Dit is de derde uitgave van de monitor ‘Vluchtelingen aan het Werk’ uitgevoerd door Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) in samenwerking met Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren in het sociaal domein. Met een online vragenlijst aangevuld met interviews is in kaart gebracht wat gemeenten doen om statushouders naar werk te begeleiden en welke gevolgen dat heeft voor statushouders. Driekwart van de Nederlandse gemeenten heeft aan het onderzoek meegedaan en daarmee zijn de uitkomsten representatief voor het beleid in heel Nederland.
Inzet blijft nodig
Uit de monitor blijkt dat persoonlijke aandacht én intensieve begeleiding door speciaal voor statushouders aangestelde klantmanagers, een belangrijke factor is in het succesvol toe leiden naar werk. In 84 procent van de gemeenten zijn dergelijke deskundige klantmanagers aangesteld om statushouders te begeleiden. Ook zijn er diverse aanpakken ontwikkeld waarbij statushouders de inburgering kunnen combineren met (vrijwilligers)werk.
Toch hebben nog lang niet alle statushouders kunnen profiteren van trajecten die zijn ingericht om hen een goede start op de arbeidsmarkt te geven. Zo’n twintig procent van de statushouders wordt nog niet begeleid door gemeenten. “Bijzonder zorgelijk is dat slechts zestien procent van de vaak jong volwassen statushouders, in het Nederlandse beroepsonderwijs instroomde. Terwijl een Nederlands diploma hen de beste kansen op werk biedt”, aldus onderzoeker Marjan de Gruijter.
Nu dreigen diezelfde trajecten door het wegvallen van extra gelden van het Rijk, te verdwijnen. Dit terwijl een intensieve begeleiding op maat de komende jaren hard nodig blijft. Want: de resultaten zijn nog bescheiden, dertien procent van de statushouders die sinds 2015 instroomden, vond een baan. Dit ondanks steeds groter wordende inzet van gemeenten. Zij zetten er sinds 2016 steeds sneller en beter op in om statushouders aan werk te helpen. Het gaat daarbij waarschijnlijk vooral om tijdelijke en/of deeltijdbanen. Het is aannemelijk dat een deel van de statushouders dat aan het werk is gegaan, weer terugstroomt in de bijstand. Wil men langdurige bijstandsafhankelijkheid voorkomen en de integratie en participatie van alle statushouders verbeteren, dan zijn grotere inspanningen en voor-investeringen nodig om iedereen de benodigde persoonlijke aandacht en begeleiding te bieden.
Verschillen tussen gemeenten
Gemeenten kunnen autonoom beslissen hoe ze de arbeidstoeleiding van statushouders inrichten. Welke speelruimte ze hebben, hangt onder meer af van beschikbare budgetten, aanwezige deskundigheid en politieke kleur van de gemeente. Hierdoor zijn er verschillen in aanpak tussen gemeenten en dat heeft invloed op de kansen voor statushouders om in te voegen in de Nederlandse samenleving. Dat verschil is met name zichtbaar als het gaat om de mogelijkheden om onderwijs te volgen. “Afhankelijk van waar statushouders gehuisvest worden, krijgen zij bijvoorbeeld al dan niet de mogelijkheid om te studeren met behoud van uitkering. Ook verschilt het beschikbare aanbod en de intensiteit van de begeleiding per gemeente”, zegt onderzoeker Inge Razenberg. “Wij zijn niet de enigen die deze ontwikkeling signaleren en zorgwekkend vinden. De Sociaal Economische Raad (SER) trok in mei dit jaar hierover ook al aan de bel.”
De onderzoekers roepen gemeenten op om meer in regionaal verband samen te werken om de instroom van statushouders in onderwijs en werk te verbeteren.
Wilt u dit artikel lezen op de website van Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS)? Klik dan hier.
Bron: Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS)