Mensenkinderen zijn in staat te leren van hun omgeving, na te bootsen, na te volgen, te imiteren wat ze zien, horen en voelen. Het kind zuigt als het ware zijn omgeving naar binnen. Snel begint het te reageren op zijn omgeving. Na ongeveer twaalf dagen kan het al teruglachen. Kinderen zijn heel lang aangewezen op zorg van buiten. Voor het geven van die zorg is het niet voldoende gevoed te worden, het kind moet ook geknuffeld worden, aandacht krijgen, ervaren dat het er mag zijn. Voor een kind zorgen kan leuk zijn, maar je kunt ook momenten hebben dat je het wel achter het behang wilt stoppen. Het vraagt een grote hoeveelheid energie om een kind te laten opgroeien. Wezenlijke verschillen tussen de culturen zijn er niet.

Eenmaal volwassen blijft de onderlinge zorg van levensbelang. We worden nooit geheel mondige en autonome mensen. Wederzijdse afhankelijkheid behoort bij het mens-zijn. Leren ontvangen is een voorwaarde voor het kunnen geven. Ben je bejaard, dan groeit de afhankelijkheid weer. Je ‘verkindst’, je wordt met een volwassen lichaam weer een kind. Je beleeft je kind-zijn opnieuw, zo mogelijk bewust, maar ook je bewustzijn kan teruglopen, en taal en denken kunnen verzwakken en verdwijnen. Maar terwijl in de kindertijd de zorg in de ogen van het kind onbeperkt leek, niet aan tijd gebonden, is de zorg voor de ouder wordende mens veel meer gebonden aan een organisatie. Er wordt gerekend in ‘zorgminuten’, je kost tijd en tijd is geld. Gelukkig zijn er organisaties die blijven kijken naar de persoon van de cliënt, voor wie deze geen voorwerp van zorg is, maar een mens blijft met eigen ervaringen, met kennis en inzicht, met wijsheid misschien.

We zijn allen afhankelijk van elkaar. Als je het wilt hebben over een‘wij’, dan is zorg het meest basale. In welke mate een maatschappij een ‘wij’ is hangt voor een goed gedeelte af van de zorg die wederzijds geboden wordt. Nog maar kort geleden werd gezegd dat de nieuwe maatschappij er een zou zijn waarin dienstverlening een van de meest belangrijke economische activiteiten zou zijn. Dienstverlening – dat klonk mooi. Inmiddels is duidelijk geworden dat de dienstverlening vooral diensten moet verlenen aan de organisaties die zeggen diensten te verlenen. Van echte dienstbaarheid, van zorg, is vaak geen sprake, tenminste niet bij banken en andere instellingen waar geld een belangrijke rol speelt. Zij worden vaak beheerst door zogenaamde managers. Dat is bijvoorbeeld het verschil tussen Thuiszorg en Buurtzorg. Buurtzorg heeft geen managers en geen zorgminuten, de mensen die het werk doen en zorg verlenen managen zelf, terwijl bij de Thuiszorg managers achter een bureau op een minuut bepalen wie waar moet zijn en wat die moet doen. Buurtzorg maakt winst, misschien Thuiszorg ook, maar al die managers moeten wel betaald worden.

De cliënten veranderen, komen soms uit verschillende culturen en religies of levensbeschouwingen, maar zolang de oriëntatie op de cliënt blijft, zullen de verschillen meestal bespreekbaar blijven. Een vreemde tegenspraak lijkt mij te zitten in het streven van de overheid de zorg in de thuissituatie te verminderen en het gaan naar een verpleeghuis te reduceren.

In een nieuw wij zou je verwachten dat de economie in dienst zou staan van de zorg, en niet omgekeerd zoals nu vaak het geval is. Nu verschijnt de zorg op het budget van de regering als een verliespost. In een nieuw wij zou het een winstpost kunnen zijn, misschien niet economisch, maar als een hoge waarde, de waarde die menselijk samenleven van kinderen, volwassenen en bejaarden, zieken en gehandicapten mogelijk maakt, ook economisch.

lascaris

André Lascaris

Dominicaan en publicist

André Lascaris werd geboren op 29 augustus 1939. Hij deed zijn professie op 18 september 1959 en werd priester gewijd op 22 juli 1965. Hij …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.