Maar is het land nu al “op weg naar de hel”, zoals president Trump recent aangaf? Absoluut niet. Het drukke verkeer, ook vrachtverkeer, tussen de grote steden in Iran verraadt een nog steeds redelijk robuuste economie. En – mijns inziens niet minder belangrijk – de Shi’a-islam, met zijn bijbehorende verheerlijking van zelfkastijding en martelaarschap, geeft Iraniërs de kracht om veel ellende van de sancties van zich af te laten glijden.
Geen isolement
Het land heeft al decennia te maken met strafmaatregelen en zowel overheid als publiek heeft daardoor alle gelegenheid gehad om met ontelbare trucs, geitenpaadjes en financiële instrumenten (waaronder sinds kort ook crypto-currencies) te experimenteren. Het land telt in de regio veel vrienden: Koeweit, het Shi’a-land Azarbeidzjan, Qatar (waarmee het ‘s werelds veruit grootste gasveld deelt), Irak (Shi’a-meerderheid), Dubai (welvarende, Iraanse gemeenschap; intensieve handelsbetrekkingen). En er zijn ook, wat verder weg, niet onbelangrijke vrienden als China en Rusland. Van een isolement is geen sprake.
Als de periode van de Arbaeen-pelgrimage naar Karbala aanbreekt, trekken miljoenen Iraniërs naar buurland Irak. Dan gaan de grenzen tussen de twee landen zelfs wagenwijd open. “In die periode zijn we als Schengen!”, vertelde een jonge Iraniër me enthousiast. Dubai telt een speciale ‘Iran’-haven. Dag en nacht pendelen van daaruit grote, gemotoriseerde dhows met stukgoederen naar de vlakbij, aan de overzijde van de Perzische Golf, gelegen Iraanse havens. Op de kades zie je bergen wasmachines, joekels van ijskasten, airconditioners, scooters – niet echt de spullen waar een land in nood om zit te springen. En, niet minder belangrijk, uit satelliet-observaties van ‘flares’ (affakkeling van gas) bij Iraanse raffinaderijen blijkt dat de olieproductie sinds 2108 niet of nauwelijks is afgenomen.
Iran zit nog steeds verbluffend goed in elkaar: altijd water uit de kraan, altijd elektriciteit, een perfect wegennet, uitstekend internet en busstations omringd door charmante Perzische parkjes met fonteinen en klaterende, kunstmatige beekjes. Tijdens een zwerftocht van drie weken heb ik nergens een rij zien staan – niet bij bakkerijen, niet bij apotheken, niet bij (wellicht niet echt verrassend) benzinestations.
Hussayn
Met het verstrijken van de tijd gaan de nog weer opgeschroefde sancties natuurlijk wel steeds meer bijten. Reserves raken op. Maar de hardship moet niet alleen vanuit materiële criteria, maar ook door het prisma van het Shi’a-geloof worden bekeken. Formeel, theologisch gezien, staat in Iran de Profeet Mohammed ver boven zijn kleinzoon Hussayn. Maar in het hart van de mensen komt Hussayn, die in Karbala een martelaarsdood stierf in zijn strijd tegen het ‘verderfelijke’ Sunni-kalifaat van Damascus, veruit op de eerste plaats. Overal in Iran heb je Husayniya’s, treurhuizen om Hussayn te gedenken. Iedere donderdag is Hussayn-dag. Dan stromen de gelovigen naar de Husayniya’s om zijn lijdensverhaal voor de zoveelste maal aan te horen, om vervolgens schokschouderend in tranen uit te barsten. Vrouwen uit de Iraanse bourgeoisie verenigen zich met een stapeltje zakdoekjes op de wekelijkse Hussayn-dag in nette treurkransjes. Wij in het Westen hebben het lijdensverhaal van Christus voor onszelf geabstraheerd. Zijn er priesters of dominees die op Goede Vrijdag op de kansel of bij het altaar in tranen uitbarsten?
Hartzeer
Vorige maand waren in Iran de tien treurdagen van Muharram. Het hartzeer bereikt dan nieuwe hoogtes. De ijzerwinkels in de bazaars doen goede zaken met de verkoop van zwepen. Overal processies met mannen en jonge jongens die zichzelf, in een strak gezamenlijk ritme, kastijden. In de steden rond Yazd zeulen gelovigen als galeislaven nakhl’s rond: duizenden kilo’s zware constructies, die symbool staan voor Hussayns lijkbaar. Op de radio eindeloos klaagliederen, met op de achtergrond, via de synthesizer, het beklemmende ‘kkrsss’, ‘kkrsss’ van metalen zwepen.
Ook Iraniërs doen aan de ‘Pursuit of Happiness’. Maar zij geven er een totaal andere invulling aan dan wij. Happiness krijg je bovenal door zelfopoffering. Over het land ligt een voile van soms grauwe, soms poëtische droefheid. Het Mausoleum-complex van Fatima (de zuster van de Shi’a-imam Reza) in Iraans religieuze hoofdstad Qom heeft vijfduizend vrijwilligers die er bij toerbeurt de wc’s schoonmaken en andere klussen doen. Een van hen, een godsdienststudent, vertelde me dat op de wachtlijst voor vrijwilligers meer dan honderdduizend namen prijken.
Pijngrens
Tegen zo’n voor ons nogal ‘raar’ volk is de effectiviteit van buitenlandse sancties haast niet in te schatten. We weten dat óók Iraniërs geen oneindig geduld hebben. Dat hebben de revolutie tegen de Shah en de met sancties afgedwongen concessies rond het nucleaire akkoord van 2015 bewezen. Maar de pijngrens ligt bij Iraniërs veel hoger dan wij in het materialistische Westen plegen te veronderstellen. Een Amerikaanse hoogleraar van Chicago University, ook op reis in Iran, vertelde me dat studies na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog hadden uitgewezen dat moslim krijgsgevangenen hun opsluiting opvallend beter hadden doorstaan dan hun westerse lotgenoten. Kennelijk verhoogt de islam het incasseringsvermogen. Maar voor shi’as geldt dat, denk ik, in het kwadraat. Zoals een jonge onderwijzeres in Yazd me zei: “Ons Shi’a-geloof, met als voorbeeld de heilige Hussayn, leert ons om nooit op te geven. Liever dood dan vernederd.”