Onlangs was ik voor mijn boek over relieken van de profeet Mohammed in Zuid-India. Een religieus leider uit de stad Calicut heeft enkele jaren geleden drie haren van de profeet verworven. Maar de authenticiteit van de haren was – en is nog steeds – omstreden. De ruzie liep zo hoog op dat de regering van de betreffende deelstaat, Kerala, de controle over de publieke orde dreigde te verliezen. Zelfs ‘The Wall Street Journal’ maakte zich zorgen (‘Holy Hair Row’). Maar zoals je zo vaak overkomt, je bent nieuwsgierig naar het een en stuit op iets heel anders dat niet minder interessant is.
Dit overkwam mij bij een avondwandeling door Kuttichera, Calicut’s oudste wijk. Er staan eeuwenoude houten moskeeën die ogen als hindoe tempels. Kriskras door de wijk lopen mysterieuze paden, half overgroeid met bamboe en donkere mangobomen. Je passeert er tuinen met verstilde huizen. Forse huizen zijn het met diepe veranda’s, haast stadspaleizen. In de tuinen staan palmbomen, roerloze, zwarte silhouetten tegen een bijna zwarte hemel. Louis Couperus had hier een vervolg op De Stille Kracht kunnen schrijven.
Aan de westkant ligt Kuttichera aan de Indische Ocean. En al meer dan duizend jaar geleden was Kuttichera’s strand de plek waar Arabische kooplieden aan land gingen om gember en tropisch hout in te kopen. Sommigen bleven er hangen. Er volgden huwelijken met lokale vrouwen. Het waren vooral vrouwen van de Naïr, een kaste die langs matriarchale lijnen was georganiseerd. Stevige tantes waren het. Als zo’n nieuwbakken Arabische echtgenoot het waagde patriarchale trekjes te vertonen, begon zijn vrouw met haar voeten te stampen. “Scheer je weg!”, riep ze dan uit in het lokale malayalam. En er ontstond iets nieuws, iets wat eigenlijk niet kan: een mengvorm van klassieke levens- en gedragsregels uit de sharia met lokaal, matriarchaal familie- en vermogensrecht.

Vrouw is de baas
Op straat, in de moskee en bij de bedevaart naar Mekka werd en wordt in Kuttichara de sharia nageleefd. Maar bij de eigendomsverhoudingen en bij het leven in huis is de vrouw de baas. De man krijg de rol van wat lokaal de visiting husband wordt genoemd. Bij de dageraad wordt hij de straat op gebonjourd. Pas na zonsondergang mag hij weer terugkomen. Erfenissen worden langs de vrouwelijke lijn afgewikkeld. Van alles wat in Kerala echt telt – het huis, het erf, de kokospalmen en de rijstvelden – krijgen de man en de zonen nul komma nul. Alles gaat naar de dochters, die het ooit op hun beurt via vererving – in de vorm van een participatie in een ondeelbaar blok familiekapitaal – weer aan hún dochters zullen doorgeven. Kinderen, ook de zonen, krijgen de familienaam van de moeder, niet die van de vader.
Koya's
“Wat zijn dat toch voor rare, grote huizen hier in de straat?”, vraag ik enkele passanten bij die eerste avondwandeling. “Je bedoelt die huizen hier achter die palmbomen? Met al die luiken voor de ramen? Dat zijn koya’s. Hier woonden onze grootmoeders en overgrootmoeders”. Lachend lopen ze door.
Via captain Babu, een besnorde ex-marineman, heb ik enkele van die koya’s kunnen bezoeken. Ik leerde captain Babu, die zelf hindoe is, kennen toen hij met een sliert architectuurliefhebbers door Calicut liep. Hij kent iedereen en alles. En na een paar telefoontjes is alles geregeld: twee dagen later zwaait het tuinhek open van mijn eerste matriarchale koya.
