Inleiding

Een pelgrimstocht is een fantastische periode voor het leren van diepe levenslessen. Ik kan je verzekeren dat als je in je eentje een pelgrimstocht maakt, je er heel anders van terugkomt dan je eraan begon. Een pelgrimstocht zit vol universele lessen, die je wellicht wel in de context van een pelgrimstocht ervaart, maar die veel verder gaan dan dat. Als pelgrim krijg je te maken met afscheid, verlies en rouw. Je moet aan het begin van je tocht je eigen identiteit opnieuw vormgeven en je moet je vanaf dat moment steeds opnieuw tot anderen verhouden. Ook moet je jezelf herontdekken. Emoties worden tijdens het pelgrimeren uitvergroot en er wordt een enorm beroep gedaan op je zelfredzaamheid. Het is een soort snelkookpan waarin een spoedcursus Leven plaatsvindt. Een beetje hulp is daarom, denk ik, meer dan welkom.

Hoewel een pelgrimstocht in essentie een individuele aangelegenheid is en ik over jouw specifieke ervaringen misschien niet veel kan zeggen, zit er in iedere pelgrimage ook iets universeels. Sinds een aantal jaar heb ik het voorrecht pelgrims- tochten te mogen begeleiden voor de Franciscaanse Beweging en maak dan van dichtbij de transformatieprocessen van de pelgrims mee. Het blijft me fascineren hoe tijdens die pelgrimstochten universele en persoonlijke ervaringen naadloos lijken aan te sluiten. Iedere pelgrim neemt zijn eigen bagage mee en worstelt met eigen vraagstukken en moeilijkheden. Het zijn processen die bij iedereen op hun unieke manier en in eigen tijd verwerkt moeten worden. De een wil het verlies van een dierbare verwerken, de ander een vervelende periode afsluiten en weer een ander gebruikt een pelgrimstocht juist om een prettige periode af te sluiten en een nieuw hoofdstuk te beginnen. Iedereen doet dat op zijn eigen manier. Sommigen willen heel veel praten, anderen juist zo veel mogelijk in stilte door het landschap trekken. Hoe uiteenlopend die processen en manieren van verwerken ook zijn, er zijn altijd algemene thema’s te ontdekken en de ervaringen van pelgrims zijn op een abstract niveau bijna altijd vergelijkbaar. In dit boek zal ik mijn persoonlijke ervaringen met je delen en proberen uit te leggen waarom die lessen me tot op de dag van vandaag bijgebleven zijn. Zo probeer ik vanuit mijn persoonlijke ervaring de universele lessen aan te stippen.

pelgrim

Die universele vraagstukken krijgen individueel kleur, maar het blijven universele ervaringen. Als ik vertel dat ik ooit een pelgrimstocht naar Istanbul heb gemaakt om mijn liefdesverdriet te verwerken, is dat een heel persoonlijke ontboezeming. Mijn vriendin maakte het uit, omdat ze een ander had ontmoet en ik, eerlijk gezegd, niet lang daarvoor ook gevoelens voor een ander had. De manier waarop die ervaring mijn eerste pelgrimstocht kleurde, maakte het tot een unieke ervaring voor mij. Het maakte mijn tocht mijn tocht. Ik ben ervan overtuigd dat er niemand is die diezelfde tocht op dezelfde manier heeft beleefd. Toch kan ik altijd goed praten met andere pelgrims en me herkennen in hun verhalen. Dat komt omdat de thema’s van de weg heel universeel zijn. Veel mensen kunnen zich voorstellen dat een jongeman van 25 zijn rugzak omhangt en de wijde wereld intrekt om zich te bezinnen op zijn leven en de liefde die hij moet missen. We kennen namelijk allemaal het gevoel dat de liefde ons ontsnapt en we ons in allerlei bochten moeten wringen om dat gevoel een plaats te geven.

De ontmoetingen die ik onderweg had, zijn uniek geweest. Soms voelde het alsof die precies op mij afgestemd waren. Het kan geen toeval zijn dat ik precies de juiste mensen op het juiste moment tegenkwam. Maar toch, tijdens iedere tocht die ik tot nu toe mocht lopen, gebeurde precies dat. Net op het moment dat je het nodig hebt, kom je de juiste persoon tegen. En dat geldt niet alleen voor mij. Iedere pelgrim die ik spreek heeft soortgelijke verhalen. Dus hoewel die ontmoetingen zelf uniek zijn, is het hebben van bijzondere ontmoetingen die je tot in het diepst van je wezen raken dat allerminst.

Sterker nog. Ik heb in de loop der jaren geleerd dat de lessen voor de pelgrim helemaal niet beperkt zijn tot het pelgrimeren alleen. In de snelkookpan van het pelgrimeren doen we ervaringen op die ons de rest van ons leven bijblijven en vormen. Als je ervoor openstaat en alert bent op wat de weg je geeft, biedt een pelgrimstocht ongelooflijk veel prachtige lessen. In vroegere tijden werd pelgrimeren al gezien als metafoor voor het leven. Aan kracht heeft het sindsdien nog niet ingeboet. Pelgrimeren als metafoor zien voor het leven betekent ook dat je de lessen voor de pelgrim kunt vertalen naar lessen voor het leven. Hoe ga je om met tegenslagen? Laat je je uit het veld slaan door regen en wind? Door de brandende zon? Of zet je door en daag je jezelf uit? De overwegingen die je maakt, maken je sterker en geven je zelfvertrouwen. Ervaringen die je de rest van je leven nog kunt gebruiken. Met dit boek hoop ik je alert te maken op die momenten tijdens jouw tocht en hoop ik ook dat je daardoor het maximale uit die unieke ervaring kunt halen.

Les 1: Zet altijd een stip aan de horizon

‘Voor ik terugkom wil ik weten of je me komt ophalen van het vliegveld,’ zei ik tegen haar nadat ik mijn rugzak had ingeleverd. ‘Als je er niet bent, weet ik dat het over is tussen ons. Maar ik wil er niet pas op het vliegveld achter komen. Beloof je me dat je me eerder laat weten of je hier over twee weken weer zult staan?’

‘Ja, dat zal ik doen. Ik heb gewoon even tijd nodig om overal over na te denken. Dat kon de afgelopen weken niet’, antwoordde ze.

Mijn broertje en ik stonden op het punt naar Turkije af te reizen om daar twee weken te gaan wandelen. Het zouden twee spannende weken voor mijn relatie worden. We waren vier en een half jaar samen en stonden op het punt uit elkaar te gaan. Ze had in Turkije een jongen leren kennen en dat had onze relatie aan het wankelen gebracht. Net nu het voor mijn gevoel juist weer beter ging. We hadden de afgelopen weken zo veel met elkaar gesproken dat we beiden wel wisten dat er niets meer te zeggen viel. We hadden alle mogelijke opties doorgenomen en tegen elkaar afgewogen. Niets was echt bevredigend. Zij wilde koste wat kost in Istanbul studeren, ook al zou ze Ahmed niet ontmoet hebben, zei ze. Sinds ze voor de eerste keer in Turkije was geweest, was ze verkocht. De cultuur, de gastvrijheid, de sfeer, alles leek voor haar perfect te kloppen. Nu kwam het einde van haar studie in zicht en diende de kans zich aan langere tijd daar te verblijven. Het was nu of nooit. En dat was voor haar eigenlijk al zo goed als zeker nu.

Ik had helemaal niets te zoeken in die stad. Ik hield van het land om dezelfde redenen, maar ik hield van het platteland, waar de mannen de hele dag in kleine cafeetjes thee zitten te drinken en waar ze nog met hun koeien, schapen en geiten over de heuvels trekken in de zomermaanden. Die twee dingen waren niet met elkaar te verenigen.

