brengen? Daar komt de tentoonstelling Compassion in dit verhaal, de tentoonstelling in het Museum aan de Stroom (MAS), die gelijktijdig is opgezet met dit onderzoek naar compassie in de steden.
Je ervaart al lopend over de tentoonstelling hoe wij mensen het al eeuwen doen: compassie bedrijven vanuit de behoefte een ander te helpen. En vooral, hoe wij dat kunnen doen, geïnspireerd door idealen die ons vanuit talloze levensbeschouwingen worden aangereikt, vanuit onder andere boeddhisme, jodendom, christendom, islam, en religieus humanisme. Via de talloze collectebusjes uit allerlei landen, van vroeger en nu, wordt dat daar zichtbaar gemaakt. Via de zeven werken van barmhartigheid in oude kunst op een kast of via moderne detailfoto’s van kunstenaar Stephan Vanfleteren.
Maar compassie schuurt ook. Ai Weiwei die op een toren van Chinese vazen de kunst van níet-barmhartig zijn laat zien. Khaled Barakey die al fotograferend in Syrië de Pieta zomaar op straat vindt en de gestorvene op de foto uitwist zodat het iedereen kan zijn. En over hoe wij het hier nu doen – dat compassie hebben voor anderen – desgevraagd aan allerlei Antwerpenaren, zomaar op straat en gefilmd door Lieve Blancquaert. Dat zijn geen grote acties, maar is meestal eenvoudige hulp die men vanuit eigen initiatief (dagelijks) biedt.
Een broze rood-oranje reddingsboei

De meeste indruk op de tentoonstelling maakt het kunstwerk van Annita Smit, een rood-oranje cirkel, gemaakt van duizenden kleine kokertjes papier, afkomstig van caritasfolders. Wie goed kijkt, ziet af en toe het woord hulp, caritas of diaconie staan. De cirkel gloeit je tegemoet en trekt je aan, deze broze reddingsboei met de oproep tot helpen, een impuls die in elke mens te vinden is, maar soms en nu ook weer opgediept moet worden uit al onze persoonlijke zorgen. Zo kunnen we ook misschien voorbij het wij-zij-denken komen. Was het kunstwerk een reddingsboei voor de maker, of is compassie voor ons allemaal een reddingsboei? Want alles op deze tentoonstelling draait, uitwaaierend, om die ene vraag (de Gulden Regel) die je in allerlei levensbeschouwingen terugvindt en die deze tentoonstelling opnieuw in ons en in onze samenleving wil wakker roepen: “Behandel anderen zoals je zelf behandeld wil worden.”
Misschien dat dit project over Compassion met haar combinatie van tentoonstelling, onderzoek, workshops en lezingen die gedachte opnieuw in ons allen tevoorschijn kan halen, want compassie, medeleven is van nu en kan ons opnieuw met elkaar verbinden via een oneindig aantal mogelijkheden.