Richting de straat heeft de typische koya een lange, hoge veranda, vaak met teakhouten pilaren, die glimmen met het patine van eeuwen. Op de veranda een bonte verzameling rotan stoelen, banken, victoriaanse bijzettafeltjes en servieskasten. Aan de achterwand een collectie ingelijste koranspreuken, vergeelde familiefoto’s en hajj-certificaten. Na de veranda volgen enkele ontvangstkamers en, meestal op de eerst etage, bevindt zich het ruime appartement van de matriarch. Daar weer achter verwordt het huis al snel tot een bijenkorf van kamertjes waar de dochters en kleindochters en achterkleindochters wonen en in de nacht ook hun huwelijkspartner ontvangen. Veel van de koya’s staan leeg en verkeren, vooral vanwege het vele hout, in slechte staat. In de tropen gaat dat hard.

“Moeten die huizen niet op de Unesco-lijst van Werelderfgoed?”, vraag ik captain Babu. Hij knikt maar ziet het nog niet gebeuren. Het stadspaleis als woonvorm – met overdag (zonder de visiting husbands) soms al meer dan honderd bewoners – past niet in het nieuwe India. Maar dit laatste heeft de positie van de matriarchen niet wezenlijk aangetast. Er is nu sprake van ‘matrifocale’ gemeenschappen: de grote familiehuizen zijn verruild voor clusters erven waar de vrouwen hun visiting husbands ontmoeten, met in het midden het erf van de matriarch.
Vernieuwing
Uiteraard is het islamitisch matriarchaat een doorn in het oog van veel strenge moslims. Zij zien het als een ‘wijziging’ of ‘vernieuwing’ – bid’ah – binnen het geloof. De Profeet Mohammed heeft vele malen gewaarschuwd dat bid’ah gevaarlijk is – een waarschuwing die, by the way, ook bij ons meespeelt in discussies over een ‘moderne’ Europese islam. Bij zijn afscheidshajj naar Mekka in het jaar 632 heeft de Profeet – twee maanden voor zijn dood – verklaard dat het geloof, de islam, was ‘vervolmaakt’. Er kon niets meer bij en niets meer af.
Ons koloniaal bestuur werd ooit rechtstreeks geconfronteerd met een lastige bid’ah-issue, en dat nota bene in de context van een in die tijd weinig bekende, matriarchale samenleving in ons verre Indië. De kwestie speelde op Sumatra. Begin 19de eeuw was er een guerrilla uitgebroken tussen Sumatraanse pelgrims die nogal wahhabitisch uit Mekka waren teruggekeerd en lokale Minangkabau die moslim waren maar, zoals ook velen in Kerala, in één moeite door de regels van het matriarchaat volgden. Het conflict ging de geschiedenisboeken in als de ‘Padri-oorlog’. Nederland vocht van 1821 tot 1837 mee aan de zijde van de Minangkabau. Den Haag koos pro-matriarchaat en tegen – dus ook toen al! – islamitische radicalisering. Maar in Den Haag en in Batavia ging het niet alleen om respect voor wat de adat matriarchaat was gaan heten. De Minangkabau waren namelijk bereid om in ruil voor onze bescherming hun soevereiniteit grotendeels op te geven.

Mahmood Kooria
Iemand die zich vanuit de wetenschap intensief bezighoudt met het islamitisch matriarchaat is Mahmood Kooria, een jonge, enthousiaste onderzoeker uit Kerala. Hij is lector aan de Universiteit Leiden. In Calicut had ik zijn naam al horen rondzoemen. Zijn specialiteiten zijn geschiedenis en islamitisch recht. En met name bij alles waar die twee disciplines elkaar overlappen gaat zijn hart sneller kloppen. Als ik hem bij de Witte Singel opzoek om een afspraak te maken, zie ik in de hal naast zijn werkkamer op een prikbord een van de colleges die hij verzorgt: ‘The Indian Ocean World: Sailors, Scholars, Slaves’, Semester 1, Blok I, II.