Twee weken later was de kogel door de kerk. Mijn hoofd voelde zwaar in mijn handen, mijn hart nog maar de helft van het formaat dat het eerst was. Tijs kwam aangelopen en sloeg een arm om me heen. ‘En?’ ‘Het is uit.’ Daar zaten we dan. Twee broers in Kaș, een klein badplaatsje in Turkije, uitkijkend over de zee. De zon ging langzaam onder en kleurde de lucht zacht oranje. Nog geen drie jaar eerder zat ik daar ook, op dezelfde plek. Ook toen had ik een arm om me heen, maar toen was die nog van haar. Op dat moment kon ik me geen betere arm wensen dan die van hem. De weinige woorden die we tegen elkaar zeiden waren genoeg. Ik was moe. Van het wandelen, van het praten, van de pijn, het verdriet, de woede, de wanhoop en het zelfmedelijden dat ik begon te voelen.

De dagen daarna gingen in een waas voorbij. Op de dag van terugreis was ik vroeg wakker geworden. De zon was net op en de straten waren nog smogvrij. Vanuit ons hotel liep ik de lange Istiklalstraat door naar het Taksimplein. ‘Haar straat’, de Istiklalstraat in de avond, als hij vol met mensen was en onder strenge politiebewaking stond, was nergens te bekennen. De straat was leeg en stil. Hier en daar lagen wat mensen te slapen en er reden busjes om de winkels te bevoorraden Verder was het ongewoon stil. Dit was mijn straat. Zo zag ik de stad het liefst. Zonder alle drukte. Op het grote Taksimplein was het al even stil. De enorme Turkse vlag wapperde zachtjes en sereen in de frisse ochtendwind. Op zijn reusachtige zilveren mast hulde hij het standbeeld van Atatürk vaak in de schaduw. Die eenzame ochtend scheen de zon er nog onderdoor en wapperde hij zo stilletjes dat ik er bijna rustig van werd. De zwarte stenen rond het enorme monument waren nat, net schoongespoten. Toeristen waren in geen velden of wegen te bekennen en ook de politie die hier ’s avonds altijd in groten getale aanwezig was, was weg. Ik ging zitten op een van de kleine witte hekjes die het weinige gras in Istanbul omheinen en liet mijn gezicht langzaam opwarmen in de opkomende zon. Ik had een hekel aan deze stad. Aan alle mooie en indrukwekkende geschiedenis van deze stad kleefde een haat die ik niet kwijt leek te raken. Overal zag ik haar en Ahmed lopen. De laatste dagen daar probeerde ik me voor te stellen hoe het zou zijn er te wonen. Hier, samen met haar, een avontuur aan te gaan dat ons beiden sterker zou maken, dat ons dichter bij elkaar zou brengen en dat uiteindelijk ook zou betekenen dat we samen oud zouden worden. Steeds als ik dat deed werd ik boos, omdat ik wist dat het niet zou lukken. Maar op die laatste ochtend op een leeg Taksimplein met de laagstaande zon op het gezicht van de grote Mustafa Kemal Atatürk, voelde ik langzaam een soort vertrouwdheid opkomen. Er was iets in die stad. Onmiskenbaar. En ik wist toen dat als het had gemoeten, ik er had kunnen wonen. Ook ik had er mijn plekje kunnen veroveren. Ik wist nog niet dat ik dat hetzelfde jaar nog zou doen. Op mijn eigen manier, op mijn eigen voorwaarden. Zonder haar.

Bij thuiskomst stond ze niet op me te wachten. We zouden elkaar de weken daarna nog regelmatig zien, maar dat was voornamelijk om ons huis leeg te halen en onze spullen te verkopen. Ik had voor mijn gevoel niets meer in Nederland. Voor ik naar Turkije ging, had ik mijn baan opgezegd. Mijn studie had ik een jaar daarvoor al afgerond en ik moest ook mijn huis verlaten. Ik had voor mijn gevoel niets meer om voor te gaan, om na te jagen. Ik had religiestudies gestudeerd, dus de kans op een baan was niet zo heel erg groot. Ik kon het ook niet laten gebeuren dat zij haar dromen na zou jagen en ik alleen achterbleef. Dat kon niet.

