Op een dag, lang geleden, geraakte Paulus in Athene. Hij viel bijna in katzwijm bij het zien van de duizelingwekkende hoeveelheid afgodsbeelden. Hij vergaapte zich over de Atheners; hoe de een midden op straat bad terwijl een ander vuurtjes maakte, hoe een ander altaartjes bouwde en kaarsjes brandde terwijl een ander met luid geblèr een geit offerde. Hij zag hoe edellieden en priesters in wijde pijen over pleinen flaneerden en sommigen kralenkettingen om hun nek droegen. Ook viel zijn oog op een altaar met het opschrift ‘Aan de onbekende God’ (het mooiste altaar!). Langzaam maar zeker ontdekte Paulus dat zo ongeveer elke Athener zijn eigen god & gekte aanbad.

In synagogen debatteerde hij met Joden en Grieken, op marktpleinen kruiste hij de degens met koopmannen, wandelaars en filosofen, waaronder de meest straffe; de epicuristen en stoïcijnen.
Wat beweert die praatjesmaker toch?, werd er gefluisterd. Meent hij nou werkelijk dat hij een gezant is van de Enige Ware?

Stelt u zich eens voor dat Paulus dit weekend in Amsterdam neerdaalt. Wat ziet hij dan? Geen God of altaartjes. O nee. Hij ziet jongens en meisjes die hem van alle kanten belagen, fietsend, scooterend, dravend, dwars door het rode stoplicht, één hand aan het stuur, de blik omlaag, richting iPhone en Samsung, de oortjes ingeplugd. Hij zal een wijdverbreid fenomeen ontdekken waar geen ontkomen aan is: World Wide Web. Hij leert Facebook kennen, Google, Amazon, Groupon, LinkedIn, YouTube, Twitter, Skype; hij ziet hoe elke innerlijke drift, hoe iedere snik, brul, oprisping, verwondering (‘Ik zag net een hond blaffen tegen een agent, vetcool!’), lach, verlangen, versnapering (‘Ik heb net Italiaans geluncht bij Café X, lekkerrrrr!’) als een eindeloze zee van diarree over alles en iedereen wordt uitgestort. Hij ziet hoe straten en pleinen megalomane orgiën zijn geworden van piepjes en belletjes.

Amechtig vlucht Paulus een café binnen en bedrinkt zich aan vele pullen Heineken (Paulus was dol op kloosterbier). Kort erna belandt ie in een zaal waar Richard Sennett een lezing houdt over de ‘tirannie van intimiteit’ en hij krabt zich aan zijn baard en denkt ‘Hmmm, er lopen nog verstandige mensen rond.’ Als een gek verslindt Paulus boeken en kranten en steeds beter begrijpt hij welk onheil over de mensheid is afgeroepen: het intieme (lees: datgene wat nog niet zo lang geleden in de slaapkamer, aan de huistelefoon en per verzegelde brief met vrienden en familie werd gedeeld) is nu lukraak verplaatst naar buiten. Ook ontdekt Paulus dat deze vorm van modern exhibitionisme gewoon mag, dat geen enkele overheidsinstelling of wetsartikel dit ook maar een strobreed in de weg legt. Integendeel, hij ziet hoe wetmakers en burgemeesters vrolijk meedoen, hoe ze er elke dag op los twitteren, vaak doodleuk tijdens plenaire vergaderingen – ‘Rutte houdt te lang het woord, ZZZZ.’ Hoofdschuddend leest hij in interviews dat politici vinden dat je ‘met de tijd moet meegaan’, dat ze doodsbang zijn om voor ‘oubollig’ te worden versleten, omdat anders ‘Pauw en Witteman niet meer bellen’.

Paulus trekt zich terug in een kamertje in de Pijp en breekt zich het hoofd over één vraag: Hoe kan het toch dat datgene wat mensen het diepst raakt, het meest intieme, datgene wat het sterkst resoneert met het zielenleven, namelijk: God, dat daarover de communis opinio luidt: God hoort achter de voordeur, omdat: wat privé is privé moet blijven.

Terwijl hij juist ontdekte dat al wat privé was allang geen privé meer is! Waarom voor God de lieve Vader een uitzondering?!

Paulus kan het allemaal niet rijmen. Hij slaapt slecht, ijsbeert in de nacht, kijkt diep in ’t glaasje, raakt depressief, drinkt nog meer, bezoekt Colombiaanse hoertjes, en eindigt, ten slotte, berooid en verlaten in Jellinek. Daar raakt hij bevriend met Hafid Bouazza en hervindt God.

benzikavierk

Mohammed Benzakour

Schrijver en columnist

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver en socioloog. Zijn nieuwste boek is ‘De reus uit de Rif’ (2024). Eerder schreef …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.