Enkele weken later zitten we in restaurant ‘Hong Kong’ in de Choorsteeg. “Het islamitisch matriarchaat vind je haast overal rond de Indische Oceaan”, steekt Mahmood Kooria van wal, terwijl een Chinese mevrouw tussen ons een berg rijst op een ouderwetse comfort met waxinelichtjes plaatst. “De Minangkabau denken dat hun situatie uniek is; in Kerala denken ze dat de situatie in Kerala uniek is, ga zo maar door. De realiteit is dat het islamitisch matriarchaat of, zo je wil, de matriarchale sharia tot en met Madagaskar voorkomt. Een belangrijke plek is Zanzibar. Op het vasteland van Tanzania vind je het in allerlei oude kustplaatsen, maar ook langs de routes die vroeger door Arabische kooplieden en slavenhandelaren gevolgd werden richting Centraal-Afrika. Ook aan de kust van Kenia komt het voor. Op het eiland Lamu, niet ver van Somalië, is het al heel lang geleden geïmporteerd door Afrikaanse arbeidsmigranten. Waarschijnlijk, maar dat is nog niet goed bestudeerd, kwam het vroeger ook voor langs de kust van Somalië en Soedan. Als ik voor mijn research in de regio rondreis, krijg ik telkens weer diezelfde reactie van “Goh, we dachten dat het alleen bij ons speelde”. Alsof het om een soort monopoliepositie gaat’.
Even neemt hij een hap rijst. “Wacht, ik moet ook allerlei eilandengroepen in de Indische Oceaan noemen. De Comoren bijvoorbeeld en de Lakshadweep eilanden bij Kerala. Op de Lakshadweep eilanden is het matriarchale systeem heel nadrukkelijk aanwezig. De vrouwen zitten er in materieel opzicht in een comfortabele positie. Voor een echtscheiding zijn ze niet bang. Het is er iets normaals; er rust geen enkel taboe op. Er is in de jaren zestig ooit een officieel Indiaas onderzoek naar gedaan en de onderzoekers schrokken zich een hoedje. India was in die jaren nog heel conservatief en het cijfermateriaal leek te wijzen op, nou ja, losbandigheid. De interessantste uitslag was dat het cohort vrouwen tussen 25 en 50 jaar gemiddeld maar liefst vijf echtscheidingen achter de rug had. Zeker voor een islamitische gemeenschap een ongehoord hoog aantal – temeer als je bedenkt dat in het islamitisch recht meer in het algemeen een scheiding voor de vrouw niet eenvoudig is”.

Een Indiase antropoloog, Leila Dube, schreef ooit dat op de Lakshadweep eilanden huiselijk geweld van de man tegen de vrouw haast ‘ondenkbaar’ is. De vrouw is er immers de dominante partner. Als, om een voorbeeld te geven, met het verstrijken der jaren seksuele avances door de vrouw worden afgewimpeld, heeft de man geen juridische en al helemaal geen materiële mogelijkheden om haar te ‘straffen’. Hij bezit immers niets of bijna niets. De enige weg die hem openstaat is een echtscheiding. Maar dan staat hij dus met lege handen. Alhoewel, dat laatste is niet per se helemaal het geval. De man mag tijdens het huwelijk namelijk voor zichzelf houden wat hij zelf heeft verdiend, bijvoorbeeld als winkelbediende of als taxichauffeur op de tuktuk. Maar het ‘grote geld’ – de koya, de rijstvelden, de kokospalmen – zijn het collectief bezit van de tharakat, i.e. de uitgebreide matrilineaire familie of clan. Zo is, aldus Mahmood, elke nu leegstaand koya-stadspaleis in Kuttichera ondergebracht in een door de betreffende vrouwen beheerde waqf (stiching naar islamitisch recht).
Zowel op de Lakshadweep eilanden als in Calicut’s Kuticharawijk doet zich nog iets anders voor dat binnen de islam haast ongekend is: de moskeebesturen zijn in handen van vrouwen, of om preciezer te zijn: van matrilineaire clanoudsten. Mahmood Kooria: “De benoeming van de lokale imam wordt bekokstoofd door de matriarchen. Hetzelfde geldt voor de aanstelling van de qadi’s, de rechters belast met sharia-kwesties”.