In 2011 was ik met mijn ouders en broertje naar Frankrijk geweest. Een familievakantie waarin we veel zouden wandelen. Tijdens die vakantie had ik een wandelstok gemaakt. Eigenlijk was het meer een staf van mijn lengte, net krom genoeg om comfortabel mee te lopen. Ik sneed hem van een hazelaar. ‘Mooi hout voor een wandelstok’, zei mijn vader. ’s Avonds bij het kampvuur schilde ik de bast eraf en liet hem drogen. De volgende dag nam ik hem mee. Veel te zwaar eigenlijk om de hele dag mee te lopen, maar ik hield vol. Aan het einde van de week had ik er ruim 60 kilometer mee gelopen en vond ik dat hij mee naar huis moest. In de auto was geen plek, dus bonden we hem op het dak.

Diezelfde stok stond drie jaar later nog steeds ongebruikt in de slaapkamer. Hij was inmiddels helemaal droog en een stuk minder zwaar dan tijdens die eerste tochten. Steeds nam ik me voor om hem mee te nemen als ik ging wandelen, maar steeds deed ik niet. Het zou er raar uitgezien hebben. Maar zo eind mei, begin juni 2014, zette hij me aan het denken. Misschien was de tijd gekomen hem eens echt te gaan gebruiken. En dan niet voor een dagtocht. Nee, voor een lange tocht. Voor een avontuur. Gewoon mijn rugzak, mijn stok en ik. Ik had een paar jaar eerder geprobeerd het Pieterpad te lopen. Ongetraind dacht ik wel even 30 à 40 kilometer per dag te kunnen lopen. Dat viel tegen. Na vier dagen zaten mijn voeten vol blaren en deden mijn knieën zo’n pijn dat ik opgaf en de trein terug naar huis nam. Dat was in 2012. Nog altijd wilde ik revanche.

Ik bevond me op een moment in mijn leven dat een pelgrimage naar Santiago gepast zou zijn. Los van alles zou ik me tijdens die tocht niet bezig hoeven te houden met werk. Zou ik me niet bezwaard hoeven te voelen tegenover mijn relatie die thuis zat te wachten en zou ik me geen zorgen maken over de betaling van de huur als ik een poosje wegging. Ik zou de traditie volgen en vanaf huis naar Santiago lopen. Door België en Frankrijk, over de Pyreneeën naar Spanje en dan westelijk, naar de kust, naar Santiago de Compostella. Daar zat meteen ook het probleem. Als er landen zijn waar ik al te vaak was geweest, dan waren het België en Frankrijk. Het waren de twee landen waar ik het minst naar uitkeek om doorheen te lopen. Eigenlijk spraken ze helemaal niet tot de verbeelding. Bovendien deden dat al zo veel mensen. Het laatste stuk zou ik moeten aansluiten in de pelgrimsfile. Zou ik opgaan in de massa en proberen mijn eigen zoektocht waardevol te maken terwijl er zo veel anderen dezelfde route liepen. Dat kon ik niet. Ik liep naar de wereldkaart die in de woonkamer boven de bank hing. Waar kon ik nog heen lopen? Rome? Dat was natuurlijk ook een mooie bestemming. Alle wegen leiden daar per slot van rekening naartoe. Maar wat had ik met Rome? Ik was er tijdens mijn studie een keer geweest. Het was een mooie stad, dat zeker. Het Colosseum was iets minder kolossaal dan ik had verwacht. Het was er iets drukker dan ik had gehoopt en de ijsjes waren minder goed dan thuis. Maar belangrijker nog, in de tijd dat ik daar was, had ik er geen band mee opgebouwd. Het trok me niet genoeg.

Kijkend naar de kaart werden mijn ogen getrokken naar het verre uiteinde van het continent, naar de plaats waar Europa en Azië gescheiden worden door een strook water, maar waar ze verbonden zijn door een stad. Ik keek naar de plek op de kaart waar zij en Ahmed op dat moment ongetwijfeld hand in hand liepen, precies op de grens tussen Europa en Azië. Ik keek naar Istanbul en ik wist dat ik, als ik zou gaan lopen, daarheen zou moeten lopen. Dwars door Europa, over de Balkan, naar de plek waar ik een paar weken daarvoor de zon zag opkomen. Ik zou naar het Taksimplein lopen.

‘Er is geen weg naar geluk, geluk is de weg’, zou de Boeddha ooit gezegd hebben. In diezelfde lijn kunnen we als pelgrims zeggen: ‘Er is geen weg naar het doel, de weg is het doel.’ Maar wat bedoelen we daarmee? In essentie zeggen we dan eigenlijk dat het niet uitmaakt of we ooit op onze bestemming aan zullen komen, omdat het wegzijn zelf het belangrijkste doel van de reis is. Ik ben van mening dat er een kern van waarheid in die uitspraak zit. Maar als het dan niet uitmaakt of we al dan niet aankomen, waarom zouden we dan überhaupt nog een bestemming kiezen? Waarom hebben we dan de neiging naar betekenisvolle plekken te lopen?

Voor het beantwoorden van die vragen heb ik voor mezelf een onderscheid gemaakt tussen de bestemming en het doel. Met de bestemming bedoel ik dan een fysiek aanwijsbare en te bereiken eindbestemming. Bijvoorbeeld een stad, een kerk of een boom. Een doel is voor mij juist niet iets fysieks, maar zie ik als het einde van een innerlijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld het verwerken van rouw, het zoeken van contact met jezelf of met God, het overwinnen van jezelf, of het verwerken van liefdesverdriet, zoals bij mijn tocht naar Istanbul het geval was. Ik geloof erin, maar dan loop ik wat vooruit op het feit dat bij een pelgrimstocht het doel belangrijker is dan de bestemming.

Met dit onderscheid wordt ook duidelijk waarom een bestemming mij op het eerste gezicht eigenlijk helemaal niet nodig lijkt. De werkelijke motivatie om een pelgrimage te ondernemen is zelden alleen het bereiken van een heilige plek. Bijna altijd ligt er een (ander) doel aan ten grondslag. De vraag is of die twee zo van elkaar te scheiden zijn als ik hier doe vermoeden. Zijn doel en bestemming niet veel te veel met elkaar verweven om te kunnen zeggen dat de bestemming er eigenlijk niet toe doet? Moet je per se naar Santiago lopen om jezelf te overwinnen of tot rust te komen, of kun je ook naar elke willekeurige andere plek op de aardbol lopen die ongeveer net zo ver weg is?

Ik denk dat dat laatste waar is. Kun je dan zomaar de deur achter je dichttrekken en beginnen te lopen? Dat denk ik dan weer niet. Natuurlijk speelt bij het lopen naar bekende pelgrimsoorden de eeuwenoude traditie een belangrijke rol. Het kan een tocht een bijzondere kleur geven als je in de voetsporen treedt van de miljoenen pelgrims die voor jou naar Santiago of Rome gelopen zijn. Je kunt dan deel uitmaken van die traditie. Hoewel ik denk dat de bestemming altijd secundair is aan het doel, geloof ik ook in de ondersteunende kracht die een betekenisvolle bestemming kan hebben. Een bestemming die aansluit bij het doel dat je voor ogen hebt, kan heel veel toevoegen. Het vergroot je motivatie, helpt je onderweg keuzes te maken en bepaalt natuurlijk voor een groot deel ook het karakter van je tocht. De bestemming bepaalt uiteindelijk of je op een kruising links- of rechtsaf slaat en als gevolg daarvan ook wie je wel en niet tegenkomt.

