Toen ik woordvoerder ontwikkelingssamenwerking in de Tweede Kamer was, hamerde ik er regelmatig op dat er veel meer coördinatie in het beleid moest zijn, zéker op niveau van de donerende landen. Al was het alleen al vanwege het aantal delegaties uit donerende landen die de ontvangende landen voortdurend op bezoek krijgen. De een heeft nauwelijks zijn hielen gelicht, of de volgende delegatie staat alweer te trappelen.
Hetzelfde zou voor China gezegd kunnen worden. Kijk ik alleen al naar de afgelopen vijf weken, dan merk ik op dat Rutte en Ploumen nauwelijks vertrokken zijn of Barroso en Van Rompuy staan op de stoep en hun vliegtuig is nog niet achter de horizon verdwenen of daar landt alweer Joe Biden. Tijd om op adem te komen is er niet, want zie, daar zet Cameron, met in zijn kielzog 130 bedrijven, voet aan Chinese wal!
Nu heeft China natuurlijk de capaciteit én de wil om al deze gasten op hun wenken te bedienen en ze zich ‘God in Frankrijk’ te laten voelen. China is een groot en machtig land, 1.3 miljard inwoners, hardwerkende mensen – ongeacht leeftijd, iedereen werkt en is bezig – het land van de belofte, de toekomst, het land van hoge consumptie en met een economische groei waar al die hooggeplaatste gasten alleen maar van kunnen dromen en een graantje van mee willen pikken. Barroso doet het in zijn speech voor het samengestroomde Europese bedrijfsleven in Hong Kong voorkomen alsof Europa, als het ware gelouterd door de financieel-economische crisis, een betere en sterkere handelspartner is dan ooit. Ik was erbij toen hij zijn verhaal hield. En werd getroffen door de opmerking van mijn buurvrouw in de zaal, een jonge Chinese onderneemster, die mij in het oor fluisterde: “Gelukszoekers zijn het, al die gasten die in China en bij ons in Hong Kong de deur plat lopen!” Gelukzoekers… daar was dat denigrerende woord weer en ineens kwam bij mij het beeld op van asielzoekers in Nederland, door sommigen óók gelukzoekers genoemd. Mensen voor wie er in Nederland geen plek is, volgens deze mensen.
Het is de wereld omgekeerd. Machtige mannen uit het westen die hier in Azië als gelukzoekers gezien worden.
Net zoals de Chinezen op hun beurt geluk zoeken in Afrika. Grondstoffen in ruil voor de aanleg van infrastructuur en prestigeprojecten, waarbij er voor Afrika geen werkgelegenheid gecreëerd wordt omdat het werk door geïmporteerde Chinese arbeidskrachten uitgevoerd wordt (om maar één voorbeeld te geven).
Het geeft een interessant beeld van onze wereld. Het beeld van een wereld waarin we uiteindelijk allemaal gelukzoekers zijn, allemaal mensen die een graantje mee willen pikken. Uiteindelijk hopen we dus allemaal dat we ergens een luisterend oor en aansluiting vinden, noem het een MoU (Memorandum of Understanding, samenwerkingsovereenkomst) op niveau van landen en continenten, of een verblijfs- of arbeidsvergunning op individueel niveau. We willen allemaal een plekje vinden, erbij horen, de boot niet missen.
De vraag die bij mij opkomt als ik dit beeld van onze wereld op mij in laat werken is: Welke taal gebruiken we om elkaar echt te verstaan in deze wereld waarin we allemaal op zoek zijn? Hoe spreken we met elkaar en hoe spreken we over elkaar? Hoe kijken we naar elkaar en wat weten we echt van elkaar?
Maar nog daaraan voorafgaand: hebben we werkelijk de wens elkaar te verstaan? Of kijken we nog steeds naar anderen vanuit onze eigen werkelijkheid, hoe zeer we ons ook globetrotters en wereldburgers voelen?
Onlangs schreef een Europarlementariër dat er zes redenen zijn waarom China het niet zal redden en niet de wereldmacht zal worden die sommigen denken dat het land zal worden. Hij gaf daarbij plausibele redenen op, zoals de toenemende kloof tussen arm en rijk, de problemen van de vergrijzende samenleving als gevolg van de eenkind-politiek, corruptie, het groeiend ongenoegen bij de jongere generatie die veel meer vrijheden wil en natuurlijk de grote ecologische uitdagingen waar China voor staat. Maar net zo goed hoor ik hier een veelheid aan redenen waarom Europa het niet gaat redden: de EU is niet meer dan een verzameling bekvechtende landjes, er is geen (politiek) leiderschap, intern zijn de landen versplinterd en als continent is het totaal verlamd. Ook binnen de EU is er sprake van een groeiende kloof tussen arm en rijk en van corruptie. De gezondheidszorg en zeker het onderwijs hollen achteruit, men zal binnen afzienbare tijd niet meer met Azië kunnen concurreren. Europa is de oude wereld, oud en vermoeid. Azië is de nieuwe wereld, springlevend, vol creativiteit en kansen.
In de paar maanden dat ik hier nu woon heb ik mij meer dan eens verbaasd over het gevoel van superioriteit waarmee sommige bezoekers hier rondlopen. Mensen die eigenlijk alleen maar hun eigen wereldje kennen en hun waarden en denkkader de steen laten zijn waaraan ze alles en iedereen toetsen.
Het leuke van een tijd in een ander land wonen, is dat je – zelfs nog scherper dan in de Nederlandse multiculturele samenleving – ziet en ervaart dat er meerder realiteiten en meerdere waarheden zijn. Dat niets meer vanzelfsprekend is en dat jouw manier van doen maar één van de vele manieren van doen is.
En dat het er in de 21ste eeuw om zou moeten gaan daarom open te staan voor andere wereld- en mensbeelden. Omdat we elkaar allemaal harder nodig hebben dan ooit.
We zijn allemaal immers niets meer en niets minder dan gelukzoekers.