Is de man in zo’n matriarchaal huwelijk niet toch een beetje een shlemiel? Makhmood Kooria vindt van niet. “Soms wordt er wel een beetje op neergekeken. Neem Sumatra. Bij de Minangkabau wordt er geschamperd dat de ‘visiting husband’ te vergelijken is met de kat in huis: Hij eet, maar hij verricht geen werk. Maar meestal hebben de mannen er vrede mee. Je moet ook niet vergeten dat een man soms een belangrijke rol kan hebben als broer van de matriarch of van een van de mindere godinnen in de koya. Hij wordt vaak ingezet in de rol van ‘oude, levenswijze man’ – we noemen dat in Kerala de karanavar – die naar buiten toe optreedt als een soort rentmeester over het ondeelbare, matrilineaire familiekapitaal. Hij bemoeit zich vaak ook meer met de opvoeding van de kinderen dan de biologische vader. In de britse tijd won de karanavar aan invloed. Die koloniale bestuurders vonden het namelijk maar raar om zaken te moeten doen met die matriarchen”.
Een van de kenmerken van de tharavat is dat de opvoeding van de kinderen een diffuus karakter heeft. Als er echt serieus moet worden opgetreden valt dat toe aan de matriarch. Voor beklemmende gezinssituaties, die strak staan van Freudiaanse complexen en fobiëen, lijkt geen ruimte. Het doet me denken aan de familiestructuur op de Trobriand-eilanden bij Nieuw-Guinea zoals beschreven door de klassieke antropoloog Bronislaw Malinowski in zijn in 1929 gepubliceerde Sex and Repression in Savage Society.
Mahmood Kooria komt zelf uit een patrilineaire familie. Maar zijn grootvader van moederskant had een curieuze positie. Diens eerste huwelijk was een ‘normaal’ islamitisch huwelijk maar daarna trouwde hij met een tweede vrouw en bij die tweede vrouw werd hij ‘visiting husband’. Ook die mix is dus mogelijk. Op het ene moment van de dag gedraag je je als autoritaire vaderfiguur en op het andere moment zit je onder de plak bij Big Mama. “Oef, ik vind dat toch wel een beetje schizofreen”, zeg ik. “Nee,” zegt Mahmood Kooria, “Jij vindt dat omdat je kijkt met de blik van een outsider. Als je binnen het systeem zit, vind je het gewoon en heb je er vrede mee”.
Optimistisch
Mahmood Kooria is optimistisch over de overlevingskansen van gemeenschappen als die van Kuttichera: “De kracht van de matriarchale sharia schuilt in haar flexibiliteit. Er worden altijd weer nieuwe oplossingen gevonden. Worden die stadspaleizen onhoudbaar? Okay, dan gaan we in clusters rond de matriarch wonen. Weet je wat het gekke is? Bij de Nair-kaste is aan hindoe-kant in de jaren zeventig het matriarchaat gestopt. Maar aan moslim-kant is het blijven bestaan. Ik schat dat er nu wereldwijd iets van twintig miljoen mensen in een systeem van islamitisch matriarchaat leven.
Conservatieve moslims waarschuwen altijd: Als vrouwen macht krijgen, dan is dat het einde van de samenleving. Maar Kuttichera en de Comoren en veel andere plekken rond de Indische Oceaan bewijzen het tegendeel. Dat zou voor hen een belangrijke les moeten zijn.”
Geweldig interessant artikel. Inhoud zou een bredere bekendheid moeten kunnen krijgen. Niet het minst onder vrouwen.
Wat een geweldig interessant en goed geschreven artikel. Nooit geweten hoe divers en gelaagd de Islam in de gebieden aan de Indische Oceaan kan zijn. Zeer waardevol!