Die ochtend daar in Istanbul zou later de reden zijn dat dat mijn bestemming werd. Mijn doel was heel anders. Ik wilde me heroriënteren op mijn leven. Na een heftige periode waarin ik afstudeerde en mijn relatie uitging, wist ik niet goed meer waar ik aan toe was en wat ik in mijn leven wilde. Het ontdekken van mijn roeping, zou je kunnen zeggen, was mijn doel. Daarvoor koos ik Istanbul als bestemming. Ik denk dat het ook een andere bestemming had kunnen zijn. Uiteindelijk was het niet de bestemming die mijn reis maakte tot wat die was, maar de mensen die ik onderweg tegenkwam, de uitdagingen waar ik voor kwam te staan en ontwikkeling die ik zelf doormaakte. Natuurlijk had alles er anders uitgezien als ik een andere route had gelopen, maar in essentie had dat niets aan mijn tocht veranderd.

Tegelijkertijd is die bestemming natuurlijk ook essentieel. Het wordt het decor voor jouw verhaal. Iedere bestemming brengt zijn eigen sfeer en energie met zich mee. Op het moment dat je een duidelijke bestemming als stip aan de horizon hebt, kun je beter beslissingen nemen. Je onderscheid je daarmee als pelgrim van zwervers en wandelaars die zomaar wat rondlopen. In het dagelijks leven is het volgens mij niet anders. Het hebben van een duidelijke visie in het leven helpt je enorm met het maken van keuzes. Bedrijven en instellingen hebben altijd een missie en een visie. Het zijn hun belangrijkste kernwaarden in een paar zinnen samengevat. Als het goed is worden al hun keuzes langs die meetlat gelegd en wordt er in de gaten gehouden of de werkzaamheden en ideeën bijdragen aan het verwezenlijken van die doelstellingen. In ons persoonlijke leven hebben we niet altijd zo’n stip aan de horizon. We doen vaak maar wat en laten ons maar een beetje door de stroom meevoeren. Natuurlijk is dat soms ook lekker, maar het leidt er maar al te vaak toe dat we na ons werk moe op de bank ploffen, Netflix aanzetten en de hele avond televisie kijken. Is dat hoe je je vrije tijd door wilt brengen?

Voor mij biedt dat in ieder geval geen voldoening. Ik daag mezelf graag uit en probeer me dagelijks te ontwikkelen. De Engelse auteur Arnold Bennet beschreef al in 1910 hoe hij werkdagen zag veranderen. Met de opkomst van de ‘kantoorbaan’ zag hij werknemers van 9 tot 5 werken, die daarna het gevoel hebben klaar te zijn met de dag. De werknemer ziet die werkuren als ‘de dag’. Alle uren daarvoor of daarna zijn, volgens Bennet, niets meer dan respectievelijk een prelude of een epiloog. Bennet snapt niets van die houding en noemt die uitermate onlogisch en ongezond. Cal Newport, een Amerikaanse auteur stelt in zijn boek Deep Work dat steeds meer mensen in onze maatschappij lijden aan wat hij ‘chronische afleiding’ noemt. Door een gebrek aan duidelijke doelen en missies kunnen we ons steeds minder goed concentreren en zullen we tot steeds minder productieve activiteiten komen. Het zijn gewaagde opmerkingen, maar zetten ons wel aan het denken over de manier waarop wij ons leven leiden en welke doelen we willen nastreven (als we dat al willen).

Ik heb van mijn voettochten geleerd een stip aan de horizon te zetten en mijn best te doen die te bereiken. Dat is hoe ik wil leven en pelgrimeren helpt me daarbij. Aan het einde van het jaar reflecteer ik altijd op wat ik het afgelopen jaar bereikt heb, en kijk ik vooruit naar het volgende jaar. Wat wil ik dat jaar bereiken? Die doelen beitel ik niet in graniet. Ze geven richting, maar moeten me niet verstikken of in de weg staan. Het nadenken over de dingen die ik wil bereiken helpt me enorm bij het maken van keuzes gedurende het jaar. Het geeft me een bepaalde mate van focus en zorgt dat ik me niet bij iedere kruising af hoef te vragen wat ik zal doen.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
thomoo

Thomas Hontelez

Religiewetenschapper en docent levensbeschouwing

Thomas Hontelez is religie­wetenschapper en docent levens­beschouwing. Hij liep in 2014 een pelgrimstocht van Nijmegen naar lstanbul. …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.