Dit stappenplan is een handleiding en aansporing voor burgemeesters om actief te handelen bij kennisgeving van betogingen die gepaard gaan met schennis van de Koran of andere heilige boeken. “Hierbij heeft het bevoegd gezag niet enkel het recht van de betogingsvrijheid te eerbiedigen, maar ook – en dat lijkt tot op heden nauwelijks te gebeuren – die van de godsdienstvrijheid,” zo schrijven de opstellers.
Volgens de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens worden uitingen die een aanval inhouden op een voorwerp van religieuze verering, niet beschermd door de vrijheid van meningsuiting (Otto-Preminger-Institut, r.o. 49). “De burgemeester dient deze uitingen dan ook te verbieden ter bescherming van de zogeheten religieuze vrede. Uitingen die aanzetten tot haat en religieuze intolerantie, denk aan het verbranden van de Koran, zijn niet toegestaan,” zo stelt de K7. “Dit staat manifestaties zelf, het betogen – eventueel met borden en/of spandoeken – verder niet in de weg. Aan dit recht wordt zo dan ook niet getornd.”
De moskeeën hopen met dit initiatief een bijdrage te leveren aan meer harmonie en rust in de samenleving en duidelijkheid te creëren wat betreft de kaders van de uitingsvrijheid. Escalaties zoals zaterdag 13 januari in Arnhem worden hiermee volgens de K7 voorkomen.
Het samenwerkingsverband wordt onder meer op het punt van het Stappenplan tegen Koranschennis juridisch ondersteund en geadviseerd door professor Tom Zwart, hoogleraar cross-cultureel recht aan de Universiteit Utrecht.
Als je een mening uit doe je dat over het algemeen om een ander te overtuigen, of in ieder geval om begrip te kweken voor die opvatting. Dat doe je met argumenten en voorbeelden. Ik vraag me af of je uitingen die er alleen op gericht zijn om een ander op stang te jagen nog als argumenten kunt beschouwen. Als schoolkinderen het doen noem je het pesten, hoe zou je het moeten noemen als volwassenen het doen?
Niets in de verzen van de Koran of zijn leefregels en voorschriften verbiedt het verbranden van de Koran of andere boeken. De islamitische manier om zich te ontdoen van de Koran is in feite verbranding. Wanneer een Koran beschadigd of versleten is, of er staan schrijffouten of vergissingen in, wordt hij verbrand. De derde Kalief van de Islam, Usman, die stierf in 656, was de leider van de vroege moslimgemeenschap die zich veel met de redactie en verspreiding van de Koran heeft bezig gehouden. Hij verbrandde alle andere Korans die tot op dat moment waren opgeschreven en geredigeerd, toen hij één exemplaar canoniseerde, dus als geldig en heilig verklaarde. Die Koran draagt zijn naam als samensteller tot op de dag van vandaag.
De reacties van moslims op het verbranden van de Koran gaan niet zozeer over het verbranden maar over met welke intentie dat gebeurt. Het gaat niet over rechtsgeldigheid maar over gedrag en handelingen die als ‘aanval op’ en bewust geuit disrespect tegenover de Islam en de Koran worden opgevat. De reacties van de meeste moslims worden niet ondersteund door de Koran zelf. Want het heilige boek van de Islam introduceert over de omgang met niet moslims, het principe van leven en laten leven. Zeg: Hé, ondankbaren! jullie die iets niet waar willen hebben! Ik dien niet wat u dient en u dient niet wat ik dien. Ik aanbid niet wat u aanbidt. Ook aanbid u niet wat ik aanbid. Daarom, voor u uw geloof en voor mij mijn geloof.’ Ook leert de Koran ons dat ieder mens verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag en handelingen: ‘Niemand kan de last of de schuld van een ander dragen…’ (35:18) en zegt: ‘Laat daarom geloven die wil geloven en niet geloven die dat niet wil…’(18:29).
De Koran bevestigt de menselijke vrijheid om te geloven of niet te geloven. En daarmee ook dat God, de profeet Mohammed en de Koran onder de vrijheid van geloof en vrijheid van meningsuiting vallen. Mensen kunnen hun eigen keuzen maken en bepalen daarmee hun bestemming in hun leven na dit leven. Vrijheid van meningsuiting of vrijheid van expressie is de vrijheid van burgers om hun overtuiging in het openbaar kenbaar te maken, zonder voor de mening door de staat bestraft te worden, of represailles van andere burgers te hoeven dulden. Ook omvat dit het recht informatie vrij te mogen verzamelen en verspreiden. De discussies die vanuit landen met in meerderheid een moslimbevolking worden aangestuurd, waarmee islamitisch beginselen en algemene menselijke logica geweld wordt aangedaan, kunnen daarmee niet de mondiale standaard van vrijheid van meningsuiting en religie of die van mensenrechten vaststellen. Wel is het goed en mogelijk om tot gezamenlijke afspraken te komen waarmee meer harmonie en rust in de samenleving en duidelijkheid kan komen wat betreft de kaders van de uitingsvrijheid over twee vrijheden die niet lijnrecht tegenover elkaar hoeven te staan: die van meningsuiting en die van religie.