Eind jaren zestig schreef hij twee boeken die hem tot één van de invloedrijkste bevrijdingstheologen ter wereld maakten: Black Theology and Black Power (1969) en A Black Theology of Liberation (1970). In een herdenkingsartikel in The New York Times zegt de bekende zwarte filosoof Cornel West:
“James Cone was de theologische reus in ons midden die een liefdesrelatie had met verdrukte mensen, in het bijzonder met zwarte mensen.”
Cone, lange tijd als hoogleraar verbonden aan het Union Seminary in New York, is de erfgenaam van het verzet tegen wit racisme dat in de jaren vijftig en zestig charismatische leiders had in Martin Luther King en Malcolm X. In een tijd waarin de Black Power beweging de Amerikaanse burger de angst op het lijf joeg, veroorzaakt Cone veel opwinding door de opstand tegen racisme te zien als het werk van Christus. Zijn woede over de vele slachtoffers van de opstanden in de zwarte getto’s van de grote steden tijdens de lange, hete zomers brengt Cone tot de overtuiging: in een racistische wereld is Christus zwart. Hij fulmineert tegen de schijnheiligheid van witte kerkmensen die nooit hun stem verhieven tegen het geweld dat zwarten werd aangedaan, maar die nu, met een beroep op Martin Luther King, zwarte mensen de christelijke plicht voorhouden de vijand de andere wang toe te keren. Graag nemen deze christenen het woord verzoening in de mond, maar voor Cone is verzoening tussen witte en zwarte mensen onmogelijk zonder gerechtigheid in bijbelse zin.
Kennismaking
Ik leerde Cone kennen in 1973 op een bijeenkomst in Genève, georganiseerd door de Wereldraad van kerken om Europese theologen gelegenheid te geven kennis te maken met bevrijdingstheologen uit verschillende delen van de wereld. Met z’n afro-kapsel en bluejeans leek James Cone totaal niet op mijn beeld van een professor in de theologie. Met gloedvolle woorden bekritiseerde hij niet alleen de kleurenblindheid van de theologische wetenschap, maar schilderde hij ook, in het retorisch ritme van zwarte predikanten als Martin Luther King, de wereld van mensen die ondanks de trauma’s en vernederingen van een slavenbestaan, eraan vasthielden dat God hen niet had voorbestemd om als non-persons door het leven te gaan.
Openheid en nieuwsgierigheid
In een mooi boekje uit 1972, The Spirituals and the Blues: An Interpretation, vertelt Cone over zijn eigen geboorteplaats Bearden (Arkansas) waar zwarte mensen niet welkom zijn in de witte kerk, maar waar de spirituals en de blues een manier van leven zijn. Na een lange week van hard werken in de fabrieken en de houtzagerijen, geven de mannen en vrouwen op zaterdagavond zich bij de jukebox over aan de blues, en putten zij op zondagochtend de kracht om de nieuwe week aan te kunnen uit de prediking, zang en extase van de eigen kerkdienst. Die kerk is al vanaf de slaventijd de enige ruimte waarin zwarte mensen zich werkelijk thuis kunnen voelen. In een volgend boek God of the Oppressed (1975) reflecteert hij op deze ervaring en op de discussies met witte theologen. Hij komt tot een belangrijke ontdekking:
“Mijn punt is dat iemands sociale en historische context niet alleen beslissend is voor de vragen die we richten tot God, maar ook voor de manier waarop, of de vorm waarin deze vragen worden beantwoord.”
Dit inzicht, dat elke theologie contextueel bepaald is, zou op zichzelf kunnen leiden tot stoffige navelstaarderij. Bij Cone is het tegendeel het geval. Juist het inzicht in de begrensdheid van de eigen ervaring, maakt dat hij open stond voor de verhalen van anderen. Zo accepteerde en verwerkte hij in de jaren tachtig de kritiek van zwarte vrouwen dat zijn theologie geen oog had voor het seksisme in en buiten de zwarte gemeenschap. Zijn openheid en nieuwsgierigheid maakten hem ook geliefd in de in 1976 opgerichte Oecumenische Associatie van Derde Wereld Theologen.
Martin en Malcolm
In 1991 verscheen het boek waaraan hij het langst heeft gewerkt: Martin & Malcolm & America, A Dream or a Nightmare. Al in 1986 schreef hij mij in een brief: “Je moet weten dat ik erg enthousiast ben over wat ik heb ontdekt. Ik hoop dat mensen me meer zullen herinneren om wat ik zal doen met Martin en Malcolm dan om wat ik doe met zwarte theologie.” Martin Luther King en Malcolm X zijn elkaars tegenpolen. De eerste gelooft in de Amerikaanse droom en in geweldloos verzet. De ander ziet Amerika als een nachtmerrie en wil dat zwarte mensen zich verzetten met alle noodzakelijke middelen. Martin behoort in de zwarte geschiedenis tot de stroming die vecht voor integratie in de samenleving. Malcolm daarentegen belichaamt het zwarte nationalisme dat integratie afwijst. Cone wil in zijn boek laten zien dat beide visies elkaar aanvullen en dat in de loop van de jaren zestig de twee grote zwarte leiders toenadering tot elkaar zochten.
Black Lives Matter
De Riverside Church in New York is de plaats waar op maandag 7 mei de herdenkingsdienst wordt gehouden. In diezelfde kerk hield Martin Luther King op 4 april 1967 een toespraak waarin hij zich keerde tegen de oorlog in Vietnam. Een jaar later, op precies dezelfde dag, werd hij vermoord. Dat is nu 50 jaar geleden. Is er sindsdien veel veranderd? Racisme woekert nog altijd, ondergronds en de laatste jaren ook weer bovengronds. Politiegeweld tegen zwarte mannen en vrouwen is dagelijks nieuws. Ook het verzet tegen racisme gaat door en het neemt steeds nieuwe vormen aan. De tijd van grote mannen als Martin en Malcolm is voorbij. Sinds 2013 bestaat Black Lives Matter. Deze beweging is opgericht door drie vrouwen, Alicia Garza, Patrisse Cullors en Opal Tometi. Zij treden niet alleen in de voetsporen van Martin, Malcolm en James Cone, maar van alle zwarte mensen die in de zwarte geschiedenis opkwamen voor hun menselijke waardigheid.